De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen

Juni 1987 87ste jaargang Nummer 6

* * t

1 4 't- i. i t-

Juni 1987 87ste jaargang Nummer 6

Eerste Presidium:

Ezra Taft Benson Gordon B. Hinckley Thomas S. Monson

Raad der Twaalf:

Marion G. Romney, Howard W. Hunter, Boyd K. Packer, Marvin J. Ashton, L. Tom Perry, David B. Haight, James E. Faust, Neal A. Maxwell, Russell M. Nelson, Dallin H. Oaks, M. Russell Ballard, Joseph B. Wirthlin

Adviseurs:

Hugh W. Pinnock, John H. Groberg, James M. Paramore, Derek A. Cuthbert

Redacteur: Hugh W. Pinnock

Director of Church Magazines:

Ronald L. Knighton

International Magazines:

Zakelijk redacteur: Larry A. Hiller

Adjunct-rédacteurs: David Mitchell, Jan U. Pinborough

Kinderster: Diane Brinkman

Vormgeving: N. Kay Stevenson, Sharri Cook

De Ster

Vertaling, nieuwsredactie en administratie:

Henri J. A. Tenthof van Noorden, Kerkelijk Vertaalbureau Raadstede 19, Postbus 224 NL-3430 AE Nieuwegein Telefoon: 0 (031) 3402-40260

Uitgever:

Kirche Jesu Christi der Heiligen der Letzten Tage, Industriestrasse 21, Postfach 1568 D-6382 Friedrichsdorf 1 Telefoon: 0 61 72/71 03 34

© 1987 by Corporation of the President

of The Church of Jesus Christ of Latter-day Saints

Alle rechten voorbehouden

De Ster

Jaarabonnement :

Nederland: ƒ25,30

België: Bfr. 460,00

Andere landen (per zeepost):

cheque in tegenwaarde van ƒ 28,00

Het abonnement kan elk gewenst moment ingaan en wordt automatisch verlengd, tenzij twee maanden voor vervaldatum schriftelijk is opgezegd. Opgave van een nieuw abonnement te richten aan de administratie; wacht met betalen tot u een acceptgiro ontvangt.

Verschijnt twaalf maal per jaar

Printed by Friedrichsdorf Printing Centre Federal Republic of Germany

PB MA 8706 DU

Officiële Nederlandstalige uitgave van De Kerk van Jezus Christus van de Heiligen der Laatste Dagen. De in deze publicatie afgedrukte artikelen werden overgenomen uit de tijdschriften „Ensign", „New Era" en „Vriend".

Inhoudsopgave

2 Boodschap van het Eerste Presidium: Kloekmoedig in het getuigenis van Jezus, President Ezra Taft Benson

5 Huisbezoekboodschap: Het fundament van de welzijnszorg

6 Ouderling Marvin J. Ashton: vriend van gedetineerden en staatslieden, Breek England

12 De reis naar Santiago, Mario Diaz Martinez

14 Flora Amussen Benson: levensgezellin van een profeet,

dienstmaagd des Heren, Derin Head Rodriguez 20 De verlangens van ons hart, Ouderling Dallin H. Oaks 25 Het boek dat kwijt was, Anna Margrethe Krogh Thomsen 27 Gedachten over intimiteit in het huwelijk,

BrentA. Barlow 35 Dienstverlening in de gemeenschap: buiten onze kring treden,

Jan Underwood Pinborough

Voor tieners en twens

42 Onzichtbare dingen, Don Lind

45 Het Aaronisch Priesterschap, Ouderling Boyd K. Packer

Kinderster

2 Fu Bi Hsia's gans, Vicki Blum

5 Wat kan ik doen om een zendeling te zijn?, Julie Wardell

6 Hoe bereid je een toespraak voor, Pat Graham

8 Van stip naar stip en kleurplaat, Roberta L. Fairall

Op de omslag:

Jezus in de synagoge van Nazareth, Schilderij van Greg K. Olsen. Met toestemming van Leo en Annette Beus.

. ■■- ■■ . ' ..:'■■ ' ' ■■

BOODSCHAP VAN HET EERSTE PRESIDIUM

KLOEKMOEDIG IN HET GETUIGENIS VAN JEZUS

President Ezra Taft Benson

Een zegen van onschatbare waar- de, die binnen het bereik van ieder lid van de kerk ligt, is een getuigenis van de goddelijkheid van Jezus Christus en zijn kerk. Een getui- genis is een van de weinige bezittingen die wij met ons meenemen als wij dit leven verlaten.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men door middel van de Heilige Geest kennis bezit van de goddelijke zending van Jezus Christus.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat de ge- boorte van onze Heer van goddelijke aard was - dat Hij inderdaad de Enig- geboren Zoon in het vlees is.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat Hij de beloofde Messias was en dat Hij vele machtige wonderen verrichtte terwijl Hij onder de mensen verbleef.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat de wetten die Hij als zijn leer voorschreef, waar zijn en dat men zich aan deze wetten en verordeningen houdt.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat Hij vrij- willig de zonden van de hele mensheid op zich nam in de hof van Getsemane, waardoor Hij naar lichaam en ziel leed en uit elke porie bloedde. Dit alles deed Hij opdat wij niet zouden hoeven te lijden als wij ons bekeerden (zie LV 19:16, 18).

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat Hij zegevierend uit het graf voortkwam met een verrezen lichaam van vlees en beenderen. En omdat Hij leeft, zal de hele mensheid leven.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat God de Vader en Jezus Christus inderdaad aan de profeet Joseph Smith verschenen om een nieuwe bedeling van zijn evan- gelie in te luiden, opdat verlossing aan alle naties gepredikt mag worden voor- dat Jezus Christus wederom verschijnt.

Een getuigenis van Jezus te hebben wil zeggen dat men weet dat de kerk die Hij oprichtte in het midden des tij ds en herstelde in deze tijd, zoals de Heer verklaarde: „de enige ware en le- vende kerk op de ganse aardbodem is" (LV 1:30).

Het hebben van zo'n getuigenis is van cruciaal belang. Maar zelfs van groter belang is het kloekmoedig zijn in ons getuigenis.

K!

loekmoedig te zijn in het getui- genis van Jezus betekent dat we in de goddelijke zending van Jezus Christus geloven, zijn evangelie aanvaarden en zijn werken doen. Het betekent ook dat we de profetische zending van Joseph Smith en zijn op- volgers aanvaarden en hun raad opvol- gen. Zoals Jezus heeft gezegd: „Hetzij gesproken door Mijn eigen stem, of door de stem Mijner dienstknechten, dat is hetzelfde" (LV 1:38).

Sprekend over hen die uiteindelijk de zegeningen van het celestiale ko- ninkrijk ontvangen, zei de Heer tegen Joseph Smith: „Zij ontvingen het getuigenis van Jezus, en geloofden in Zijn naam en werden gedoopt volgens de wijze van Zijn begrafenis - zij werden in Zijn naam begraven in het water overeenkomstig het gebod, dat Hij heeft gegeven" (LV 76:51).

Dezen zijn het die kloekmoedig zijn in hun getuige- nis van Jezus en die, zoals de Heer verklaarde „door geloof overwinnen en verzegeld zijn door de Heilige Geest der belofte, die de Vader uitstort op allen, die rechtvaardig en getrouw zijn" (LV 76:53).

„Allen, die rechtvaardig en getrouw zijn" - wat een sprekende beschrijving van hen die kloekmoedig zijn in het getuigenis van Jezus. Zij zijn moedig in het ver- dedigen van waarheid en gerechtigheid. Dat zijn de le- den van de kerk die hun roeping grootmaken (zie LV 84:33), hun tiende en bijdragen betalen, een zedelijk rein leven leiden, hun kerkelijke leiders in woord en daad steunen, de sabbat heiligen en alle geboden Gods gehoorzamen.

De Heer had het over hen toen Hij zei dat „alle tronen en heerschappijen, rijken en machten, zullen worden geopen- baard en toegewezen aan allen, die kloek- moedig voor het evan- gelie van Jezus Christus hebben volhard" (LV 121:29).

Indien iemand zijn getuigenis verliest en niet kloekmoedig is, heeft dat eeuwige gevolgen. Er zijn leden die weten dat dit werk in de laatste dagen waar is, maar die niet tot het einde toe vol- harden.

Iemand die zichzelf probeert wijs te maken dat hij of zij een getui- genis heeft van Jezus Christus, maar de raad en leiding van de leiders van zijn kerk niet kan aanvaarden, heeft een verkeerde houding en loopt gevaar zijn verhoging te verliezen.

Al sinds mijn jeugd heb ik met dankbaarheid een getuigenis gekoesterd van de waarheid van dit heerlijke werk waar wij mee bezig zijn en ik bid dat ik altijd kloekmoedig mag blijven. Ik laat u weten dat ik van mijn raadgevers houd en van mijn broeders van de Twaalf, het Eerste Quorum der Zeventig en de Presiderende Bisschap. Ik weet dat zij aangesteld zijn door de Heer, door inspiratie uit de hemel. Ik steun hun geïnspireerde woorden en raadgevingen en getuig tot u van de eenheid die er heerst onder ons, de alge- mene autoriteiten van deze kerk.

Ik heb de leden van de kerk lief. Ik heb alle kinderen van onze Vader lief en het is mijn verlangen dat alle mensen de zegeningen van het eeuwige leven zullen ontvangen, en ik weet dat ook de Heer, onze Heiland en Verlosser, dat wenst voor ieder van ons.

Mijn oproep tot alle leden van de kerk is kloekmoedig te zijn - oprecht en loyaal,

Trouw aan 't geloof, dat om' ouders beleden,

Trouw aan 't geloof, waar de mart 'laars voor streden,

Wat God beval of spreken zal,

Daarvoor staan w 'im- mer onwrikbaar pal!

(„Zal de jeugd van Zion dralen? HL., nr. 32.)

Ik getuig tot u dat dit de kerk van Jezus Christus is. Hij presi- deert deze kerk en is dicht bij zijn dienst- knechten. God zegene ons dat wij kloek- moedig zijn in ons ge- tuigenis van Hem, dat bid ik in de naam van Jezus Christus. Amen. D

De Heiland, geschilderd door Del Parson

EEN GETUIGENIS VAN JEZUS TE HEBBEN WIL ZEGGEN DAT MEN

WEET DAT HIJ VRIJWILLIG DE ZONDEN VAN DE HELE MENSHEID OP

ZICH NAM IN DE HOF VAN GETSEMANE, WAARDOOR HIJ NAAR LICHAAM EN

ZIEL LEED EN UIT ELKE PORIE BLOEDDE. DIT ALLES DEED HIJ OPDAT WIJ

NIET HOEVEN TE LIJDEN ALS WIJ ONS BEKEREN.

PRESIDENT EZRA TAFT BENSON

HUISBEZOEKBOODSCHAP

HET FUNDAMENT VAN DE WELZIJNSZORG

Doel: Begrijpen dat liefde het fundament van de welzijnszorg is.

Welzijnszorg is een uiting van ware liefde. President Spencer W. Kimball heeft gezegd: „We kun- nen onze liefde voor onze mede- mens, en in hoge mate voor de Heer, afmeten aan wat we voor el- kaar doen en voor hen die arm zijn en in moeilijke omstandigheden verkeren." (De Ster, december 1984, blz. 2.)

De liefde staat centraal in de welzijnszorg. In het Boek van Mor- mon lezen we: „Acht uw broede- ren als uzelf, en zijt gemeenzaam met allen en vrijgevig met uw mid- delen, zodat zij rijk mogen zijn, evenals gij.

„Maar zoekt het koninkrijk Gods, voordat gij rijkdommen zoekt.

„En nadat gij hoop in Christus hebt verkregen, zult gij rijkdom- men verkrijgen, indien gij er naar streeft ... de naakten te kleden en de hongerigen te voeden, de ge- vangenen te bevrijden en de zie- ken en lijdenden bij te staan" (Jakob 2:17-19).

Liefde uit zich in dienstbetoon aan anderen, en dit dienstbetoon komt zowel zij die geven als zij die ontvangen ten goede. „Er bestaat een onderlinge afhankelijkheid tussen zij die hebben en zij die niet hebben," zei president Marion G. Romney. „Het proces van het ge- ven verhoogt de armen en verne-

dert de rijken . . . beiden worden geheiligd. De armen, bevrijd van de knellende banden en beperkin- gen van de armoede, zijn in staat om als vrije mensen tot volledige ontplooiing te komen, in zowel materieel als geestelijk opzicht. De rijken voegen zich naar het eeuwi- ge beginsel van het geven, door anderen te laten delen in hun overvloed. Wanneer iemand zelf- redzaam is geworden, steekt hij anderen de helpende hand toe en herhaalt het proces zich." (De Ster, november 1984, blz. 1.)

Een jong echtpaar verloor al hun bezittingen toen hun woonplaats door een overstroming getroffen werd. Vrijwilligers groeven de modder en stenen uit hun huis weg. Er werd voedsel, kleding en tijdelijk onderdak verschaft; de ZHV verving veel noodzakelijke huishoudelijke artikelen. Door deze hulp ontwikkelde er zich een onvoorstelbare liefdesband tussen zij die geholpen werden en zij die hielpen. De ZHV-presidente zag hoe een van de doelen van de ZHV - elkaar steunen en helpen - verwezenlijkt werd. Het jonge echtpaar, diep getroffen door deze liefdedaden en emotionele steun, had een sterker verlangen om an- deren te helpen.

De welzijnszorg heeft een diep geestelijk doel. Als we anderen dienen, groeien we in liefde en ge- tuigenis, aldus vervullen we ons rentmeesterschap als leden van de kerk van de Heer. De Heer be-

vestigde dit in de Leer en Verbon- den: „Mij (zijn) alle dingen geeste- lijk, en nimmer heb Ik u een wet gegeven, die tijdelijk was" (LV 29:34).

„Ogenschijnlijk zijn het allemaal stoffelijke dingen, " zei president David O. McKay, „fruit en groente inblikken, voedsel opslaan . . . maar al deze dingen hebben een geestelijk aspect."

Toen legde president McKay een verband tussen geestelijke ontwik- keling en welzijnszorg: „De ont- wikkeling van onze geestelijke aard moet onze grootste zorg zijn. Spiritualiteit is de hoogste verwor- venheid van de ziel, het goddelijke in de mens . . . Tegenslag . . . kan ons tot God en geestelijke verlich- ting voeren; ontbering kan een bron van kracht blijken als wij zachtaardig in ons gemoed en onze geest blijven." (Conference Report, oktober 1936.)

SUGGESTIES VOOR HUISBEZOEKSTERS

1. Vertel over ervaringen uit uw leven waarbij de beginselen van de welzijnszorg u en uw gezin tot ze- gen waren.

2. Bespreek manieren waarop de beginselen van de welzijnszorg aan gezinsleden onderwezen kan worden.

3. Verwoord uw gevoelens over de geestelijke aard van welzijns- beginselen.

Ouderling Marvin J. Ashton

Vriend van gedetineerden en staatslieden

Breek England

Op 7 januari 1984 was het de eerste keer in de ge- schiedenis van de Ver- enigde Staten van Amerika, dat een premier van de Volksrepu- bliek China het land een bezoek bracht. Toen zijn helikopter boven het kleine plaatsje Laie (Hawaii) verscheen, waren er honderden diplomaten, verslag- gevers, militaire autoriteiten en tolken tussen de palmbomen van het terrein van de Brigham Young University samen- geschoold. Toen de helikopter geland was, stapte er een lange man met zilvergrijs haar naar voren. Hij was de man die pre- mier Zhao Ziyang namens de president van de Verenigde Staten verwelkomde. Die man was ouderling Marvin J. Ashton van de Raad der Twaalf.

Voor ouderling Ashton was de ontmoeting met de Chinese pre- mier vooral een gelegenheid om een nieuwe vriendschap te slui- ten. „Hij bleek trots te zijn op zijn familie", herinnert ouderling Ashton zich. „Hij kwam op mij over als een waardig, warm en onge- kunsteld mens die ons snel op ons gemak stelde."

Later die dag werd ter ere van de premier een schit- terende receptie gehouden in de 'Royal Hall' in Hono- lulu. Toen de premier voorbijliep, zag hij broeder en zuster Ashton onopvallend achter drie rijen genodig- den staan. Hij stapte op ouderling Ashton toe en schudde hem de hand. Voor hij vertrok zei hij tegen ouderling Ashton: „Ik weet niet wat me te wachten staat op mijn reis door de Verenigde Staten en Canada,

Als lid van het Quorum der Twaalf is ouderling Ashton in de gelegenheid zijn liefde te delen met alle leden waar ook ter wereld.

maar ik weet wel dat mijn ont- moeting met u het hoogtepunt zal zijn."

Een „doctoraat in intermenselijke verhoudingen"

Ouderling Marvin J. Ashton was een voor de hand liggende keus om de Chinese leider te ver- welkomen. Hoewel zijn achter- grond commercieel is, kan van ouderling Ashton gezegd worden dat hij een „doctoraat in inter- menselijke verhoudingen" heeft. In zijn positie als kerkleider vindt hij de grootste voldoening in het werken met mensen en het constateren van hun vooruit- gang. In alle gelederen van de kerk is hij geliefd vanwege zijn boodschappen van naastenliefde en hoop.

Zijn zachtaardigheid en be- langstelling voor mensen, on- geacht hun achtergrond, hebben hem ertoe aangezet ook in de sa- menleving actief te zijn. In de af- gelopen jaren is hij onder andere hoofd geweest van een instantie voor maatschappelijke dienstverlening, adviseur van tieners en delinquenten, en voorzitter van tal van commissies.

Marvin Jeremy Ashton werd op 6 mei 1915 in Salt Lake City geboren. Zijn vader, Marvin O. Ashton, is lid geweest van de Presiderende Bisschap van de kerk. Hij was handelaar in hout en ijzerwaren en gaf Marvin alle ruimte om het vak te leren. Rae Ashton-Jeremy, Marvins moeder, was een vrouw die haar man in alles steunde, was actief in de ZHV en het jeugdwerk - een

7

geweldige moeder voor haar drie jongens en drie meisjes.

Na de middelbare school doorlopen te hebben, volg- de Marvin een handelsopleiding aan de University of Utah. Hij was sportredacteur van het studentendag- blad en werkte daarnaast halve dagen in het familie- bedrijf. „Mijn vader zei dat als ik op zending wilde, ik het helemaal zelf moest betalen." Na zijn opleiding voltooid te hebben was Marvin in staat om zijn hele zending in Engeland te betalen.

Basketbalster en redacteur

In deze moeilijke dagen voor de kerk in Engeland vormden de zendelingen sportteams en koren, in een poging op die manier de kerk een nieuw imago te ge- ven. Ouderling Ashton besloot beide te proberen. „Ik weet niet hoe geslaagd mijn auditie voor het 'Millenni- al Chorus' was," grinnikt hij, „ze hebben me in ieder geval niet gevraagd." Basketbal ging hem beter af. Hij was zelfs de aanvoerder van het zendelingenteam, de „Saints", dat het nationale kampioenschap van Enge- land won en het Europese kampioenschap in Lille (Frankrijk).

Marvin keerde in 1939 van zijn zending terug en trouwde het jaar daarop met Norma Berntson. Dit huwelijk werd in de Salt Lake-tempel voltrokken. Zij was voorzitster geweest van een vereniging voor studentes, cum laude aan de University of Utah afgestudeerd en had een paar jaar les gegeven. Het jaar voor hun huwelijk bouwde Marvin een huis voor zijn bruid. Daarna maakte hij van het bouwen van huizen zijn beroep, totdat hij een huis kon kopen.

Een liefdevolle bediening

In 1948 hadden broeder en zuster Ashton twee zoons en twee dochters en werd Marvin geroepen als lid van het algemeen bestuur van de OOV. 21 jaar had hij zitting in dat bestuur en leerde in die tijd veel over de behoeften en problemen van de jeugd. „Als het aan mij lag," zegt hij, „hield ik me met tieners bezig. Je moet willen luisteren." In zijn woonplaats werkte hij mee aan de oprichting van een tehuis voor jonge mensen met problemen.

In 1969 werd ouderling Ashton geroepen als assistent van de Raad der Twaalf. Hij was de laatste algemene autoriteit die geroepen werd door president David O. McKay, die verzwakt was door ouderdom en ziekte. „Met broze stem zei hij tegen me: 'Ik wil dat je me helpt'", herinnert ouderling Ashton zich. „Ik kon dat verzoek onmogelijk weigeren."

In zijn werkzaamheden als algemene autoriteit is ou- derling Ashton het soort discipel geweest waar Jezus het over had toen hij zei: „Ik ben in de gevangenis ge- weest en gij zijt tot Mij gekomen" (Matt. 25:36). Het

8

De talenten van ouderling Marvin J. Ashton werden al vroeg in zijn leven opgemerkt, bijvoor- beeld toen hij als kroonverkenner werd onderscheiden.

Ouderling Ashton in gesprek met president N. Eldon Tonner, voormalig eerste raadgever in het Eerste Presidium.

was ouderling Ashtons taak om alle sociale dienstver- lening van de kerk in een organisatie onder te bren- gen. Terwijl hij daarmee bezig was kreeg hij inzicht in de ernstige problemen waar alcoholisten, delinquen- ten, ongehuwde moeders en gedetineerden mee ge- confronteerd worden. Hij werkte mee aan de ontwik- keling van een gezinsavondprogramma waarbij gedeti- neerden wekelijks contact hadden met een HLD-gezin. Volgens ouderling Ashton komen er van de vrijgelaten gedetineerden die aan dit programma deelgenomen hebben er minder terug in de gevangenis dan zij die dat niet hebben.

„Weet u nog waar u mij voor het laatst gezien heeft?"

Toen ouderling Ashton eens in de Jordan River- tempel was kwam er een jongeman naar hem toe die

Een familiefoto van de familie Ashton met ongetrouwde kinderen na afloop van een partijtje waarbij ouderling Ashton in het zonnetje was gezet.

op het punt stond aan zijn vrouw verzegeld te worden. „Weet u nog waar u mij voor het laatst gezien heeft?", vroeg hij. „In de Utah State gevangenis. U sprak tij- dens een kerstbijeenkomst de gedetineerden toe."

„O", zei ouderling Ashton enigszins verbaasd, „wat zei ik toen dat u geholpen heeft?"

„Ik weet niet meer wat u gezegd heeft," antwoordde de jongeman, „maar naderhand kwam u naar ons toe en schudde mij de hand. Toen ik besefte dat een apostel van de Heer iemand als mij de hand wilde schudden, wist ik dat ik wel iets waard moest zijn." Deze ervaring was het begin van een proces van beke- ring en vergeving voor de jongeman.

Ouderling Ashton besteedt veel tijd aan het advise- ren. Vaak verzoekt een ringpresident hem met iemand te praten die zedelijke problemen heeft of spanningen in het huwelijk. Zijn standpunt is dat er maar een ma- nier is om mensen te helpen en dat is van hun huidige situatie uit te gaan, zonder zich blind te staren op hun fouten in het verleden. Als hij advies geeft aan hen die de geboden overtreden hebben, zegt hij: „Het interes- seert me niet zozeer wat je gedaan hebt of waar je geweest bent, dan wel waar je hier vandaan naartoe gaat."

Geloven in mensen

Zijn succes als adviseur komt voort uit zijn geloof in mensen. „Als je niet in mensen gelooft, zullen ze zich

^nz:

niet ten goede veranderen," zegt hij. Ouderling Ash- ton ondervond dit beginsel in zijn eigen jeugd. „Toen ik nog op school zat, waren mijn cijfers voor wiskunde niet geweldig. Mijn leraar zei: 'Ik zal niet toestaan dat jij zulk werk levert terwijl ik weet wat je kunt. Je kunt veel beter en ik wil niet dat jij minder doet dan je kunt.' Dat was een keerpunt, niet alleen op school maar in mijn leven, want ik wist dat die leraar in mij geloofde. De beste bisschoppen die ik ooit gehad heb, waren zij die genoeg in mij zagen om me iets extra's te doen te geven - al was het maar de tuin van de kerk schoonhouden toen ik diaken was."

Opmerkelijke geestelijke indrukken

Aan zijn leven van dienstbetoon werd een dimensie toegevoegd toen hij op 2 december 1971 geroepen werd om de open plaats in te nemen die in de Raad der Twaalf was ontstaan door de dood van ouderling Richard L. Evans. Sinds dat moment heeft hij vele ge- weldige ervaringen gehad. „De opmerkelijkste geeste- lijke indrukken komen vaak bij het roepen van nieuwe ringpresidenten. Je bidt en denkt na over de mensen die tot die functie geroepen kunnen worden, door de macht van het priesterschap weet je wie het moet zijn. Je bent aan een tijdslimiet gebonden en de Heer helpt je om daar binnen te blijven. Je begint om twee uur met je gesprekken en om vijf uur weet je wat de Heer ook al wist. Ik heb ondervonden dat je geen inspiratie van de Heer kunt ontvangen zonder jouw deel te doen om het mogelijk te maken - de bede moet vergezeld gaan van een nederig zoeken naar het antwoord."

Als bijzondere getuige van Jezus Christus is ouder- ling Ashton zich voortdurend bewust van zijn zending om anderen te onderwijzen en naar een hoger niveau te tillen. Op een gegeven moment stond een van zijn vrienden, die inactief was, op het punt zijn zoon op zending te sturen. Toen ouderling Ashton dit hoorde, maakte hij een afspraak met zijn vriend, gewoon om zijn arm om hem heen te slaan en te zeggen: „Zou het niet fijn zijn als hij het zendingsveld inging als jouw zoon voor tijd en eeuwigheid?" Kort daarop begon de inactieve broeder zichzelf en zijn gezin voor te berei- den op de zegeningen van de tempel.

Ouderling Ashton, nu al meer dan vijftien jaar werk- zaam in de Raad der Twaalf, nadert zijn 73ste verjaar- dag. Het eens zandkleurige haar is nu helder wit, maar de slag zit er nog in. Ook gaat er een onmiskenbare jeugdigheid van hem uit, die past bij iemand die al zo lang een vriend van de jeugd van de kerk is. Als hij opstaat torent hij boven alle anderen in de kamer uit en zijn aangename gezicht vertoont vaak een jongens- achtige glimlach. Zijn stem is rustig en zacht, en hij laat in gesprekken met volslagen vreemdelingen alle formaliteit achterwege, zodat het lijkt alsof hij de per- soon al jaren kent.

Lichaamsbeweging is altijd belangrijk geweest voor

Boven: De familie Ashton anno 1943, op achterste rij

in het midden Marvin J. Ashton.

Rechtsboven: Marvin J. Ashton en Norma Berntson

Ashton op hun huwelijksdag in 1940.

Rechtsonder: In 1984 ontving ouderling Ashton een

eredoctoraat in humaniora van de Universih/ of Utah

voor zijn prestaties en dienstbetoon.

Uiterst rechts: Ouderling Ashton ontving de Silver

Beaver Award, een van de hoogste onderscheidingen in

scouting als erkenning voor verricht dienstbetoon.

10

ouderling Ashton. Hij ziet er veel jonger uit dan hij in werkelijkheid is en zo voelt hij zich ook, wat hij toe- schrijft aan het feit dat hij regelmatig sport. Hij pro- beert elke week te tennissen en elke avond een paar kilometer te lopen, zo mogelijk met zijn vrouw Norma. Over zuster Ashton zegt hij: „Norma is het beste dat me ooit is overkomen. We nebben het altijd al leuk gevonden om samen dingen te doen."

Twee eenvoudige stelregels voor het opvoeden van kinderen

Zijn gezin heeft altijd bovenaan zijn prioriteitenlijst gestaan. Over zijn taak als vader zegt hij: „Er zijn twee eenvoudige stelregels voor het opvoeden van kinderen

- houdt van ze en disciplineer ze. Leg ze altijd uit dat er een discipline moet zijn waarbij iedereen weet waar hij aan toe is, zonder woede-uitbarstingen, slaag, of sarcasme." Een ander belangrijk punt: „Probeer voor het merendeel te luisteren. Vraag je kinderen wat ze denken, geef ze een stem. In plaats van ze opdrachten te geven, vraag ze wat zij denken dat ze moeten doen. Als u ze goed onderwezen heeft, zult u verbaasd staan hoe zij u helpen om wijze beslissingen te nemen."

Ouderling Ashton probeert nog altijd om nauw con- tact te onderhouden met zijn kinderen en zorgt er al- tijd voor dat zijn schoonzoons en -dochters het gevoel

hebben dat zij volwaardige gezinsleden zijn.

Ouderling Ashton heeft voor zichzelf maar een grote zorg: „Doen wat ik weet dat ik moet doen." Hij voelt ook mee met hen die dat niet doen. In al zijn bood- schappen aan de heiligen weerklinkt de uitnodiging die de Meester deed: „Hij verlangt naar u. Hij zal u met open armen ontvangen, waar u ook geweest bent, waar u nu ook bent, of welke talenten u al of niet heeft." (De Ster, juli 1983, blz. 58.)

De vriendschap van deze discipel van Christus is oprecht en is niet aan rang of stand gebonden. Hij beurt iedereen op die hij ontmoet, van premiers van grote naties tot de meest wanhopige gedetineerden. De gekwelden, de veronachtzaamden, de vermoeiden - zelfs de misdadiger - hebben zijn liefde voor hen ge- voeld. Niemand die ouderling Ashton kent, kan enige twijfel hebben over wie hij volgt, noch aan de waar- heid van de woorden van de Heiland: „Hieraan zullen allen weten, dat gij discipelen van Mij zijt, indien gij liefde hebt onder elkander" (Joh. 13:35). D

Breek England, docent Engels en Frans, is raadgever in de bisschop van de list Wijk van Bountiful (Utah).

11

DE REIS NAAR SANTLA

f

73 T3

i

<U O

Op 27 februari 1977 gingen we op reis naar San- tiago, voor de eerste gebiedsconferentie in ons geboorteland Chili. Mijn vrouw Teresa, ik en onze vier kinderen - Oriana, Doris, Mariela en Mario jr. - wilden heel graag naar de conferentie, omdat pre- sident Spencer W. Kimball er zou zijn. We hadden geen buskaarten kunnen krijgen, dus moesten we de 530 kilometer, vanaf ons huis in Los Angeles, per trein afleggen.

Wij zessen reisden samen met ongeveer negen an- dere leden van onze wijk. Na een aantal malen te zijn overgestapt, arriveerden we uiteindelijk in Valdivia. Vanaf daar zou de reis nog tien uur duren.

Op het station van Valdivia wachtten ongeveer 150 mensen op de trein naar Santiago. Toen hij aankwam, werd er door de luidsprekers omgeroepen, dat de lo- comotief het had begeven. We moesten nog twee uur op een andere locomotief wachten. De trein was al zo vol dat de mensen op de treeplanken stonden en uit de ramen hingen.

Er zou later op de avond nog een trein, van verder uit het zuiden, komen. We kwamen bij elkaar om te bidden en een plan te maken. We spraken af dat ieder van ons hoe dan ook zou proberen op de volgende trein te komen, maar dat, wat er ook gebeurde, Mario jr. niet uit het oog verloren mocht worden. Even na middernacht hoorden we de fluit van de trein en de mensen begonnen te roepen: „Daar komt-ie! Daar komt-ie"! Er verdrongen zich nu ongeveer tweehon- derd mensen op het perron.

Toen de trein in zicht kwam, maakte onze opwin- ding plaats voor teleurstelling. Ook deze trein zat al vol. Toen hij afremde en stopte, drongen we ons door de menigte naar de rand van het perron om te probe- ren een plaatsje te bemachtigen. Ik lette op kleine Ma- rio en duwde hem in een van de treinstellen. Maar de trein begon al weer te rijden; hij had maar een paar se- conden stilgestaan! Toen hij in de duisternis was ver- dwenen, vroeg moeder, „Waar is iedereen?" We wa-

ren er nog allemaal, behalve de tien jaar oude Mario. „Waar is mijn zoon? vroeg moeder in paniek. Ik pro- beerde haar uit te leggen wat er was gebeurd en ver- telde haar dat we op de Heer moesten vertrouwen.

Terneergeslagen keken we naar de defecte locomo- tief, die nog in het station van Valdivia stond. Die was onze enige hoop. Het lukte ons in het achterste ge- deelte van de kolenwagon te klimmen - vijftien men- sen met koffers en pakjes in een ruimte gepropt die niet groter was dan 4 meter. Een uur later werd er een andere locomotief aan de onze gekoppeld, en begon- nen we aan de tien uur durende reis. Daar waren we - mannen, vrouwen en kinderen - die zich vastklamp- ten aan stangen en spijlen, velen op één voet, terwijl de andere in het luchtledige hing, sommigen hadden zich met riemen vastgegespt. We hadden het koud en waren doorwaaid. De vonken uit de schoorsteen van de locomotief regenden op ons neer.

Na twee en een half uur werd de voorste loc vervan- gen door een diesellocomotief. Af en toe veranderde onze wanhoop in paniek, als we eraan dachten wat er allemaal met onze kleine Mario zou kunnen gebeuren, die ons bij die tijd drie uur vooruit was.

Eén uur 's middags bereikten we uiteindelijk onze bestemming. Het centraal station van Santiago had veel weg van een kolkende mensenzee. Kort nadat we op zoek waren gegaan, hoorden we een stemmetje „mama, mama" roepen. We omhelsden Mario en elkaar en huilden van vreugde. De Heer had onze ge- beden verhoord.

Mario vertelde ons hoe bang hij was geweest. De reis duurde zo lang dat hij wel in huilen had kunnen uitbarsten. Uiteindelijk had hij een plekje tussen twee stoelen gevonden, waar hij in slaap was gevallen. Toen hij in Santiago aankwam, wist hij niet wat hij moest doen. Hij vertelde dat alleen zijn geloof in de Heer en zijn verlangen om de profeet te zien, hem overeind hadden gehouden.

Tijdens de priesterschapsvergadering die avond,

./■••-

3*«

*5

MÉÊU&

\) ., ' J i .' \r

'-:y-i>^:-'^^'-~:

12

GO

Mario Diaz Martinez

was het stadion van Chili tot de nok toe gevuld. Kleine Mario en ik zaten ongeveer veertig meter bij de profeet vandaan. De geest was op dat moment zo sterk, dat mijn ogen zich opnieuw met tranen vulden toen ik aan de grote zegeningen dacht die onze opof- fering had gebracht. Ik zat over onze geweldige erva- ring na te denken toen ik merkte dat Mario was ver- dwenen. Ik keek snel om me heen, maar Mario was nergens te bekennen.

Bang keek ik naar de profeet, alsof ik daar troost zocht. En daar was Mario, hij groette de profeet en schudde vol liefde zijn hand. Toen rende Mario naar mij toe, hij huilde van vreugde. „Kijk naar mijn hand," zei hij. „Hij heeft de profeet van God aange- raakt." Hij was voorbij de bewakers van president Kimball geslipt.

Nu, acht jaar later, studeert Mario aan de univer- siteit voor ingenieur. Hij is een leider in de kerk en be- reidt zich voor op zijn zending. „Zolang ik leef, zal ik onthouden dat ik de hand van de profeet heb ge- schud," zegt hij. „Het is de liefde van onze Hemelse Vader voor een ieder van ons, vooral voor ons gezin, die mij de moed geeft om de Heer full-time te dienen." D

FLORA

AMUSSEN BENSON

Levensgezellin van een profeet, dienstmaagd des Heren

Derin Head Rodriguez

Ze zitten zij aan zij op de bank, stevig tegen elkaar aangedrukt. Of zij willen zingen voor de aanwezigen? „Zullen we?" vraagt hij haar, een jongensachtige glimlach straalt uit zijn ogen. Zij knikt en het paar zet „When It's Springtime in the Rockies" in, een bekend Amerikaans volksliedje. Zij zingt met een hoge sopraanstem, die hij met een warme tweede stem complementeert. Hun hoofden raken elkaar bijna en hun ogen ontmoeten elkaar veelvuldig.

Goede harmonie

Er is sprake van een goede har- monie - muzikaal en anderszins; een harmonie waar zestig jaar aan gewerkt is. Als ze uitgezongen zijn, zegt hij lachend: „Dat was vreselijk!". Maar in werkelijkheid had hun bescheiden optreden zeer harmonieus geklonken, typerend voor de harmonie die Ezra Taft Benson en Flora Amussen Benson in de afgelopen zestig jaar ten toon hebben gespreid. Of zij nu zongen, lachten, baden of werkten, het maakte niets uit. De jaren brachten hen van een klein boerderijtje in het zuiden van Idaho, via het kabinet van Dwight D. Eisenhower, president van de Verenigde Staten in Washing- ton D. C, en zendingsgebieden op de Britse Eilanden en Hawaii, naar het Presidium van De Kerk van Jezus

Christus van de Heiligen der Laatste Dagen in Salt Lake City. „Hora heeft meer visie ten aanzien van mij en mijn potentieel gehad dan wie dan ook in mijn leven", zegt president Benson. „Haar geloof en steun zijn een grote zegen." „Het is voor mij een grote zegen de vrouw van een profeet te zijn", zegt zuster Benson. De roeping van haar echt- genoot brengt hem naar alle hoeken van de wereld en Hora heeft hem daar voortdurend bij vergezeld. Zij is vaak wat verlegen in het openbaar, maar zij weet haar man toch krachtig terzijde te staan.

Pionierouders

Hora was het laatste kind van de laatste vrouw van Carl C. Rasmussen, Utahs eerste juwelier. Carl, die in 1823 in een beschaafd gezin in Kjolge (Dene- marken) het levenslicht zag, kwam op vijfentwintigjarige leeftijd met het evangelie in aanraking toen hij een exemplaar van Parley P. Pratts Voice of Warning van de straat opraapte. De welgestelde juwelier en horloge- maker, een diep geestelijk man, werd spoedig daarna gedoopt. Toen zijn oprechte pogingen zijn familie te be- keren op niets uitliepen, verkocht hij zijn zaak en verliet Europa om zich bij de heiligen in Utah te voegen. Ouderling Amussen reisde in stijl van St. Louis (Missouri) naar Salt Lake City, met een kok, en een menner voor zijn span ossen. Toen hij in de Zoutmeervallei

aankwam, begon hij weer een juwelierszaak.

Zijn zaak werd al gauw het paradepaardje van de nieuwe stad, met de eerste aangelegde tuin en fon- tein in de staat. Hij was een geslaagd zakenman, kerk- werker en leider in de gemeenschap, eerst in Salt Lake City, later in het noordelijk gelegen Logan. Hij vond ook de tijd om vier zendingen te vervullen, twee in Denemarken, een in Australië en een in Nieuw-Zee- land. Carl zorgde goed voor zijn gezin en nam vaak gezinsleden mee op reis; tweemaal maakte hij een reis om de wereld. Hij was een ontwikkeld man, sprak verschillende talen en was eigenaar van een van de beste bibliotheken en olieschilderijencollecties in Utah.

Flora's moeder, Barbara Smith Amussen, werd in

„Het populairste meisje van de stad"

Hora ontmoette „T", zoals ze haar man liefkozend noemt, voor het eerst toen zij aan het Utah State Agri- cultural College (nu Utah State University) in Logan studeerde. Hij stond op de hoek van de straat met zijn neef, een van haar vrienden, toen zij in haar auto voorbijreed en vriendelijk naar hun zwaaide. „T" was toevallig op de campus van de universiteit waaraan hij een schriftelijke cursus volgde, totdat hij het zich fi- nancieel kon veroorloven full-time aan de universiteit te studeren.

Boven: De ouders van zuster Flora Amussen Benson, Barbara Smith en Carl C. Amussen. Rechts: Flora Amussen toen zij afstudeerde aan het Utah State Agricultural College. Andere bladzijde: Gekleed voor het bal bij de inauguratie van president Eisenhower.

1867 in Tooele (Utah) uit Schotse ouders geboren. Zij hunkerde naar een goede scholing, had een voorliefde voor schoonheid en een opgeruimd, edelmoedig ka- rakter. Toen zij voor in de twintig was huwde zij Carl Amussen, die tweeënveertig jaar ouder was dan zij.

Zuster Amussen bracht acht kinderen ter wereld, van wie de laatste - Hora - slechts een jaar was toen broeder Amussen op zesenzeventigjarige leeftijd over- leed. Zuster Amussen, die daardoor veertig jaar van haar leven weduwe was, was twintig jaar lang werk- zaam in de Logan-tempel.

Flora Amussens karakter kwam tot ontwikkeling in een gezin waar liefde en geloof heerste. Hoewel zij zich haar vader niet kan herinneren, werd zij toch in grote mate beïnvloed door de verhalen over hem. Het was evenwel de nauwe band tussen moeder en doch- ter die Flora haar stevige fundering van geloof, zelf- vertrouwen en vertrouwen in de Heer verschafte.

„Wie is dat meisje?" vroeg hij. „O, dat is Hora Amussen," antwoordde zijn neef. „Zodra ik hier studeer, ga ik haar mee uit vragen." „Dat lukt je nooit; ze is veel te populair voor jou." „Dat maakt het des te interessanter," was het ant- woord van de toekomstige profeet. Hij wist toen al dat zij het meisje was met wie hij wilde trouwen.

Maar de boerenjongen uit Idaho kwam er al snel achter dat hij wat betreft juffrouw Amussen niet de enige kaper op de kust was. Gedurende haar studen- tentijd was zij vice-presidente van de studentenvere- niging van het Utah State Agricultural College en pre- sidente van de sportvereniging voor meisjes. Ook won zij bij een tenniskampioenschap het damesenkel, werd gevraagd voor de toneelvereniging die zich toelegde op het opvoeren van stukken van Shakespeare, en er werd voortdurend een beroep op haar gedaan omdat

15

<«ïl

Na een zending vervuld te hebben op Hawaï, trouwde Flora met Ezra Taft Benson in de Logan- tempel. Haar man en zes kinderen zijn haar lust en haar leven.

(f*

zij, zonder daarvoor te oefenen, bijna elk muziek- instrument kon bespelen.

President Benson herinnert zich hoe hij „het popu- lairste meisje van de stad" voor hun eerste afspraakje ging afhalen. Dankzij de vriendelijkheid van Hora en haar „majesteitelijke moeder" voelde de boerenjongen zich al ras op zijn gemak in het grote huis, dat een bolwerk van cultuur en verfijning was.

„Toen wij het huis verlieten en zij haar moeder een tedere kus gaf, wist ik dat ik de begeleider was van een bijzonder meisje en nam mij voor het beste ervan te maken", merkt hij op.

„Er was niets in Flora's leven dat meer indruk op mij maakte dan haar eerbiedige vriendelijkheid en die- pe liefde voor haar moeder", gaat president Benson verder. „Hun relatie werkte inspirerend op mij - het was de fijngevoeligste relatie tussen een ouder en kind die ik ooit ben tegengekomen."

Evenzo was Hora onder de indruk van deze hoffelij- ke, aantrekkelijke en geestelijke jongeman. „Ik wilde een boer trouwen en leren hoe ik moest werken, koken en naaien," zegt ze en voegt daar met nadruk aan toe: „en ik heb het geleerd!".

De verkeringstijd van het jonge paar werd onderbro- ken toen ouderling Benson op zending geroepen werd naar de Britse eilanden. Toen hij terugkwam, deed hij direct een aanzoek.

Een eigen zending

Maar Hora volgde haar eigen tijdschema en haar antwoord luidde dan ook „Nog niet". Zij was van me- ning dat deze jongeman een goede opleiding nodig had voor de grootse toekomst die voor hem lag. Zij had trouwens haar eigen zendingsoproep ontvangen naar Hawaii. Zij werkte er twintig maanden, waarvan zij een deel les gaf aan scholen van de kerk; de laatste acht maanden van haar zending was haar moeder haar zendelingcollega.

Een van de zendingstaken van de jonge zuster Amussen was het part-time werken in de Hawaii-tem- pel. Op een avond, toen zij op het punt stond naar het zendingshuis terug te gaan, ontdekte ze dat iedereen al weg was gegaan. Haar wandeling naar het zen- dingshuis voerde door een bos en langs een kamp waar een paar nare incidenten waren voorgevallen. Zij was bang dat zij gevaar liep.

Voordat zij de tempel verliet, bad Hora om de be- scherming van de Heer. Toen zij naar buiten ging, ver- scheen er een lichtkolom die haar omringde. Die ko- lom bescheen haar pad toen zij door het bos liep, langs het kamp naar het zendingshuis. Het licht ver- dween weer toen Flora veilig het zendingshuis bin- nenglipte. Sindsdien heeft zij zich altijd beschermd gevoeld, hoewel nooit meer zo zichtbaar als op die avond op Hawaii.

Na haar zending bereidde Hora zich voor op een hu-

welijk met Ezra Taft Benson, die ondertussen aan de Brigham Young University was afgestudeerd. Op 10 september 1926, ruilde Hora Amussen een aanzien- lijke maandelijkse toelage in voor het bescheiden inkomen van haar geliefde T.

„De had van mijn vader nogal wat geërfd aan we- reldse goederen in de vorm van aandelen en dividen- den", legt zuster Benson uit. „Ik heb die ten tijde van mijn huwelijk allemaal overgedaan aan mijn moeder die weduwe was. Ik verkoos een huwelijk met een man die geestelijk rijk was, niet stoffelijk. Ik begon lie- ver onder aan de ladder, de goederen en posities die de onze zouden worden, zouden we samen berei- ken."

Kort na de ceremonie, verlieten de pasgehuwden Salt Lake City en reisden af naar Ames (Iowa), met in hun bezit een beurs van zeventig dollar per maand voor een postuniversitaire studie aan het Iowa State College. Zij reisden oostwaarts in een tweedehands T-Ford pick-up, met daarin al hun aardse bezittingen geladen. Onderweg sliepen ze in een lekke tent.

Terwijl haar man aan zijn doctoraal natuurweten- schappen werkte, volgde zuster Benson cursussen in huishoudkunde. Het echtpaar leerde nieuwe manie- ren om de eindjes aan elkaar te knopen. Altijd hebben zij aan het begin van de maand zeven dollar apart ge- legd om hun tiende aan de Heer te betalen. „De lessen die ik leerde waren onschatbaar", herinnert zuster Benson zich. „Die konden niet met geld gekocht wor- den. We leefden met de hulp van de Heer en de liefde die ons samenbond."

Een paar weken na hun huwelijk vond „T" dat het tijd werd om wat aan ontspanning te doen en stelde een partijtje tennis voor. „Ik zal je vertellen, ik heb van m'n leven nog nooit zo'n gevoelige nederlaag ge- leden", lacht president Benson. „Ik vroeg haar: 'Waar heb je zo goed leren spelen?' Hora antwoordde: 'O, ik heb het tenniskampioenschap damesenkel gewonnen aan het Utah State Agricultural College.' En dat wist ik niet."

Nadat broeder Benson was afgestudeerd, verhuis- den de Bensons naar een boerderijtje in Whitney (Ida- ho). „We hadden een zware hypotheek op de boerde- rij", herinnert president Benson zich. „We moesten heel hard werken, een goede begroting maken en plannen om aan onze verplichtingen te kunnen vol- doen. Soms hadden we net een koe afbetaald en dan moesten we hem weer verkopen om de dokter te kun- nen betalen voor de bevalling van een kostbare baby."

Maar de Heer liet de jonge familie niet lang op die boerderij. Broeder Bensons interesses voerden hem spoedig naar Preston, daarna naar Boise, beide in Ida- ho; vervolgens naar Berkeley (Californië) voor een aanvullende opleiding; en uiteindelijk naar Washing- ton D.C. Het was zijn roeping tot de Raad der Twaalf in 1943, die hen terugbracht naar Salt Lake City.

Slechts twee jaar later, toen de Tweede Wereld-

17

oorlog ten einde liep, werd ouderling Benson door president George Albert Smith gevraagd om naar Europa te gaan om de kerk daar te reorganiseren en de distributie te verzorgen van voedsel, kleding en medicijnen, die zo hard nodig waren. President Smith woonde vlakbij de Bensons en beloofde over zuster Benson en de kinderen te waken terwijl ouderling Benson weg was.

Hoewel haar gezondheid tijdens de tien maanden dat hij weg was, veel te wensen overliet, wist zuster Benson de touwtje toch goed in handen te houden. Drie maanden nadat ouderling Benson naar Europa vertrokken was, kreeg hun dochtertje Beth van negen- tien maanden een longontsteking. Zuster Bensons on- wrikbare geloof en voortdurende verpleging zorgde er, samen met de priesterschapszegens, voor dat klei- ne Beth weer helemaal herstelde. Een ander hoofdstuk uit het leven van de Bensons ving een paar jaar later aan toen ouderling Benson,

hierin aangemoedigd door president David O. McKay, een benoeming aanvaardde als minister van landbouw in het kabinet van president Eisenhower. Zuster Ben- son verhuisde opgewekt met haar gezin naar de hoofdstad van Amerika, besteedde veel van haar tijd en energie aan haar gezin en liet het uitgaansleven van Washington voor wat het was.

Maar op een keer besloot zuster Benson als zendingsactiviteit een lunch te verzorgen voor me- vrouw Eisenhower en de vrouwen van de leden van het kabinet. Zoals men dat gewoon was bij de Bensons thuis werd er ook voor deze gelegenheid geen hulp van buitenaf ingeroepen. Zij en haar vier dochters besteedden weken aan de zorgvuldige planning van het menu, het schoonmaken van het huis, het voorbe- reiden van amusement en het doornemen van de eti- quette en het protocol.

Als zuster Benson zich zorgen maakte, dat haar gasten de koffie, sigaretten en het kaartspel zouden missen, die normaliter deel uitmaakten van het programma, dan was dat niet nodig. De cocktails bereidt uit ginger ale en zelf gebotteld abriko- zensap waren een groot succes, alsook het amu- sement - een koor van de Brigham Young Uni- versity, dat op toernee was langs de oostkust. „Het deed ons ongelooflijk goed om naderhand van de vrouwen enthousiaste brieven te krijgen, waarin zij ons schreven hoe zeer zij genoten hadden van deze 'mormoonse' ervaring en de fijne jongeren in het koor", herinnert zuster Benson zich. In deze jaren in Washington, die gekenmerkt werden door kritiek op het landbouwbeleid, werd minister Benson, meer dan enig ander lid van het kabinet, het doelwit van deze aanhoudende kritiek. Toch schreef men ook: „Minister Benson

heeft uit zo- wel zijn reli- gieuze achter- grond als zijn gezinsleven een kracht en sereniteit ge- put die . . . haast uniek is in het jachtige leven van Washington . . . Hora is de spil waar het gezin om draait. Vrienden van het gezin zijn het erover eens dat zij een heilzame invloed heeft op haar echtgenoot." (American Magazine, juni 1954, blz. 109-110.) Haar echtgenoot, kinderen en kerk vormen het middelpunt van zuster Bensons leven. Haar echtgenoot is tenminste de helft van hun huwelijk van huis geweest, waardoor veel van de

Boven: Zuster Benson samen met Mamie Eisenhower, vrouw van de president van de Verenigde Staten, en Pat Nixon, vrouw van de vice-vresident.

taken in het gezin op haar bereidwillige schouders terechtkwamen. Zij heeft vaak uitnodigingen afgesla- gen, zelfs een van de president van de Verenigde Sta- ten, als ze voelde dat ze thuis nodig was.

„Ik zou het helemaal niet erg vinden om in een blok- hut te wonen zolang ik mijn gezin en het evangelie maar dicht bij me had," zegt zuster Benson om er daarna quasi ernstig aan toe te voegen: „Als de blok- hut maar schoon is en ik wat gordijnen voor de ramen kan ophangen."

De familie Benson bestaat uit zoon Reed, zijn vrouw, May, en hun negen kinderen in Provo (Utah); zoon Mark, zijn vrouw, Lela, en hun zes kinderen in Salt Lake City; dochter Barbara, haar man, Robert Walker, en hun vijf kinderen in Galgary (Alberta, Canada); dochter Be- verly, haar man, James Parker, en hun vier kinderen in Burke (Virginia); dochter Bonnie, haar man, Lowell Madsen, en hun zes kinderen in Littleton (Colorado); en dochter Beth, haar man, David Burton, en hun vier kinderen in Salt Lake City. Bovendien hebben zij nog twintig achterkleinkin- deren. „Ik wilde eigenlijk een dozijn kinderen, maar we moesten het met de helft doen", zegt zuster Benson die eraan toevoegt, „Als we elke keer een tweeling hadden gehad, zouden we het wel voor elkaar gekregen hebben." In haar patriarchale zegen, die zij ontving toen zij slechts achttien maanden oud was, werd haar beloofd dat mensen haar niet zouden kunnen misleiden.

Die belofte heeft zijn vervulling gevonden in haar onderschei- dingsvermogen en feilloze beoordeling. Als zij iemand voor het eerst ontmoet, vertelt zij haar man

vaak wat voor indruk die persoon op haar gemaakt heeft, om later tot de conclusie te komen dat die in- druk juist was.

„Moeder heeft het vermogen om naar de influiste- ringen van de Geest te luisteren", weet Reed. Wan-

neer zij zegt: „Ik voel dat je het zo en zo moet doen", neem ik haar raad aan, omdat ze het al zoveel keren bij het juiste eind heeft gehad. Dx ben vaak een kamer binnengelopen waar ik moeder dan geknield in gebed aantrof. Ik weet dat als ze voor je bidt, je zeker kunt zijn van een directe hulplijn."

De Bensons genieten nu nog meer dan ooit van el- kaars gezelschap, ze gaan geregeld uit rijden in de bergen, eten dan een ijsje op een lievelingsplekje en zingen en dansen nog graag samen. Elke dag leest zuster Benson haar echtgenoot voor uit het Boek van Mormon, waarna zij bespreken wat ze gelezen hebben.

Beiden zijn het erover eens dat de grootste kracht

«5 mim

» TEUS

van hun huwelijk absolute liefde is en het vertrouwen dat de een in de ander heeft. „Ik heb nooit maar dan ook nooit getwijfeld aan Flora's loyaliteit", stelt presi- dent Benson uitdrukkelijk. Zij zijn het gelukkigst als zij bij elkaar zijn.

Na het zingen van „There's a Long, Long Trail Win- ding" en „Let Me Call You Sweetheart", recentelijk op een familiebijeenkomst, kijkt president Benson glimlachend naar de vrouw die al zestig jaar zijn echt- genote is en zegt: „Je zou denken dat we nog steeds verliefd zijn ... en dat is ook zo." D

19

DE VERLANGENS VAN ONS HART

Ouderling Dallin H. Oaks

van de Raad der Twaalf

Wij hopen allemaal eens verhoogd te worden in het celestiale koninkrijk. Zelfs als we niet leven zoals we zouden moeten, verlangen we naar het goede. Dat is mijn onder- werp - „De verlangens van ons hart".

Dit onderwerp interesseert mij, omdat het duidelijk het contrast aangeeft tussen de wetten van God, zoals die in de Schriften zijn geopenbaard, en wat ik de wetten van de mens zal noemen, zoals die omschreven staan in de lande- lijke en plaatselijke wetgeving waar ik mij dertig jaar lang beroepsmatig mee bezig heb gehouden.

Wetten - menselijke en goddelijke

De wetten van God hebben betrekking op geestelijke dingen. Geestelijke consequenties volgen op onze gedachten en verlangens, net zo goed als op onze daden. Maar de wetten van de mens heb- ben voornamelijk betrekking op onze daden. Ik zal een simpel voorbeeld geven dat deze tegen- stelling illustreert. Stel uw buur- man heeft een prachtige wagen voor de deur staan. U doet niets, maar met verlangende ogen kijkt u naar die auto, u begeert hem. Hoewel u niets heeft gedaan, heeft u een van de tien geboden overtreden (zie Ex. 20:17). Geeste- lijke consequenties zijn onvermij- delijk.

Tot zover heeft u nog geen en-

20

kele menselijke wet overtreden. Maar zodra u in die auto wegrijdt heeft u een overtreding begaan die volgens menselijke wetten strafbaar is. Om een straf te bepa- len zou de wet kunnen proberen

na te gaan wat uw motief was om die auto te stelen. Als u de auto alleen maar wilde lenen en in de foute veronderstelling verkeerde dat uw buurman dat goed zou vinden, zou u misschien onschul- dig bevonden worden aan een strafbaar feit. Als u van plan was geweest om de auto tegen de wens van de eigenaar in mee te nemen, om hem kort daarna weer terug te brengen, dan zou u een licht misdrijf begaan hebben. Als u van plan was geweest u de auto toe te eigenen, dan zou u een zwaar misdrijf begaan hebben. Om uit deze mogelijkheden de juiste keus te doen, tracht een rechter uw gemoedstoestand vast te stellen.

De wetten van de mens zullen soms iemands gemoedstoestand onderzoeken om aan de hand daarvan een straf op te leggen, maar de wet zal die verlangens alleen nooit straffen. Zo was het ook in de tijd van het Boek van Mormon. Zoals we in Alma kun- nen lezen kon het volk van Nephi gestraft worden voor hun misda- den, maar er was „geen wet tegen iemands geloof" (Alma 30:11). Dat is goed, want de wet beschikt niet over een betrouwbare metho- de om in iemands hart te zien.

Daartegenover staat dat de wet- ten van God consequenties kun- nen verbinden aan onze diepste gedachten en verlangens. Zoals Ammon koning Lamoni onder- wees, „ziet (God) neder op alle mensenkinderen, en Hij weet alle gedachten en voornemens des

ONS HART IS STANDVASTIG BIJ GOD ALS WE WERKELIJK VERLANGEN NAAR WAT RECHTVAARDIG

IS. WIJ ZIJN 'STANDVASTIG BIJ GOD' ALS WIJ VERLANGEN WAT GOD VERLANGT.

21

harten, want door Zijn hand wer- den zij allen sedert den beginne geschapen" (Alma 18:32).

Zo waarschuwde Paulus ook de Hebreeën dat God „de overleg- gingen en gedachten des harten" kent, „alle dingen liggen open en ontbloot voor de ogen van Hem" (Hebr. 4:12-13).

Met andere woorden, God oor- deelt ons niet alleen naar onze da- den, maar ook naar de verlangens van ons hart. Dit is niets verba- zingwekkends, want vrijheid en verantwoordelijkheid zijn eeuwi- ge beginselen. Wij oefenen niet al- leen onze vrije wil uit door wat we doen, maar ook door wat we beslis- sen, of willen, of verlangen. We zijn dus verantwoordelijk voor de ver- langens van ons hart.

Dit beginsel gaat op in negatieve zin - als wij ons schuldig maken aan slechte gedachten en verlan- gens - en in positieve zin - dat ons beloofd is dat we gezegend zullen worden voor rechtvaardige verlangens.

Zonden uit begeerte

De Heer omschreef een zonde uit begeerte toen Hij zei:

„Ziet, er is door de ouden ge- schreven, dat gij geen overspel zult plegen:

Maar ik zeg u, dat zo wie een vrouw aanziet om haar te bege- ren, die heeft alreeds overspel in zijn hart gepleegd." (3 Ne. 12:27-28, zie ook Matt. 5:27-28.)

Het Nieuwe Testament veroor- deelt ook woede en onrechtvaar- dige gevoelens - nog een voor- beeld van zonden die begaan wor- den geheel op grond van gedach- ten (zie Matt. 5:22).

Zelfs zij die het evangelie pre- diken - een handeling die we gewoonlijk als rechtvaardig beschouwen - zondigen als ze prediken om er zelf beter

Zelfs zij die het evangelie prediken,

zondigen als ze dat doen om er zelf

beter van te worden in plaats van

het werk van de Heer te

bevorderen.

22

van te worden in plaats van het werk van de Heer te bevorderen: „Priesterbedrog heerst, waar mensen prediken en zichzelf tot een licht der wereld stellen voor gewin en voor de eer der wereld, doch niet het welzijn van Zion zoeken." (2 Ne 26:29; zie ook Alma 1:16.)

En zij die de Heer eren met de lippen, maar hun hart verre van Hem houden maken zich schuldig aan zonden uit begeerte. (Zie Jes. 29:13, Matt. 15:8, 2 Ne. 27:25; JS-G 19.) Ook de psalmist veroor- deelde het volk van het oude Israël omdat „hun hart . . . niet standvastig bij (God was)" (Ps. 78:37).

Mormon onderwees dat als ons hart niet standvastig of goed is, zelfs een goede handeling ons niet tot gerechtigheid wordt gerekend. „Want ziet, God heeft gezegd, dat een mens, die slecht is, niet kan doen wat goed is; want indien hij een gave offert, of tot God bidt, is het hem van geen nut, tenzij hij het doet met een oprecht voorne- men. Want ziet, het wordt hem niet tot gerechtigheid gerekend. Want ziet, wanneer iemand, die slecht is, een gave offert, doet hij het met tegenzin; daarom wordt het hem toegerekend, alsof hij de gave had behouden; daarom wordt hij voor God als slecht beschouwd" (Moro. 7:6-8).

Mormon betrok dit beginsel zelfs op onze gebeden. „Op de- zelfde wijze wordt het een mens ook als slecht aangerekend, wan- neer hij bidt, maar niet met een oprecht voornemen des harten; ja, het is hem van geen nut, want God neemt zulk een gebed niet aan" (Moro. 7:9).

Onze verlangens vormen

Wanneer is ons hart standvastig bij God? Ons hart is standvastig bij God als we werkelijk verlangen naar wat rechtvaardig is. Wij zijn 'standvastig bij God' als wij ver- langen wat God verlangt.

Onze door God gegeven wils- kracht stelt ons in staat onze ver- langens te beheersen, maar het kan jaren duren voor we ze dus- danig gevormd hebben dat ze ge-

heel rechtvaardig zijn.

President Joseph F. Smith onderwees dat het „vormen van onze verlangens . . . van verrei- kend belang (is) voor ons geluk in het leven". (Evangelieleer, blz. 294.)

Hoe vormen we onze verlan- gens? We beginnen bij onze ge- voelens. Mijn moeder, die wedu- we was, begreep dat beginsel goed. „Bid over je gevoelens", zei ze altijd. Ze onderwees haar drie kinderen dat we moesten bidden om de juiste gevoelens over onze ervaringen - positief of negatief - te hebben en over de mensen die we kenden. Als onze gevoelens goed waren, zouden de verlan- gens van ons hart goed zijn en zouden we eerder op de juiste wijze handelen.

Twee van mijn lievelingsverzen in de Schriften staan in de 24ste Psalm:

„Wie mag de berg des Heren beklimmen, wie mag staan in zijn heilige stede?

Die rein is van handen en zuiver van hart." (Verzen 3-4; zie ook Alma 5:19.)

Als wij slechte daden vermij- den, hebben we reine handen. Als we verboden gedachten weren, hebben we zuivere harten. Zij die tot de hoogste heilige stede willen opklimmen moeten beide hebben.

Wat betekenen die leringen over gevoelens en verlangens nu voor ons?

Zullen wij volgens de wet van God schuldeloos bevonden wor- den als we niet meer doen dan slechte daden vermijden? Wat als we slechte gedachten en verlan- gens koesteren?

Zullen haatdragende gevoelens onopgemerkt blijven op de dag des oordeels? Jaloezie? Begeerte?

Zullen wij schuldeloos bevon- den worden als wij ons met zaken inlaten die bedoeld zijn om te

We zullen gezegend worden voor de rechtvaardige verlangens van

ons hart, ook als wij door omstandigheden niet in staat zjjn om die verlangens uit te voeren.

misleiden, ook al wordt de wet nergens overtreden?

Zullen wij volgens de wet van God schuldeloos bevonden wor- den, ook al kan de persoon die wij benadeeld hebben zich niet op menselijke wetten beroepen om genoegdoening?

Kunnen wij aanspraak maken

op zegeningen wanneer het lijkt alsof we de dingen van God nastreven, bijvoorbeeld door het evangelie te verkondigen, maar dat doen om rijkdom of eer te ver- krijgen in plaats van met ons oog gericht op zijn heerlijkheid te ar- beiden?

Onze antwoorden op dergelijke vragen illustreren wat we zouden kunnen noemen het slechte nieuws, dat we kunnen zondigen zonder openlijk te handelen, door onze gevoelens en de verlangens van ons hart.

Er is ook goed nieuws. Volgens de wet van God kunnen we be- loond worden voor rechtvaardig- heid, zelfs als we niet in staat zijn de dingen te doen die normaal gesproken aan die zegeningen voorafgaan.

Zegeningen voor rechtvaardige verlangens

Bc moet denken aan iets dat mijn schoonvader altijd zei. Als iemand echt iets voor hem had willen doen, maar daar door om- standigheden niet toe in staat was geweest, zei hij: „Dank je wel, ook de goede wil is te prijzen."

De wet van God kan een recht- vaardig verlangen belonen omdat een alwetend God die kan onder- kennen. Zoals aan de profeet Jo- seph Smith geopenbaard werd, is God „een Kenner der gedachten en der bedoelingen des harten" (LV 33:1). Als iemand een bepaal- de handeling nalaat omdat hij daar werkelijk niet toe in staat is, maar het zou doen als hij het kon, dan zal onze Hemelse Vader dit weten en die persoon dienover- eenkomstig belonen.

De beste schriftuurlijke illustra- tie hiervan is misschien wel ko- ning Benjamins leerstelling over geven:

„En verder zeg ik tot de armen

23

... ik bedoel gij allen, die een be- delaar wegstuurt, omdat gij niet hebt; ik zou willen, dat gij in uw hart zoudt zeggen: Ik geef niet, omdat ik niet heb, maar indien ik had, zou ik geven.

„Welnu, indien gij dit in uw hart zegt, blijft gij schuldeloos" (Mos. 4:24-25).

Alma onderwees dat God „de mensen geeft volgens hun verlan- gen, hetzij ten dode of ten leven; . . . naar hun wil, hetzij voor hun heil of voor hun ondergang. Ja, aan hem, die goed en kwaad kent, wordt volgens zijn verlangen ge- geven" (Alma 29:4-5).

Dit betekent dat als wij al het mogelijke gedaan hebben, onze verlangens de resterende afstand zullen overbruggen. Het betekent ook dat als onze verlangens goed zijn, wij vergeven kunnen worden voor de fouten die we onont- koombaar zullen maken in onze pogingen die verlangens ten uit- voer te brengen. Wat een troost bij al onze gevoelens van onvolko- menheid!

Ik wil hier twee kanttekeningen bij plaatsen: Ten eerste, we moe- ten bedenken dat verlangen alleen de plaats van handelen in kan ne- men als dit laatste absoluut onmo- gelijk is. Als we niet al het moge- lijke in het werk stellen om de dingen te doen die ons geboden zijn, kunnen we onszelf mislei- den, maar we misleiden niet de rechtvaardige rechter. Wil een verlangen de plaats in kunnen ne- men van handelen, dan mag dit verlangen niet oppervlakkig zijn, impulsief of van voorbijgaande aard. Het moet een diep, door- voeld verlangen zijn.

In de tweede plaats moeten we niet veronderstellen dat de verlan- gens van ons hart de plaats in kunnen nemen van de verorde- ningen van het evangelie. Denk aan de woorden van de Heer over

„Wie mag de berg des Heren

beklimmen? ... Die rein is van

handen en zuiver van hart."

24

twee noodzakelijke evangeliever- ordeningen: „Voorwaar, voor- waar", zei Jezus, „tenzij iemand wederom geboren wordt, kan hij het Koninkrijk Gods niet zien" (Joh. 3:5). En over de drie graden van celestiale heerlijkheid lezen wij in de hedendaagse openbarin- gen: „Om de hoogste te verwer-

ven, moet een man deze staat in het priesterschap aanvaarden (namelijk het nieuw en eeuwig huwelijksverbond)" (LV 131:2). In deze verzen noch elders in de Schriften, komt tot uiting dat er op deze geboden een uitzonde- ring bestaat.

De Heer heeft ons echter in zijn genade toegestaan om die veror- deningen plaatsvervangend uit te voeren voor hen die ze in dit leven niet konden ondergaan. Zodoende wordt iemand in de geestenwereld, die dit verlangen heeft, op gelijke voet geplaatst als iemand die de verordeningen zelf verricht heeft. Op die manier, door de liefdevolle diensten van sterfelijke plaatsvervangers, wor- den de geesten van hen die ons zijn voorgegaan ook beloond voor de verlangens van hun hart.

Samenvattend kan gezegd wor- den dat wij volgens de wet van God verantwoordelijk zijn voor onze gevoelens en verlangens, net zo goed als voor onze daden. Slechte gedachten en verlangens zullen worden bestraft. Daden die goed schijnen te zijn zullen alleen beloond worden als ze met een oprecht hart verricht zijn. Aan de andere kant zullen wij gezegend worden voor de rechtvaardige verlangens van ons hart, zelfs als wij door omstandigheden niet in staat zijn om die verlangens uit te voeren.

Om Paulus' leerstelling in Ro- meinen 2:29 te parafraseren, al- leen hij is een ware heilige der laatste dagen die dat in het ver- borgene is, naar de Geest, in het hart, wiens lof niet die der men- sen is voor uiterlijke handelingen, maar van God, voor de innerlijke verlangens van het hart. D

Uit een toespraak aan de Brigham Young University, 8 oktober 1985

NIEUWS

Juni 1987

Open dag Gemeente Antwerpen

Nieuw gebouw trekt veel belangstelling

Vrijdagavond 3 april j.1. voorspelde de Belgische weerman 'regen op zaterdag'. Hij had echter met één factor geen rekening gehouden, namelijk de open dag van de Gemeente Antwerpen, die voor die bijzondere dag mooi weer had besteld. Zaterdag 4 april werd een mooie, droge dag en al gauw na het openen van de deuren om 10.00 uur werd het gebouw overspoeld met belangstellenden. Om 11 uur hadden 24 niet-leden het gebouw al bezichtigd en deze stroom hield aan, met een piek tussen twee en drie uur van 64 niet- leden. Toen de deuren om vier uur weer dicht gingen, hadden 120 leden en 217 niet-leden 'n uitgebreid bezoek aan ons kerkgebouw gebracht. Ja, de open dag was echt een denderend succes. Waaraan dit succes te danken was? Degelijke voorbereiding, 'n uitgekiende reclamecampagne,

Het gebouw van de Gemeente Antwerpen.

Nieuws over

de Frankfort-tempel

Open dagen:

woensdag 29 juli - zaterdag 8 augustus a.s

(zondag 2 augustus géén open dag)

Inwijding:

vrijdag 28 - zondag 30 augustus a.s.

de verschillende presidiums die de hun toegewezen kamer smaakvol hadden ingericht, leden die zelf vrienden en familieleden meebrachten, geloof dat de dag 'n succes zou worden, mooi weer, menig schiet- en dankgebed en 'n geest van enthousiasme. Aan het einde van deze open dag waren alle leden terecht trots op hun lidmaatschap, maar eveneens ten zeerste dankbaar dat God die dag zozeer had gezegend. En alle niet- leden waren huiswaarts gekeerd met 'n nieuwe visie op de kerk van Jezus Christus en hadden blijk gegeven van bewondering en sympathie. De kerkelijke autoriteiten voorzien en beloven een grote groei van de kerk alhier in de lage landen. Die groei zal er komen, als wij geloof hechten aan dit woord des Heren.

Jean Huysmans

UIT DE KUNST

Muzikale avond Wijk Eindhoven

Op donderdag 26 februari j.1. werd er in de Wijk Eindhoven een wel zeer bijzondere avond gehouden. De leden èn hun familie, vrienden en bekenden waren uitgenodigd om deel te nemen aan een uniek muzikaal evenement, dat op initiatief van broeder Glenn Stekkinger, zendingspresident van de Ring Utrecht, georganiseerd wordt in wijken en gemeenten die hiervoor belangstelling hebben. Het doel van de avond is te genieten van de muzikale talenten van zowel leden als niet-leden, waarbij de hoofdmoot van het programma gevormd wordt door een onvervalste Dixielandband bestaande uit - jawel - zeven f uil-time zendelingen, en het Rhine Town Trio, bestaande uit drie leden van de Wijk Arnhem. Dit programma wordt aangevuld met bijdragen van plaatselijke leden en niet- leden.

Dat de zendelingenband van wanten weet bleek uit het enthousiasme van het Eindhovense publiek, dat kon genieten van Dixieland van de bovenste plank!

Dixieland van de bovenste plank ..

Opperste concentratie bij pianist en bassist.

Het Rhine Town Trio.

Maar ook het Rhine Town Trio de Wijk Eindhoven en de twintig

en plaatselijke bijdragen (o.a. van aanwezige niet-leden hebben zeer

Valentin Arts) werden zeer gewaardeerd, genoten en bevelen dit programma ten

Dank aan president Ward, die de zeerste bij andere wijken en gemeenten

zendelingen toestemming gegeven heeft aan.

om van heinde en ver te komen om aan

deze avond mee te werken. De leden van Marinus Kooijman

WERELDWIJD

Boek van Mormon in 71 talen vertaald

Onlangs zijn er drie nieuwe vertalingen

van het Boek van Mormon

gereedgekomen, te weten in het<}rieks,

Arabisch en in een Zuidamerikaanse

indiaanse taal, Aymara.

Met het gereedkomen van een beknopte

versie in het Malagassisch (taal die op

het eiland Madagascar gesproken wordt)

is het Boek van Mormon nu in 71 talen

beschikbaar.

Het totaal aantal volledige vertalingen

van het Boek van Mormon bedraagt nu

32, het totaal aantal beknopte versies

39.

Drie HLD- documentaires in de prijzen

Onlangs mocht de kerk tijdens een festival voor radio- en televisiedocumentaires, drie prijzen in ontvangst nemen voor één radio- en twee televisiedocumentaires die in 1986 waren geproduceerd. De prijzen werden toegekend door "Religion in Media" (Godsdienst in de media), een internationale, oecumenische organisatie die jaarlijks onderscheidingen toekent aan programma's die "sterke sociale en/of morele zeggingskracht hebben". De televisiedocumentaires wezen op de kwalijke invloeden van pornografie en gokken, de radiodocumentaire behandelde het onderwerp vasten.

De kunst van het luisteren

Op woensdag 18 maart j.1. werd er in de Wijk Eindhoven een haardvuuravond georganiseerd over "De kunst van het luisteren". Gastspreker, broeder Henk van Dam, jongemannenpresident van de Ring Utrecht, gaf een zeer boeiende uiteenzetting, die op de aanwezigen zeer positief overkwam, getuige de vele reacties. Na zijn presentatie werd de film "Luistert u goed?" vertoond. Voor deze avond waren er ruim 400 uitnodigingen huis aan huis in de omgeving van de kerk verspreid.

5.000 exemplaren in twee jaar

De Negende Wijk van Logan in de Ring Logan Utah Cache, geeft het goede voorbeeld waar het gaat om het gebruik van het Boek van Mormon in zendingswerk. Sinds 1985 heeft deze wijk 5.000 exemplaren van dit boek aan hun full-time zendelingen verstrekt. Al deze exemplaren waren voorzien van een persoonlijk getuigenis.

Schouwspel trekt 11.000 bezoekers

Ruim 11.000 bezoekers hebben het schouwspel in de open lucht bezocht, dat drie avonden bij de tempel in Nieuw- Zeeland gehouden werd. Het schouwspel, vergelijkbaar met het bekende schouwspel dat jaarlijks door de kerk bij de heuvel Cumorah in de Amerikaanse staat New York wordt georganiseerd,had als thema het bezoek van de Heiland aan Amerika. Ruim 5.000 niet-leden werden in het bezoekerscentrum op het tempelterrein rondgeleid. Aan dit evenemen namen ruim 700 leden deel.

De 'tweede' mijl gaan

Als Cheryl Lindner en Jenny Mahoney, leden van de Wijk Elizabeth in de Ring Modbury Australië, op huisbezoek gaan, is dat een hele gebeurtenis. In 9 uur leggen ze bijna 350 km af om zes

zusters te bezoeken. Het gebied dat onder de wijk valt strekt zich vanuit Elizabeth ruim 150 km noordwaarts en nog eens 150 km zuidwaarts uit.

De kerk groeit

Typerend voor de groei van de kerk in de Filippijnen is het feit dat tijdens de afgelopen conferentie van de Ring Bacalod op 22 februari j.1., er 31 broeders werden voorgesteld om het Melchizedeks priesterschap te ontvangen. In 1985 werden er 400 bekeerlingen in die ring gedoopt, 85% waarvan onderwezen was door plaatselijke zendelingen. Diezelfde dag werd er in de Wijk Xalapa in Mexico een haardvuuravond georganiseerd voor leden en niet-leden met als gastspreker ouderling Robert L. Backman van het Eerste Quorum der Zeventig. De ruim 600 aanwezigen luisterden geboeid naar ouderling Backmans toespraak over de eeuwige familie. Na afloop verzochten 125 niet- leden om bezoek van de zendelingen.

Plaatselijk nieuws in Wereldwijd

De redactie van De Ster zal graag korte berichten plaatsen over gebeurtenissen, bijzondere ervaringen, projekten e.d. die in wijken en gemeenten in Nederland en Vlaanderen hebben plaatsgevonden. Deze berichten kunt u sturen aan het Kerkelijk vertaalbureau, postbus 224, 3430 AE Nieuwegein, Nederland. Artikelen e.d. kunt u naar de Stercorrespondent van uw ring/district sturen.

Wij zien uw inzendingen, met foto's graag tegemoet.

UIT DE KUNST

Muzikale avond Wijk Eindhoven

Op donderdag 26 februari j.1. werd er in de Wijk Eindhoven een wel zeer bijzondere avond gehouden. De leden èn hun familie, vrienden en bekenden waren uitgenodigd om deel te nemen aan een uniek muzikaal evenement, dat op initiatief van broeder Glenn Stekkinger, zendingspresident van de Ring Utrecht, georganiseerd wordt in wijken en gemeenten die hiervoor belangstelling hebben. Het doel van de avond is te genieten van de muzikale talenten van zowel leden als niet-leden, waarbij de hoofdmoot van het programma gevormd wordt door een onvervalste Dixielandband bestaande uit - jawel - zeven full-time zendelingen, en het Rhine Town Trio, bestaande uit drie leden van de Wijk Arnhem. Dit programma wordt aangevuld met bijdragen van plaatselijke leden en niet- leden.

Dat de zendelingenband van wanten weet bleek uit het enthousiasme van het Eindhovense publiek, dat kon genieten van Dixieland van de bovenste plank!

Dixieland van de bovenste plank

Opperste concentratie bij pianist en bassist.

Het Rhine Town Trio.

Maar ook het Rhine Town Trio de Wijk Eindhoven en de twintig

en plaatselijke bijdragen (o.a. van aanwezige niet-leden hebben zeer

Valentin Arts) werden zeer gewaardeerd, genoten en bevelen dit programma ten

Dank aan president Ward, die de zeerste bij andere wijken en gemeenten

zendelingen toestemming gegeven heeft aan.

om van heinde en ver te komen om aan

deze avond mee te werken. De leden van Marinus Kooijman

VOOR DE KINDEREN Juni 1987

4

4

4

4

FU BI SHIA'S GANS

Vicki Blum

Fu Bi Hsia sprintte het laatste stukje van de weg naar haar huis, in een klein Taiwanees dorpje. De augustuszon stond helder aan de blauwe lucht, haar lijfje werd als door een hete zware deken omsloten door de vochtige lucht. Om aan de hitte te ontsnappen holde ze door het warme gras, langs de benjo (opgedroogde slootj waar een oude vrouw haar kleren tegen een groot rotsblok uitsloeg.

Toen ze thuis kwam, bleef Bi Hsia even in de voor- tuin staan om naar haar gans, Goldie, te zoeken. Een paar varkens van haar moeder knorden en rolden in de modder, haar vaders waterbuffel lag half in de benjo en een loslopende hond likte haar hielen. Maar Goldie was nergens te zien.

Goldie en al haar broertjes en zusjes waren op Bi Hsia's negende verjaardag op de markt gekocht. Na verloop van tijd werden ze allemaal opgegeten - be- halve Goldie. Bi Hsia en Goldie waren vriendjes. Ze liepen hele einden samen, langs rijstvelden en door greppels, op blote voeten door plassen, en achter blaffende kleine hondjes aan door nauwe straatjes. Ze had haar gans een Amerikaanse naam gegeven, omdat Amerika zo groot was en zo ver weg, en om- dat ze dacht dat iedereen die daar vandaan kwam rijk en belangrijk was. Goldie was ook belangrijk.

Bi Hsia sloot het hek achter zich en stormde het trapje op naar binnen. „Mama!" riep ze.

Het betonnen huisje had twee kamers. De grootste kamer (de woon-slaapkamer) was kaal, op een paar stoelen, een t.v. en een paar rieten matten na. 's Nachts werden die uitgerold en als matras gebruikt.

4

4

4

4

4

Geïllustreerd door Dick Brown

Bi Hsia vond haar moeder in de keuken, roerend in een pot eiersoep. Ze hield haar neus boven de rand en snoof. „Mm, lekker."

Haar moeders elleboog duwde haar zachtjes terug. „Wegwezen, jij. Je vader krijgt vanavond gasten te eten."

„Gasten? Wie dan?" Vlug stak ze haar vinger in de soep terwijl haar moeder naar nog wat eieren zocht.

„Het zijn mormoonse zendelingen. Een komt uit Tai- pei, de ander helemaal uit Amerika. Ze blijven twee jaar in Taiwan om mensen over hun kerk te vertel- len."

Bi Hsia's hield haar vinger tegen haar lippen. Luid- ruchtig slurpte ze de soep eraf. „Hoe heeft papa ze ontmoet?"

„Op de markt, toevallig eigenlijk. En waag het niet nog eens je vinger in die pot te doen, tenzij je een pak slaag wilt!"

Bi Hsia trok snel haar hand terug. „Wanneer komen ze?"

„Zo meteen," antwoordde haar moeder. „Doe snel je goede jurk aan. En was Sun Ming even. Hij is hele- maal vies."

De zendelingen arriveerden in een taxi. De bumper was ingedeukt en de motor was al van ver te horen geweest. De zendeling uit Taipei stapte het eerst uit. „Ik ben ouderling Lin, Lin De Fu," zei hij, volgens de gewoonte eerst de achternaam te noemen. [Fu is Fu Bi Hsia's achternaam.) „Dit is mijn collega, ouderling Wheeler."

„Ni hau ma (Hoe gaat het met uj?" Ouderling

4

4

4

Wheeler stapte naar voren en reikte Bi Hsia's vader de hand. De Amerikaanse woorden klonken vreemd en verwrongen, en zijn smalle gezicht leek hard en uitdrukkingsloos. Zijn haar was net geel rjjstestro, en zijn fletse ogen waren koud en net zo ver weg als het land waar hij vandaan kwam. Bi Hsia voelde hoe haar keel zich van spanning samenkneep.

Haar vader vroeg op indringende toon: „NI tsung nali lai (Waar komt u vandaan}?"

„Utah."

Dat was een gekke naam. Bi Hsia herhaalde het een paar keer zachtjes: Yu ta. Yu ta.

„Haar moeder glimlachte en zei in het Chinees: „Dat is voor iedereen een hele reis."

De zendeling fronste zijn wenkbrouwen en keek haar onderzoekend aan. „Het spijt me, ik kan u niet verstaan."

Ouderling Lin legde zijn hand op ouderling Whee- lers schouder en zei iets in het Engels tegen hem, zo snel dat Bi Hsia het niet kon volgen. Ouderling Whee- ler luisterde aandachtig en grinnikte toen. „Ja, zeker, een hele reis."

De grote mensen gingen de keuken in. Bi Hsia zat op de veranda en wachtte tot zij klaar waren met de maaltijd. Het was onbeleefd om kinderen en gasten tegelijkertijd te eten te geven. Ze hield Sun Ming in haar armen, luisterde naar het geroezemoes van hun stemmen, en mijmerde over de verre landen waar ze nog nooit was geweest. Ze vroeg zich af of deze ou- derling ooit de gewoonten van haar land zou begrij- pen en de mensen zou nemen voor wat ze zijn. Ze dacht van niet - niet als hij uit Amerika kwam, waar niemand het ooit zonder de levensbehoeften hoefde te stellen omdat de mensen daar heel veel dingen

voor zichzelf hadden.

Bi Hsia werd in haar mijmeringen afgeleid door een veertje dat verderop door de avondwind de lucht in werd geblazen. Een veerl Ze stond op, dacht even na en zette Sun Ming toen op het gras neer. „Niet weg- lopen, hoor," zei ze ferm, „ik ben zo terug."

Goldies veren lagen op een klein hoopje achter het huis. Bi Hsia wist dat ze haar gans aan het eten wa- ren. Ze kon zich er niet tegen verzetten. Haar familie was erg arm, en haar moeder had het vlees nodig om haar gasten voor te zetten. De Chinese etiquette was heel streng wat betreft het eren en gehoorzamen van ouders door kinderen. En de Chinese trots was onver- zettelijk als het erom ging het beste te geven wat men had. "

Bi Hsia huilde niet. Met lood in de schoenen liep ze terug en ging weer op de veranda zitten. Ze keek hoe de zon langzaam onder de Taiwanese horizon zakte, ze had het idee dat ze daar een eeuwigheid zat.

Toen de zendelingen klaar waren om te vertrekken, volgde Bi Hsia ze naar de voorkant van het huis. De zendeling uit Amerika stak haar de hand toe, maar ze wilde de hare niet geven. Hij nam haar hand en kneep zachtjes, maar ze trok hem snel terug. Hij bukte en tilde haar kin op. „Ik hoop dat we vrienden kun- nen worden," zei hij pijnlijk langzaam.

Bi Hsia bleef een andere kant op kijken, langs hem heen naar de lichtjes van de huizen in de straat die naarmate ze verder weg stonden, kleiner en kleiner werden. Haar mond bewoog niet, maar haar hart bonsde luid tegen haar ribben. Nooit! O nee, nooit, dacht ze, als jij en je collega er niet waren geweest dan had Goldie nog geleefd. Ze keek hoe de zendelin- gen de taxi instapten, ze was blij toen die wegreed.

De volgende ochtend werd Bi Hsia vroeg wakker. De eerste zonnestralen schenen door het suikerriet, en haar ouders en broer sliepen nog op hun matten. Stilletjes stond ze op en liep op haar tenen naar de deur. Buiten hoorde ze iets bewegen, vlugge voetstappen op de veranda, gefluister en een venij- nig, sissend geluid. Ze deed de deur open.

Aan haar voeten lag een grote witte gans, de grootste die ze ooit gezien had. Ze was vastgebonden zodat ze nauwelijks kon bewegen, maar haar kop was vrij, ze gakte en probeerde haar vleugels uit te slaan. Ze bukte om haar los te maken, vanuit haar ooghoek zag ze iets langs de benjo bewegen.

Het was ouderling Wheeler! Hij sprintte over het gras naar ouderling Lin, die op de weg wachtte met twee fietsen aan de hand. Bi Hsia keek hoe hij zijn fiets bereikte, even op adem kwam en omkeek. Hun blikken ontmoetten elkaar en hielden elkaar vast. Toen verscheen er langzaam een glimlach op zijn sombere gelaat. Het was een verdrietige, vriendelijke glimlach, een begrijpende glimlach. Toen wist Fu Bi Hsia zeker dat de zendeling uit Amerika niet zo heel anders was. D

WAT KAN IK

DOEN OM EEN

ZENDELING

TE ZIJN?

Julie Wardell

1

1 ier zijn veertien dingen die je kunt

h

-1 doen om een zendeling te zijn. Zet een

l

1 streepje bij elk onderdeel dat je hebt ge-

daan. Moedig tijdens de gezinsavond de leden

van

het gezin aan om ook enkele punten van

deze lijst te doen.

D

1. Leer iedere maand minimaal een tekst

uit je hoofd.

D

2. Nodig vriendjes en vriendinnetjes die

geen lid van de kerk zijn uit om na

schooltijd met je mee naar huis te gaan.

D

3. Spaar voor een zending.

D

4. Schrijf een brief aan een zendeling.

D

5. Bid elke ochtend en elke avond.

D

6. Bezoek alle kerkvergaderingen en

luister goed.

D

7. Onderhoud het woord van wijsheid.

D

8. Als een van je vriend(inn)en wordt

gedoopt, ga dan naar de doopdienst.

D

9. Bid voor de zendelingen.

D

10. Leer twee nieuwe mensen kennen op

school.

D

1 1 . Geef iemand een Boek van Mormon

waarin je je getuigenis hebt geschreven.

D

12. Stel voor om een gezin dat geen lid van

de kerk of inactief is, uit te nodigen voor

de gezinsavond.

D

13. Geef je getuigenis tijdens de getuigenis-

vergadering.

D

14. Verwijs de zendelingen naar niet-leden.

Wheeler stapte naar voren en reikte Bi Hsia's vader de hand. De Amerikaanse woorden klonken vreemd en verwrongen, en zijn smalle gezicht leek hard en uitdrukkingsloos. Zijn haar was net geel rjjstestro, en zijn fletse ogen waren koud en net zo ver weg als het land waar hij vandaan kwam. Bi Hsia voelde hoe haar keel zich van spanning samenkneep.

Haar vader vroeg op indringende toon: „Ni tsung nali lai (Waar komt u vandaan}?"

„Utah."

Dat was een gekke naam. Bi Hsia herhaalde het een paar keer zachtjes: Yu ta. Yu ta.

„Haar moeder glimlachte en zei in het Chinees: „Dat is voor iedereen een hele reis."

De zendeling fronste zijn wenkbrouwen en keek haar onderzoekend aan. „Het spijt me, ik kan u niet verstaan."

Ouderling Lin legde zijn hand op ouderling Whee- lers schouder en zei iets in het Engels tegen hem, zo snel dat Bi Hsia het niet kon volgen. Ouderling Whee- ler luisterde aandachtig en grinnikte toen. „Ja, zeker, een hele reis."

De grote mensen gingen de keuken in. Bi Hsia zat op de veranda en wachtte tot zij klaar waren met de maaltijd. Het was onbeleefd om kinderen en gasten tegelijkertijd te eten te geven. Ze hield Sun Ming in haar armen, luisterde naar het geroezemoes van hun stemmen, en mijmerde over de verre landen waar ze nog nooit was geweest. Ze vroeg zich af of deze ou- derling ooit de gewoonten van haar land zou begrij- pen en de mensen zou nemen voor wat ze zijn. Ze dacht van niet - niet als hij uit Amerika kwam, waar niemand het ooit zonder de levensbehoeften hoefde te stellen omdat de mensen daar heel veel dingen

voor zichzelf hadden.

Bi Hsia werd in haar mijmeringen afgeleid door een veertje dat verderop door de avondwind de lucht in werd geblazen. Een veerl Ze stond op, dacht even na en zette Sun Ming toen op het gras neer. „Niet weg- lopen, hoor," zei ze ferm, „ik ben zo terug."

Goldies veren lagen op een klein hoopje achter het huis. Bi Hsia wist dat ze haar gans aan het eten wa- ren. Ze kon zich er niet tegen verzetten. Haar familie was erg arm, en haar moeder had het vlees nodig om haar gasten voor te zetten. De Chinese etiquette was heel streng wat betreft het eren en gehoorzamen van ouders door kinderen. En de Chinese trots was onver- zettelijk als het erom ging het beste te geven wat men had. "

Bi Hsia huilde niet. Met lood in de schoenen liep ze terug en ging weer op de veranda zitten. Ze keek hoe de zon langzaam onder de Taiwanese horizon zakte, ze had het idee dat ze daar een eeuwigheid zat.

Toen de zendelingen klaar waren om te vertrekken, volgde Bi Hsia ze naar de voorkant van het huis. De zendeling uit Amerika stak haar de hand toe, maar ze wilde de hare niet geven. Hij nam haar hand en kneep zachtjes, maar ze trok hem snel terug. Hij bukte en tilde haar kin op. „Ik hoop dat we vrienden kun- nen worden," zei hij pijnlijk langzaam.

Bi Hsia bleef een andere kant op kijken, langs hem heen naar de lichtjes van de huizen in de straat die naarmate ze verder weg stonden, kleiner en kleiner werden. Haar mond bewoog niet, maar haar hart bonsde luid tegen haar ribben. Nooit! O nee, nooit, dacht ze, als jij en je collega er niet waren geweest dan had Goldie nog geleefd. Ze keek hoe de zendelin- gen de taxi instapten, ze was blij toen die wegreed.

De volgende ochtend werd Bi Hsia vroeg wakker. De eerste zonnestralen schenen door het suikerriet, en haar ouders en broer sliepen nog op hun matten. Stilletjes stond ze op en liep op haar tenen naar de deur. Buiten hoorde ze iets bewegen, vlugge voetstappen op de veranda, gefluister en een venij- nig, sissend geluid. Ze deed de deur open.

Aan haar voeten lag een grote witte gans, de grootste die ze ooit gezien had. Ze was vastgebonden zodat ze nauwelijks kon bewegen, maar haar kop was vrij, ze gakte en probeerde haar vleugels uit te slaan. Ze bukte om haar los te maken, vanuit haar ooghoek zag ze iets langs de benjo bewegen.

Het was ouderling Wheeler! Hij sprintte over het gras naar ouderling Lin, die op de weg wachtte met twee fietsen aan de hand. Bi Hsia keek hoe hij zijn fiets bereikte, even op adem kwam en omkeek. Hun blikken ontmoetten elkaar en hielden elkaar vast. Toen verscheen er langzaam een glimlach op zijn sombere gelaat. Het was een verdrietige, vriendelijke glimlach, een begrijpende glimlach. Toen wist Fu Bi Hsia zeker dat de zendeling uit Amerika niet zo heel anders was. D

WAT KAN IK

DOEN OM EEN

ZENDELING

TE ZIJN?

Julie Wardell

1

1 ier zijn veertien dingen die je kunt

h

-1 doen om een zendeling te zijn. Zet een

l

1 streepje bij elk onderdeel dat je hebt ge-

daan. Moedig tijdens de gezinsavond de leden

van

het gezin aan om ook enkele punten van

deze lijst te doen.

D

1. Leer iedere maand minimaal een tekst

uit je hoofd.

D

2. Nodig vriendjes en vriendinnetjes die

geen lid van de kerk zijn uit om na

schooltijd met je mee naar huis te gaan.

D

3. Spaar voor een zending.

D

4. Schrijf een brief aan een zendeling.

D

5. Bid elke ochtend en elke avond.

D

6. Bezoek alle kerkvergaderingen en

luister goed.

D

7. Onderhoud het woord van wijsheid.

D

8. Als een van je vriend(inn)en wordt

gedoopt, ga dan naar de doopdienst.

D

9. Bid voor de zendelingen.

D

10. Leer twee nieuwe mensen kennen op

school.

D

1 1 . Geef iemand een Boek van Mormon

waarin je je getuigenis hebt geschreven.

D

12. Stel voor om een gezin dat geen lid van

de kerk of inactief is, uit te nodigen voor

de gezinsavond.

D

13. Geef je getuigenis tijdens de getuigenis-

vergadering.

D

14. Verwijs de zendelingen naar niet-leden.

HOE BEREID JE EEN

TOESPRAAK VOOR

Pat Graham

In de dienst van de Heer maakt het niet uit waar je dient, maar hoe. (President J. Reuben Clark jr., conferen- tieverslag, april 1 95 1 .)

Een van de manieren waarop we anderen kunnen die- nen, is door opgewekt de dingen te doen die ons in de kerk worden gevraagd. Als we leren om gewillig te die- nen, zal dat ons helpen ons op zendingswerk voor te be- reiden. We kunnen helpen met dienstbetoonprojecten, gebeden en toespraken. Als we een toespraak houden, onderwijzen we anderen. Onderwijzen is een van de belangrijkste dingen die zendelingen doen - zij leggen aan anderen uit wat zij over het evangelie weten.

Hier is een formule van vier punten die je kunt ge- bruiken bij het voorbereiden van een toespraak:

1 . Inleiding - Vertel waar je toespraak over gaat.

2. Voorbeeld - Vertel een verhaal uit de Schriften, een persoonlijke belevenis of een vers uit de Schriften.

3. Toepassing - Vertel hoe we de essentie van de toespraak kunnen toepassen.

4. Afsluiting - Geef een samenvatting, waarin je je

eigen gevoelens over dit onderwerp vertelt. Hier is een activiteit om je te helpen bij het oefenen:

1 . Maak kaartjes met onderwerpen en kaartjes met plaatjes; kleur de plaatjes. Leg de kaartjes met de plaatjes naar boven en de kaartjes met de onderwerpen omge- keerd op tafel.

2. Draai een kaartje met een onderwerp om en zeg, „mijn toespraak gaat over ..." Zoek de tekst op en lees deze, vertel in het kort met je eigen woorden over wie het verhaal gaat en wat er gebeurde. Zoek dan het kaartje met het plaatje dat het beste bij het verhaal past.

3. Vertel waarom het onderwerp van je toespraak in deze tijd belangrijk is. Vertel enkele manieren waarop je dat beginsel in je eigen leven kunt toepassen en moedig anderen aan het in hun leven toe te passen. Het belang- rijkste onderdeel van je toespraak is als je vertelt watje weet en hoe je je erover voelt. Mensen zullen je het beste begrijpen als je langzaam spreekt en ze aankijkt.

4. Besluit door iets te zeggen als, „ik zeg dit in de naam van Jezus Christus, amen". D

Gehoorzaamheid

(Jona1-3)

Geloof

(Matteüs 14:22-33)

Bekering

(Lucas 15:8-10)

Gebed

(Joseph Smith-Geschiedenis 1:5, 10, 14-19)

Vergevens- gezindheid

(3Nephi 12:43-44; 13:14)

c o o

c ra

13 T3

o

7

Van stip naar stip en kleurplaat

WAAROM HEB JE ZO'N HAAST?

Door Roberta L. Fairall 42

WERELDWIJD

Boek van Mormon in 71 talen vertaald

Onlangs zijn er drie nieuwe vertalingen

van het Boek van Mormon

gereedgekomen, te weten in hefGrieks,

Arabisch en in een Zuidamerikaanse

indiaanse taal, Aymara.

Met het gereedkomen van een beknopte

versie in het Malagassisch (taal die op

het eiland Madagascar gesproken wordt)

is het Boek van Mormon nu in 71 talen

beschikbaar.

Het totaal aantal volledige vertalingen

van het Boek van Mormon bedraagt nu

32, het totaal aantal beknopte versies

39.

Drie HLD-documentaires in de prijzen

Onlangs mocht de kerk tijdens een festival voor radio- en televisiedocumentaires, drie prijzen in ontvangst nemen voor één radio- en twee televisiedocumentaires die in 1986 waren geproduceerd. De prijzen werden toegekend door "Religion in Media" (Godsdienst in de media), een internationale, oecumenische organisatie die jaarlijks onderscheidingen toekent aan programma's die "sterke sociale en/of morele zeggingskracht hebben". De televisiedocumentaires wezen op de kwalijke invloeden van pornografie en gokken, de radiodocumentaire behandelde het onderwerp vasten.

De kunst van het luisteren

Op woensdag 18 maart j.1. werd er in de Wijk Eindhoven een haardvuuravond georganiseerd over "De kunst van het luisteren". Gastspreker, broeder Henk van Dam, jongemannenpresident van de Ring Utrecht, gaf een zeer boeiende uiteenzetting, die op de aanwezigen zeer positief overkwam, getuige de vele reacties. Na zijn presentatie werd de film "Luistert u goed?" vertoond. Voor deze avond waren er ruim 400 uitnodigingen huis aan huis in de omgeving van de kerk verspreid.

5.000 exemplaren in twee jaar

De Negende Wijk van Logan in de Ring Logan Utah Cache, geeft het goede voorbeeld waar het gaat om het gebruik van het Boek van Mormon in zendingswerk. Sinds 1985 heeft deze wijk 5.000 exemplaren van dit boek aan hun full-time zendelingen verstrekt. Al deze exemplaren waren voorzien van een persoonlijk getuigenis.

Schouwspel trekt 11.000 bezoekers

Ruim 1 1.000 bezoekers hebben het schouwspel in de open lucht bezocht, dat drie avonden bij de tempel in Nieuw- Zeeland gehouden werd. Het schouwspel, vergelijkbaar met het bekende schouwspel dat jaarlijks door de kerk bij de heuvel Cumorah in de Amerikaanse staat New York wordt georganiseerd,had als thema het bezoek van de Heiland aan Amerika. Ruim 5.000 niet-leden werden in het bezoekerscentrum op het tempelterrein rondgeleid. Aan dit evenemen namen ruim 700 leden deel.

De 'tweede' mijl gaan

Als Cheryl Lindner en Jenny Mahoney, leden van de Wijk Elizabeth in de Ring Modbury Australië, op huisbezoek gaan, is dat een hele gebeurtenis. In 9 uur leggen ze bijna 350 km af om zes

zusters te bezoeken. Het gebied dat onder de wijk valt strekt zich vanuit Elizabeth ruim 150 km noordwaarts en nog eens 150 km zuidwaarts uit.

De kerk groeit

Typerend voor de groei van de kerk in de Filippijnen is het feit dat tijdens de afgelopen conferentie van de Ring Bacalod op 22 februari j.1., er 31 broeders werden voorgesteld om het Melchizedeks priesterschap te ontvangen. In 1985 werden er 400 bekeerlingen in die ring gedoopt, 85% waarvan onderwezen was door plaatselijke zendelingen. Diezelfde dag werd er in de Wijk Xalapa in Mexico een haardvuuravond georganiseerd voor leden en niet-leden met als gastspreker ouderling Robert L. Backman van het Eerste Quorum der Zeventig. De ruim 600 aanwezigen luisterden geboeid naar ouderling Backmans toespraak over de eeuwige familie. Na afloop verzochten 125 niet- leden om bezoek van de zendelingen.

Plaatselijk nieuws in Wereldwijd

De redactie van De Ster zal graag korte berichten plaatsen over gebeurtenissen, bijzondere ervaringen, projekten e.d. die in wijken en gemeenten in Nederland en Vlaanderen hebben plaatsgevonden. Deze berichten kunt u sturen aan het Kerkelijk vertaalbureau, postbus 224, 3430 AE Nieuwegein, Nederland. Artikelen e.d. kunt u naar de Stercorrespondent van uw ring/district sturen.

Wij zien uw inzendingen, met foto's graag tegemoet.

:.!.:.:■!.:.!,.;.:.:.;.:.:.:.:.:. -==

^„ ■,„,,„, ,,,,,,,,, .,,,,,,.,,,,,, ..,,,., ,,,..,, ,,,,.,,,,

AT 'S WAT VAN U HOREN ... 4

N^^

TO LA

Ronny van de Berg

Zr. M. Heemskerk

Derk-Jan Oddens

England Manchester Mission

England Manchester Mission

Engeland Bristol Mission

Paul House, Stockport Road

Paul House, Stockport Road

Southfield House

Timperley, Altrincham

Timperley, Altrincham

2 Southfield Road

Cheshire, WA 15 7 UP

Cheshire, WA 15 7 UP

Westbury on Trym

England

England

Bristol BS9 3BH Engeland

Martin Broekzitter

England London South Mission

Thies de Jonge

Jan Peters

484 London Road

Zendingsgebied Amsterdam Nederland

England Bristol Mission

Mitchan, Surrey CR4 4ED

Laarderweg 128

Southfield House

Engeland

1402 BM BUSSUM

2 Southfield Road

Nederland

Westbury on Trym

Mark Brouwer

Bristol BS9 3BH

Florida Lauderdale Mission

Engeland

1350 N.E.56th Street

Petra Kwast

Fort Lauderdale, Florida 33334

Zendingsgebied Amsterdam Nederland

Bart van der Put

U.S.A.

Laarderweg 128

England Coventry Mission

1402 BM BUSSUM

4 Copphall House, Stationsquare

Nederland

Coventry, West Midland CV12 SFO

Anita de Bruijn

Engeland

England Bristol Mission

Southfield House

Wim Methorst

David van der Put

2SouthfieldRoad

Michigan Dearborn Mission

England London South Mission

Westbury on Trym

33505 State Street, suite 101

484 London Road

Bristol BS9 3BH

Farmington, Michigan 48024

Mitchan, Surrey CR4 4ED

Engeland

U.S.A.

Engeland

Martin Tenthof van Noorden

Mark Decker

Herman Michèly

Philippines Davao Mission

Arizona Tempe Mission

Florida Tampa Mission

P.O. Box 494

P.O. Box 27056

P.O. Box 151685

Davao City 9501

Tempe, Arizona 85282

Florida 33684

Filippijnen

U.S.A. Roger Elfert

U.S.A.

Ernst Mollemans

Mocht er een adres ontbreken

South- Africa Johannesburg Mission

England London Mission

P.O. Box 1517

64-68 Exhibition Road

cq. foutief vermeld zijn,

Florida 1710

London SW7 2 PA

Zuid-Afrika

Engeland

a.u.b. bericht aan het Kerkelijk vertaalbureau, postbus 224,

Esther de Haan

Paul Muntinga

England Coventry Mission

Idaho Boise Mission

3430 AE NIEUWEGEIN,

4 Copphall House, Stationsquare

3295 Elder Street, suite 153

Coventry, West Midland CV12 SFO

Boise, Idaho 83705

Nederland

Engeland

U.S.A.

HET BOEK DAT KWIJT WAS

Anna Margrethe Krogh Thomsen

Het Noordduitse landschap baadde zich in het zonlicht van een prachtige zomerochtend ter- wijl mijn man en ik van ons huis in Frederiks- berg, Denemarken, naar de omgeving reden waar mijn moeders moeder geboren was. Als een kind dat een hartewens in vervulling ziet gaan, kreeg ik een brok in mijn keel toen ik het eerste verkeersbord met 'Lade- lund' erop zag. Vanaf mijn doop brandde ik van ver- langen om mijn grootmoeders naam in te sturen voor tempelwerk. Vaak had ik goddelijke leiding ontvangen bij mijn genealogisch onderzoek, en ik keek met span- ning uit naar het moment dat ik mijn grootmoeder in staat zou stellen om alle zegeningen van het evangelie te ontvangen.

In Noord-Duitsland liggen de verslagen verspreid in verschillende kerken, in plaats van ondergebracht te zijn in een centraal archief. Daarom had ik naar Lade- lund geschreven om erachter te komen waar de versla- gen over mijn grootmoeder precies lagen. Toen bleek dat die in Ladelund lagen, had ik de priester opgebeld om een afspraak met hem te maken om de boeken met die verslagen in te zien.

Toen we bij het gezellige kleine huisje in Ladelund arriveerden, begroette de secretaresse van de priester ons allerhartelijkst. Ze ging naar de kluis waar het des- betreffende boek in lag, maar kwam even later met een

verwarde uitdrukking op het gezicht terug. „Ik kan het boek dat u nodig heeft niet vinden, gisteren was het er nog", zei ze. Samen doorzochten we de boeken- planken, maar we konden het niet vinden.

Ik was diep teleurgesteld. Ik had zoveel werk ge- daan. Waarom hielp m'n Hemelse Vader me nou niet? Ik ging naar de auto terug om op onze volgende af- spraak, enkele uren later, te wachten. Terwijl ik daar zat te huilen, kwam het in mij op dat we naar het dorpje konden rijden waar mijn grootmoeders familie had gewoond. Hoewel het meer dan honderd jaar ge- leden was dat de familie daar gewoond had, wilde ik gewoon even kijken hoe het eruit zag.

We kwamen omstreeks twaalf uur 's middags in het dorpje aan en zagen er niemand. We reden langs ne- gen of tien huizen, en uiteindelijk zag ik een oudere vrouw die haar ramen stond te zemen. We stopten en ik liep het tuintje in om te zien of zij iets van mijn grootmoeders familie wist. Toen ik bij de voordeur stond, viel mijn blik op het naamplaatje. Mijn adem stokte toen ik de naam Carstensen zag - de familienaam van mijn grootmoeder!

Het vrouwtje deed open en met een prachtig Slees- wijks accent vroeg zij wat ik wilde. Toen ik haar uitleg-

de waarom ik had aangebeld, zei ze: „O, u wilt moe- ders stamboom zien. Ogenblikje, ik zal 'm even pak- ken." Ze liep weg en kwam even later terug met een stamboomlijst met mijn familieleden erop, tot in de zeventiende eeuw. Naast de naam van ieder gehuwd paar, met de datums van hun geboorte, huwelijk en dood, stonden alle kinderen, met hun geboorteen huwelijksdatum. Dit ene document gaf me veel meer informatie over mijn grootmoeders familie dan ik uit de kerkelijke verslagen had kunnen putten. Nu wist ik precies waar ik moest zoeken naar de kinderen in de familie.

Toen ik weer terug was in Denemarken, ontving ik een brief van de kerk in Ladelund. De secretaresse had de informatie uit het boek dat weg was ingevoegd, en legde uit dat het boek per ongeluk in een andere kast was gelegd. Dankzij dit „ongeluk" echter heb ik niet één, maar meer dan honderd namen gevonden van mijn Duitse familieleden. De Heer heeft , : *k me werkelijk de hele tijd bijgestaan,

hoewel ik dat eerst niet inzag. D

Zuster Thotnsen heeft twee kinderen, is kleuter- leidster en is werkzaam als genealogisch adviseuse en mediathecaresse in de Ring Kopenhagen Denemarken.

Brent A. Barlow

//

DIE TWEE ZULLEN TOT ÉÉN VLEES ZIJN"

GEDACHTEN OVER INTIMITEIT IN HET HUWELIJK

j

'^ijJJI <§-S^

' >:■': ■•■ ■'. S- -fi'.i' ■'■-, .••■i'-.i /.}',.■ •'. ' ' ■' /.' .'.• ■yf.V' ■".

'

' .'■./■

Vele jaren geleden, toen ik nog een jonge zende- ling was en net een nieuwe collega had gekre- gen, ontmoetten we een protestants predikant die ons binnenvroeg uit de kou. Na over verschillende onderwerpen van gedachten gewisseld te hebben, vroeg hij ons: „En wat is het mormoonse standpunt ten aanzien van seksualiteit?"

Ik verslikte mij in de warme chocolademelk. „Nou, " zei de predikant na een moment van stilte, „kunt u mij de mormoonse filosofie ten aanzien van seksuali- teit vertellen?" Ik was sprakeloos. Mijn collega, die be- greep dat ik het antwoord schuldig moest blijven, ant- woordde uiteindelijk: „Meneer, we geloven erin."

Dat was meer dan twintig jaar geleden. Als huwe- lijksadviseur en hoogleraar aan een universiteit is mij deze zelfde vraag vele keren gesteld door zowel stu- denten, vrienden, beroepskrachten, leden van de kerk als niet-leden. En na al die jaren heb ik nooit een beter antwoord gevonden dan dat van mijn jonge zende- lingcollega: „We geloven erin."

We geloven erin, omdat we weten welk verdriet een ongepast gebruik van deze macht buiten het huwelijk teweeg brengt. We zijn ons terdege bewust van de waarschuwingen van de profeten in het verleden en heden. Zoals Alma aan zijn zoon Corianton verklaar- de: „Goddeloosheid bracht nimmer geluk" (Alma 41:10).

Maar we geloven ook in het goede dat voortvloeit

uit gepaste intimiteit in het huwelijk. We zijn ons vol- komen bewust van de vreugde en de eenheid die een echtpaar ten deel kan vallen als zij dit aspect van hun relatie koesteren.

Ondanks de vreugde, die kan voortvloeien uit sek- sualiteit in het huwelijk, zijn er toch vele echtparen die hun seksuele relatie zien als een bron van frustra- tie en zelfs onenigheid. Sterker nog, het onvermogen van echtparen een intieme verstandhouding op te bouwen is een van de grootste oorzaken van echt- scheiding. President Spencer W. Kimball heeft opge- merkt dat zelfs in onze kerk, „na bestudering van de echtscheidingen, wat wij de afgelopen jaren hebben moeten doen, men ziet dat er een, twee, drie, vier redenen zijn. Over het algemeen is seks de eerste. Seksueel klikte het niet. Zij zullen dat tijdens de recht- bank niet toegeven. Zij vertellen dat misschien niet eens aan hun advocaat, maar dat is de reden." (The Teachings of Spencer W. Kimball, ed. Edward L. Kimball, Salt Lake City: Bookcraft, 1982, blz. 312.)

Verkeerde ideeën over intimiteit

Hoe kan zoiets moois de bron zijn van zoveel pro- blemen? Een deel van die problemen spruit voort uit verkeerde ideeën. Sommige mensen denken dat sek- suele intimiteit een noodzakelijk kwaad is waardoor er kinderen komen. Misschien werden hun ouders teveel

27

J

in verlegenheid gebracht door zulke onderwerpen en wilden zij het liever niet met hun bespreken. Mis- schien waren hun ouders zo bezorgd dat hun kinde- ren de wet van kuisheid zouden overtreden, dat zij al- leen de negatieve gevolgen van seksualiteit onderwe- zen. Sommige verkeerde ideeën zijn het gevolg van een verkeerde interpretatie van bepaalde bijbel- teksten. In Efeziërs 5, vers 22 bijvoorbeeld worden vrouwen aangemoedigd „onderdanig" te zijn aan hun man. Sommigen menen ten onrechte dat deze tekst betekent, dat vrouwen zich aan hun man behoren te onderwerpen, ook al is het met tegenzin. Onder deze omstandigheden bevorderen intieme uitingen geen eenheid in het huwelijk.

Een prachtige macht

In werkelijkheid is seksualiteit echter een prachtige macht die God aan het mensdom heeft gegeven. Pre- sident Kimball heeft eens opgemerkt: „De Bijbel hul- digt seks in gepaste omgang, en vermeldt die als door God geschapen, door God verordineerd en door God gezegend. Hij geeft duidelijk aan dat God om twee re- denen fysieke aantrekkingskracht tussen de seksen tot stand heeft gebracht: voor de voortplanting van het menselijk ras en om de liefde tussen man en vrouw uit te drukken die hen zozeer één maakt. Zijn gebod aan de eerste man en vrouw om 'één vlees' te zijn was even belangrijk als zijn gebod 'vruchtbaar te zijn en zich te vermenigvuldigen'. (Spencer W. Kimball citeert Billy Graham, Ensign, mei 1974, blz. 7.)

Het is interessant dat de woorden seks en seksualiteit niet voorkomen in de Schriften. In plaats daarvan wordt het woord bekennen gebruikt om de intieme rela- tie tussen man en vrouw aan te geven. Dit „beken- nen" ofwel „bekend raken met" is een immens bevre- digend aspect van huwelijkse liefde. Een goed huwe- lijk kan overleven zonder seksualiteit - wanneer een van de echtgenoten ziek is of fysiek gehandicapt.

Maar dit intieme aspect van het elkaar „bekennen" draagt bij aan de volkomenheid van de relatie in het huwelijk.

Een gepast gespreksonderwerp

Het praten over de fysieke dimensies van de relatie kan echtgenoten helpen elkaar fysiek te leren kennen. Zelfs partners die vrijelijk praten over de financiën, de opvoeding van de kinderen, recreatieve activiteiten enzovoort, voelen zich vaak niet op hun gemak als dit intieme onderwerp ter sprake komt. Soms nemen zij aan dat hun intieme relatie zich op „natuurlijke" wijze behoort te ontplooien, deze te bespreken betekent dat er iets verkeerd gegaan zou zijn. Dit is gewoon niet waar. Hoewel deze intimiteiten, vanwege hun heilige karakter, niet besproken moeten worden met vrien- den of familieleden, is het volkomen op zijn plaats deze wel te bespreken met de huwelijkspartner.

In dit verband merkte wijlen ouderling Hugh B. Brown, apostel en lid van het Eerste Presidium, op: „Veel huwelijken zijn stukgelopen op de gevaarlijke klippen van onwetendheid en laag-bij-de-gronds sek- sueel gedrag, zowel vóór als in het huwelijk. Grove onwetendheid van pasgehuwden ten aanzien van de juiste plaats en functie van seks resulteert in veel ver- driet en vele éénoudergezinnen.

„Duizenden jonge mensen knielen bijna als analfa- beet voor het altaar neer als het gaat om deze funda- mentele functie . . .

„Indien zij, die deze heerlijkste en intiemste van alle relaties (het huwelijk) overwegen aan te gaan, zich ook werkelijk willen kwalificeren voor deze verant- woordelijkheid . . . indien zij de delicate en bevredi- gende aspecten van een harmonieus seksleven in het huwelijk openhartig bespraken . . . zou er veel ver- driet en hartzeer vermeden kunnen worden." (You and Your Marriage, Salt Lake City: Bookcraft, 1960, blz. 22-23, 73.)

29

Het bespreken van deze intieme relatie - met inbegrip van de emoties die ermee ge- paard gaan - kan een huwelijk heel veel goed doen. Een uiting van liefde, toewijding en eenheid Sommige pro- blemen met dit aspect van het huwelijk doen zich voor wanneer een van de echtgeno- ** w—

ten een onverstandige

beperking van deze macht voorstaat of juist in excessen treedt. Seksualiteit behoort een integrerend geheel te vor- men met liefhebben en geven. Ontbreken deze gevoe- lens dan is het aanwenden van deze macht ongepast.

In mijn werk als huwelijksadviseur ben ik gecon- fronteerd met echtparen die van mening zijn dat intie- me uitingen beperkt moeten blijven tot één dimensie - voortplanting. President Kimball heeft evenwel ge- zegd: „Ons is geen aanwijzing van de Heer bekend, dat gepaste seksuele omgang tussen man en vrouw beperkt dient te blijven tot het verwekken van kinde- ren." (Ensign, oktober 1975, blz. 4.) Het scheppen van kinderen is een integrerend en prachtig aspect van het huwelijk. Doch deze intimiteit alleen om die reden aan te wenden, betekent dat men deze macht nagenoeg negeert als uiting van liefde, toewijding en eenheid.

Misbruik van intimiteit

Aan de andere kant zijn er echtparen die vinden dat de fysieke bevrediging de enige reden voor seksuali- teit is. Deze mensen raken daar zo door geobsedeerd, dat ze de liefdesemotie totaal vergeten. Anderen ge- bruiken deze macht als wapen of als pressiemiddel. Dit is niet alleen het misbruiken van een van God ver-

De man noch de vrouw alleen beheerst

de fysieke relatie. In plaats daarvan

behoren beiden zich in te spannen om

hun beloften aan elkaar waar te maken.

Zij behoren elkaar te koesteren.

30

kregen privilege, maar het verraadt een grote dosis zelf- zucht van een of beide partners en maakt de seksuali- teit een vernietigend in plaats van een verenigd element van het huwelijk. Ook kan een ge- brek aan informatie over de seksuele ex- pressie en gevoelens

van zowel de man als de vrouw problemen in het

huwelijk veroorzaken.

Oude stereotypen

Sommige mensen houden vast aan oude stereo- typen - zo denkt men soms ten onrechte dat vrouwen minder seksueel geaard zijn dan mannen. Soms beïn- vloedt het beeld van mannen en vrouwen op de televi- sie, in tijdschriften, boeken en films op subtiele en onjuiste wijze ons onderscheidingsvermogen. Zelden of nooit laten de media een evenwichtige, volwassen, liefdevolle huwelijksrelatie zien. Mannen worden vaak voorgesteld als sterke, aantrekkelijke helden met weinig toewijding en slechts één verlangen - seks. Vrouwen worden afgeschilderd als hopeloos roman- tisch, koud afstandelijk, of dom, met in elk geval één functie - het bevredigen van het verlangen van een man. Deze bekrompen visie ontzegt mannen en vrou- wen hun individualiteit. Ze negeert het feit dat beiden kinderen van God zijn, met verwachtingen, verlan- gens, talenten en emoties. Als een echtpaar deze waarheid uit het oog verliest en elkaar als een object gaat zien, kan seksualiteit weinig of niets doen om de intimiteit te bevorderen.

Dan zijn er, natuur- lijk, de fysieke of psy- chologische proble- men die dit aspect van het huwelijk kunnen schaden. Een man of vrouw, bij- voorbeeld, die als kind seksueel is mis- bruikt kan diepge- wortelde emotionele problemen hebben. In zulke gevallen is het verstandig een

bisschop of bekwaam adviseur te raadplegen. Een arts kan wellicht helpen bij fysieke problemen.

De noodzaak van christelijke liefde

Een van de grootste problemen bij dit en alle andere aspecten van het huwelijk is zelfzucht. Ik betwijfel dat er een relatie is die ons beter de noodzaak van christe- lijke liefde onderwijst dan het huwelijk - die volko- men en onvoorwaardelijke liefde die ons overreedt meer om anderen te denken dan om onszelf. Toch hebben maar weinig mensen geleerd, zelfs zij die ken- nelijk een goed huwelijk hebben, dit naar behoren te doen.

Het is niet altijd eenvoudig alle andere overwegin- gen terzijde te schuiven en te kijken wat de behoeften van onze partner zijn om vervolgens ons best te doen hierin te voorzien. Vaak is het zo dat we voor anderen doen wat ons gelukkig zou maken als een ander het voor ons deed.

En naderhand vragen we ons verbaasd af waarom de ander niet gelukkig is. Eén sleutel tot succes in het huwelijk is er achter te komen wat onze partner geluk- kig maakt en dan vreugde te vinden in het verschaffen van dat geluk.

Evenals een man tijd vrij behoort

te maken voor zijn vrouw,

behoort een vrouw tijd vrij te

maken voor haar man.

Seksuele verantwoorde- lijkheid

Wanneer wij sek- sualiteit gaan zien als een vitaal onder- deel van een harmo- nieus en gelukkig huwelijk, wordt het meer dan iets dat we eenvoudigweg ge- ven of ontvangen. Mij komt het voor als iets waar zowel de man als de vrouw verantwoor- delijk voor is. Men zou het de seksuele verantwoorde- lijkheid kunnen noemen.

In de gelijkenis van de talenten onderwees Jezus, dat we datgene wat ons toevertrouwd is, behoren te verbeteren (zie Matt. 25:14-30). En in het huwelijk wordt ons vaak gezamenlijke verantwoordelijkheid gegeven, zoals kinderen, loyaliteit, en de dagelijkse verzorging van de gezinsleden.

In de Schriften vinden we een paar voorbeelden van gezamenlijke verantwoordelijkheid in het huwelijk. In hoofdstuk vijf van het boek Mozes krijgen we inzicht in wat Adam en Eva deden en waar zij samen verant- woordelijk voor waren. In vers één lezen we: „Adam (begon) de aardbodem te bouwen, en heerschappij te hebben over al het gedierte des velds ... En ook Eva, zijn vrouw, arbeidde met hem." Aldus deelden zij de verantwoordelijkheid van het werken. Behalve het de- len van andere aspecten van het leven, hadden zij ook een seksuele relatie en zorgden samen voor de kinde- ren (vers 29); baden en ontvingen inspiratie samen (vers 4); ontvingen samen geboden (vers 5); onderwe- zen samen hun kinderen (vers 12); en zij hadden samen verdriet (vers 27). Paulus impliceerde een gezamenlijke seksuele ver-

31

antwoordelijkheid toen hij zei: „De man kome jegens de vrouw zijn (echtelijke) verplichtingen na en evenzo de vrouw jegens haar man.

„De vrouw heeft niet zelf over haar lichaam te be- schikken, doch haar man; en eveneens heeft de man niet zelf over zijn lichaam te beschikken, doch zijn vrouw" (1 Kor. 7:3-4).

Voor mij betekent dit dat de man noch de vrouw al- leen de fysieke relatie kan beheersen. In plaats daar- van behoren beiden zich in te spannen om hun belof- ten aan elkaar waar te maken. Beiden behoren elkaar te koesteren. Laten we met dit in gedachten eens zien hoe een man en vrouw dit deel van hun rentmeester- schap kunnen nakomen en dit facet van hun huwelijk kunnen verbeteren.

Aan de echtgenoot

Een man moet tijd besteden aan zijn vrouw. Zij die- nen de tijd te nemen om ideeën met elkaar te delen, om samen te groeien en te leren, en om samen vreug- de te ervaren. Een vrouw zal nooit erg enthousiast zijn over een echtgenoot die het grootste deel van zijn tijd besteedt aan zijn werk, kerkvergaderingen, hobby's waar zij niet bij betrokken is, of die zijn tijd door- brengt voor de televisie of weggedoken achter zijn krant. Een echtgenoot die weinig tijd doorbrengt met zijn vrouw laat haar daardoor weten dat zij niet be- langrijk is. Maar zijn vrouw moet juist de belangrijkste zijn in zijn leven.

President Spencer W. Kimball heeft naar aanleiding van LV 42:22 („Gij zult uw vrouw met geheel uw hart liefhebben, en gij zult haar aankleven en geen ander") gezegd: „De woorden geen ander sluiten alles en ieder- een uit. In het leven van de gehuwde man of vrouw wordt de eega dan dus nummer één, en noch iemands maatschappelijke, politieke of beroepsleven, noch enig ander belang, persoon of zaak mag ooit de voor- rang krijgen boven de levensgezel(lin)." (Het wonder der vergeving, Salt Lake City: Bookcraft, 1969, blz. 262.)

Als de echtgenoot andere dingen op de eerste plaats stelt en niet in staat is tijd vrij te maken voor de ont- wikkeling van de intimiteit in andere aspecten van zijn relatie met zijn vrouw, zal zij waarschijnlijk ook niet geïnteresseerd zijn in seksuele intimiteiten.

32

Evenzo zal een vrouw niet geïnteresseerd zijn als zij voelt dat haar man zich niet bewust is van de ogen- schijnlijk kleine probleempjes in haar leven of zich daar heel weinig aan gelegen laat liggen. Een vrouw vertrouwde me eens toe: „Ik zou het zo fijn vinden als mijn man, wanneer hij thuis komt van zijn werk, me in de ogen keek, me vroeg hoe ik me voelde, hoe mijn dag was geweest en me daarna een kus gaf en me in zijn armen nam." De meeste vrouwen waarderen klei- ne attenties die tonen dat hun echtgenoot gevoelig is voor hun behoeften. Zij vertellen mij van de waarde- ring die zij voelen als zij, na een lange en vermoeiende dag, hulp krijgen van hun man in het huishouden of bij het verzorgen van de kinderen. Andere vrouwen waarderen de hulp van hun man als zij ziek zijn, in verwachting of het heel druk hebben. Kleine attenties - bedankjes, complimentjes en ik hou van jou's - zijn belangrijk. Wanneer deze „kleine" elementen aan het huwelijk worden toegevoegd, krijgt de seksualiteit een grotere betekenis en wordt deze een uiting van diepe liefde. Zonder deze „extraatjes" zal het intieme sa- menzijn uiteindelijk de man noch de vrouw voldoe- ning schenken.

Vrouwen houden van romantiek. Het probleem is echter dat de man en de vrouw romantiek soms an- ders definiëren. Vele vrouwen nemen in hun definitie de tijd op die zij samen met hun echtgenoot doorbren- gen waarin zij dingen doen die zij beiden interessant vinden. Ook staan de mondelinge en schriftelijke lief- desuitingen hoog op de lijst, of kleine cadeautjes die slechts voor hen betekenis hebben. Als de romantiek in het huwelijk beperkt blijft tot het seksuele, zullen vrouwen zich meer uitgebuit dan geliefd voelen.

Een klacht die ik van veel vrouwen gehoord heb is dat er heel weinig genegenheid is in hun huwelijk. In een onderzoek, dat ik een aantal jaren geleden gedaan heb, kwam tot uiting dat de meeste vrouwen seksuele bevrediging vrij hoog op hun lijstje van wensen in hun huwelijk plaatsten. Maar de meeste vrouwen ga- ven de niet-seksuele intimiteiten een nog hogere note- ring. Vele vrouwen spraken over de geborgenheid die zij voelden terwijl zij hand in hand met hun echtge- noot zaten, samen een boek lazen of televisie keken. Een vrouw waardeert ook de zorg van haar man in de seksuele omgang zelf.

Als een man acht slaat op de verschillende behoef- ten van zijn vrouw en daarin voorziet, zullen de liefde in hun huwelijk en de uitingen daarvan naar alle waarschijnlijkheid verbeteren.

Aan de echtgenote

Wellicht het belangrijkste wat een vrouw kan doen om de seksuele relatie in haar huwelijk te verbeteren is zich te realiseren, dat haar echtgenoot ook een mens is met verschillende behoeften, verwachtingen en ver- langens. Helaas geven de media de indruk, vaak op luidruchtige wijze, dat een man slechts uit is op één aspect van de relatie. Wanneer men deze bekrompen kijk op de man overneemt, doet men hem on- recht.

Mannen, zelfs zij die verkeerde ideeën hebben over het huwelijk, blijven kinderen van God en hen als zo- danig te behandelen kan de relatie alleen maar ten goede komen.

Veel van de ideeën die voor mannen gelden, gelden ook voor vrouwen. Net zoals een echtgenoot tijd dient vrij te maken voor zijn vrouw, behoren echtgenoten tijd door te brengen met hun man. Sommige vrouwen besteden het grootste deel van hun tijd aan hun baan, het zorgen voor de kinderen of het huishouden. Wan- neer de kinderen 's avonds eindelijk in bed liggen en ouders een momentje voor zichzelf hebben, verkiezen vrouwen vaak een ontspannende activiteit - tv kijken, een naaiwerkje, een boek lezen, een vriendin bellen - vóór tijd met hun echtgenoot doorbrengen. Wanneer hun echtgenoot bij hen wil zijn, zijn zij vaak moe of emotioneel ontoegankelijk. Mannen zullen moeite hebben dit te begrijpen of waarderen. Als de dagelijk- se bezigheden echt zo vermoeiend zijn dat een vrouw weinig tijd of energie over heeft om de relatie met haar man te ontwikkelen, behoort zij, al of niet samen met haar man, haar leven onder de loep te nemen en te be- kijken welke bezigheden opgegeven kunnen worden ten behoeve van de belangrijkste relatie die ze ooit zal hebben.

Ook mannen waarderen genegenheid. In sommige opzichten, wanneer het aankomt op genegenheid, kunnen mannen net zo romantisch zijn als vrouwen. Een man vindt het fijn om zijn arm om zijn vrouw heen te slaan of haar te kussen voordat hij 's morgens

34

vertrekt. Deze handelingen hoeven niet meteen sek- sueel te zijn; zij zijn zijn romantische uitingen van de liefde die hij voor haar voelt. Als deze uitingen van ge- negenheid voortdurend afgehouden worden met „nu niet, schat" kan hij het gevoel krijgen dat zijn vrouw onverschillig staat tegenover de liefde die zij delen. Deze uitingen zijn voor de man wat de woorden van waardering en vriendelijke daden zijn voor de vrouw. Een vrouw die deze afwijst, vertelt haar echtgenoot, dat zij eigenlijk niet om hem geeft. Als zij echter de tijd neemt voor een omhelzing - of beter nog, zelf het voortouw neemt in het tonen van genegenheid, zal dit de liefde tussen haar en haar echtgenoot vergroten.

Wanneer het aankomt op seksualiteit, maken som- mige vrouwen zich veel zorgen over hun „rechten", vaak spreken zij van hun „recht" om ja of nee te zeg- gen. Maar een huwelijk is ook een relatie van verant- woordelijkheid en gelegenheid. In een huwelijk heb- ben beide partners de gelegenheid te geven. De denk dat er maar weinig vrouwen zijn die beseffen welke macht zij hebben om hun man fysiek, emotioneel en zelfs geestelijk aan zich te binden. Aan de andere kant denk ik ook dat er weinig vrouwen zijn die voelen hoe gefrustreerd en vervreemd hun echtgenoot raakt wan- neer zij vinden dat hun echtgenote zijn behoeften en interesses negeert. Ik geloof dat een wijze en liefdevol- le Hemelse Vader een vrouw het vermogen heeft ge- geven om een één-zijn met haar man te bereiken (zie Gen. 2:24). De sleutel is onzelfzuchtigheid. Naarmate zij ernaar streeft in de behoeften van haar echtgenoot te voorzien, zal hun huwelijk verbeteren.

Ouderling Parley P. Pratt heeft eens opgemerkt dat „onze natuurlijke affecties met een wijs oogmerk in ons geplant zijn door de Geest Gods; en zij zijn de bron van leven en geluk - zij zijn de specie van alle deugden en hemelse gemeenschap.

„Het feit blijft, dat God de mens schiep, man en vrouw; Hij plantte deze affecties in hun boezem met de bedoeling hun geluk en eenheid te bevorderen." (Parker Pratt Robison, ed., Writings of Parley Parker Pratt, Salt Lake City: Deseret News Press, 1952, blz. 52-53.) Naarmate man en vrouw leren vrijelijk van zichzelf te geven en de werkelijke behoeften en verlangens van de ander te begrijpen, zullen deze natuurlijke affecties toenemen, totdat deze inderdaad „hun geluk en eenheid . . . bevorderen". D

DIENSTVERLENING IN DE GEMEENSCHAP

BUITEN ONZE KRING TREDEN

Jan Underwood Pinborough

Assistent-redactrice

Bent u een christen?" Het was de kop van een advertentie waarin geappelleerd werd aan de gevoelens van mensen, die zich op vrijwillige basis wilden in- zetten voor de gemeenschap. De kop wist de aandacht te trekken van Roger Freeman. Broeder Free- man was een trouw lid van de kerk - zondagsschoolleraar, huis- onderwijzer en vader van negen kinderen. Niemand zou hem er- van kunnen beschuldigen, dat hij zijn medemens niet op christelijke wijze hielp. Maar toch intrigeerde de vraag hem.

Broeder Freeman legde contact met de stichting die de advertentie had geplaatst en vroeg hoe hij van dienst kon zijn. De stichting gaf hem de namen van verschillende bejaarde mensen, bij wie klusjes gedaan moesten worden die zij niet zelf konden doen.

Sinds die dag, nu alweer een paar jaar geleden, heeft broeder Freeman gras gemaaid, meubilair gerepareerd, tuinen schoonge- maakt en vele andere klusjes ver- richt in de wat oudere delen van de stad waar hij woont - vaak neemt hij een paar van zijn kinde- ren mee, die hem bij de klusjes helpen. Elke paar maanden belt hij de stichting op voor meer namen. Soms heeft hij gehuild bij het zien van zoveel armoede en eenzaam- heid. Zo nu en dan sluit hij vriend-

schap met iemand die hij helpt en houdt hij persoonlijke contact. Toch zou hij meer willen doen.

Waar haalt hij de tijd vandaan om buiten zijn familiekring en kerkwerk contacten te leggen. „Er is niet veel tijd mee gemoeid," zegt broeder Freeman. En wat mo- tiveert hem? Hij legt uit: „Meestal komt het neer op het wegcijferen van mijzelf. Soms denk ik aan de fy Heiland die stoffige wegen bewan- delde. Hij was zich bewust van de noden van de mensen."

Het dienen van anderen is niet louter een aanhangsel van het evangelie. In feite stelt de Heer het dienen van elkaar gelijk aan het dienen van Hem (zie Mos. 2:17). Broeder Lowell Bennion, die aan het hoofd staat van de stichting die broeder Freeman belde, is van me- ning dat de heiligen niet naar de kerk behoren te gaan om voldoe- ning te vinden, maar om „aange- vuurd te worden om hun naasten in nood te helpen".

Koning Benjamin onderwees eveneens dat het helpen van je medemens een belangrijke verant- woordelijkheid is van hen die zijn bekeerd tot het evangelie van Je- zus Christus. Tot hen die net die bekering ervaren hadden, zei hij:

„En nu . . . betreffende het van dag tot dag behouden van een ver- geving van uw zonden, opdat gij schuldeloos voor God moogt wan-

35

36

delen, zou ik willen, dat gij van uw goederen aan de armen zoudt mededelen, een ieder naar het- geen hij heeft, zoals de hongerigen te voeden, de naakten te kleden, de zieken te bezoeken en hun hulp en steun te verlenen, zowel naar hun geestelijke als stoffelijke be- hoeften" (Mos. 4:26).

Wij moeten ons dienstbetoon niet beperken tot hen van ons eigen geloof, want het zijn de be- hoeften van de mens - niet het kerkgenootschap waar wij toe be- horen - die wij als leidraad bij on- ze verantwoordelijkheid voor onze medemens behoren te hanteren. In plaats van ons te laten pijnigen door het menselijk leed in het alge- meen, vraagt de Heer ons iets con- creets te doen aan de behoeften van hen in onze nabijheid. Hierna volgen enkele verhalen van heili- gen der laatste dagen die dat nu juist doen.

Heiligen in Haarlem helpen Polen

Soms vereist het helpen van mensen in nood het doorbreken van politieke grenzen. Nederland geniet een relatief hoge le- vensstandaard. Maar in Polen, op betrekkelijk korte afstand, zijn er velen die in armoede leven en honger lijden.

Broeder en zuster C. R. Kirsch- baum, uit de Wijk Haarlem in de Ring Den Haag Nederland, reali- seerden zich dat zij tweeën, tenzij zij zich verenigden met anderen, weinig konden doen om het lijden van een heel volk te verlichten. Daarom hielp de familie Kirsch- baum bij het in het leven roe- pen van de stichting Haar- lem helpt Polen. De stich- ting doorbrak religieuze gren- zen, want er waren maar liefst negentien verschillende kerkge- nootschappen vertegenwoordigd in de stichting.

De leden van de Wijk Haarlem

werkten samen met de leden van andere kerkgenootschappen, zij zamelden voedsel, kleding, schoe- nen, dekens, vitaminen, zeep en medicamenten in. Vrijwilligers gingen met plastic zakken en een lijst van benodigde artikelen huis- aan-huis. Het ingezamelde geld werd gebruikt voor het inkopen van olie, boter, babyvoedsel en vi- taminen tegen lage prijzen. Er wa- ren ziekenhuizen die kostbare chi- rurgische apparatuur ter beschik- king stelden. Tevens kreeg men kosteloos de beschikking over een vrachtwagen en een bestelbusje met chauffeurs. „De hulp kwam werkelijk op wonderbaarlijke wijze uit alle richtingen," zegt zuster Kirschbaum.

Vrijwilligers sorteerden, verpak- ten en laadden de artikelen in. Na een korte kerkdienst, ging de la- ding ter waarde van 250000 op weg. De hulp was bestemd voor methodisten en baptisten, een be- jaardentehuis, een kindertehuis en een kinderziekenhuis.

Zuster Kirschbaum merkt op, dat uit deze gezamenlijke hulpac- tie hechte vriendschappen zijn ontstaan tussen mensen van de

verschillende kerkgenootschappen in Haarlem. „Het was alsof de mu- ren, die mensen meestal optrek- ken, verdwenen waren," zei zij. In een kerkdienst, die gehouden werd nadat de voertuigen veilig uit Polen waren teruggekeerd, ci- teerde een baptistenpredikant uit het Nieuwe Testament: „Want Hij . . . heeft ... de tussenmuur, die scheiding maakte, de vijandschap, weggebroken" (Ef. 2:14).

De invloed van één stem

Geestelijke behoeften zijn niet zo voor de hand liggend als mate- riële behoeften, maar ze zijn net zo dringend. Pornografie en anti-reli- gieuze ideeën zijn geestelijke pla- gen die velen bedreigen, inclusief jongeren. Vaak denken ouders en anderen, dat zij machteloos staan tegen de uitholling van morele waarden. Maar zuster Gerda Jen- sen uit Aalborg (Denemarken), weet dat slechts één stem heel veel invloed kan hebben.

Onlangs moest er op een school in Aalborg een leerboek goedge- keurd worden, dat gedetailleerd inging op en instemmend sprak

Zuster

Kirschbaum,

vierde van

rechts, helpt bij

het sorteren en

inpakken van

de voorraden

voor Polen.

37

over homoseksualiteit. Gelukki- gerwijs maakte zuster Jensen deel uit van de oudercommissie van de- ze school, het orgaan dat de leer- boeken goedkeurt. Zij was bij machte op overtuigende wijze te- gen het boek te pleiten.

„Ik zette mijn beste beentje voor en bad dat ik mijn gedachten goed onder woorden zou kunnen bren- gen", zegt zuster Jensen. Het hoofd van de school en de leer- krachten spraken zich allen in gunstige bewoordingen uit voor het aanschaffen van het boek. Maar nadat zuster Jensen gespro- ken had, stemden de ouders una- niem tegen het boek.

De invloed van zuster Jensen is niet altijd zo nadrukkelijk geweest in de commissie. Tijdens de eerste commissievergadering, die zij bij- woonde na haar verkiezing, nam een commissielid het woord, dat te kennen gaf dat „de school niet zou tolereren dat er iemand gods- dienstige brochures uitdeelt op school".

38

8S**S' Zuster Gerda Jensen met de school- kinderen uit Aalborg.

Maar de positieve waarden van zuster Jensen dwongen langzaam maar zeker het respect af van vele commissieleden. Zij werd ge- vraagd de schoolkrant te verzor- gen en de leiding te nemen over de recreatieve activiteiten van de school. Ook sprak zij op de di- ploma-uitreiking van de school. „Ik heb uitsluitend verhalen en ideeën uit de lesboeken van de

kerk gehaald," herinnert zij zich. „Na de eerste toespraak, werd ik geprezen door leerkrachten die ik nauwelijks kende." De daaropvol- gende drie jaar viel haar telkens deze eer te beurt.

Natuurlijk werd niet elke slag gewonnen. Er waren leerboeken, die volgens zuster Jensen niet door de beugel konden, die wel werden goedgekeurd. Maar door haar stem te laten horen ter ondersteu- ning van positieve waarden, heeft zij mede bijgedragen aan een beter milieu voor de schoolkinderen in Aalborg.

Liefdesliedjes

Zuster Teresa Pinto, ZHV-presi- dente van het District Sebutal Por- tugal, nam het idee dat we de Heer dienen als we anderen die- nen (zie Mos. 2:17) ernstig op. Zij ging op zoek naar een dienstbe- toonproject en haar hart ging daar- bij uit naar de eenzame mensen in de gemeenschap, die nauwelijks meer reden tot lachen hebben. Daarop begon zij een plan uit te werken om die mensen wat vreug- de te geven - vooral zij die in te- huizen verblijven.

De leden van de gemeenten Al- mada één, Costa da Caparica en Sebutal waren wel te vinden voor haar plan. Weken achter elkaar besteedden de jongeren en de zusters van de ZHV van deze drie gemeenten elke avond aan het re- peteren van volksliedjes en -dan- sen, toneelstukjes en het voordra- gen van gedichten. Het program- ma van deze gelegenheidsgroep ging in première in een plaatselijk bejaardentehuis voor maar liefst

VAI.H.

». "*

vijftig bejaarden. De groep pro- beerde door middel van hun en- thousiaste optreden hun vreugde in het beleven van het evangelie te tonen. Aan het eind van hun op- treden waren er velen die hun tra- nen de vrij loop lieten. En de ar- tiesten voelden de warmte van het delen van liefde en vriendschap met hen die dat van node hadden. „De zou dit voor geen goud ter we- reld hebben willen missen," zei een jongere.

De vreugde van het buiten de ei- gen kring treden naar hen die daar behoefte aan hebben heeft aanste- kelijk gewerkt in het District Sebu- tal. Er wordt alweer gewerkt aan een tweede project, waaraan ver- schillende andere gemeenten gaan meewerken, dit keer wordt het een show voor een weeshuis.

Onze medemens begrijpen

In sommige Europese landen wordt de kerk op negatieve wijze bestempeld als een „sekte", een label dat vele zendelingen en kerk- leden als storend hebben ervaren. De negatieve kritieken op de kerk komen echter in het algemeen van hen die geen heiligen der laatste dagen kennen, zegt broeder Alain Marie, die het hoofd public Com- munications voor West-Europa is. „Zij die ons wel kennen, bewon- deren ons voor wie we zijn en wat wij als betrokken christenen tot stand brengen." Wanneer heiligen der laatste dagen zich verdienste- lijk maken in hun gemeenschap, zullen anderen de kerk meer gaan waarderen.

Maar de noodzaak voor weder- zijds begrip geldt ook voor de hei- ligen der laatste dagen. De belang- rijkste reden voor broeder Gerard Giraud-Carrier om dienstbaar te

6 *-,'.

1 -. * v

•Ns t\

,%'\\

•I-t:

!»« * L. M

zijn in de gemeenschap, was dat hij mensen buiten de kerk wilde leren kennen. Als regionaal verte- genwoordiger voor de regio's Brussel, Nice en Parijs, had broe- der Giraud-Carrier al heel veel te doen. Vier jaar geleden werd hij echter gekozen in de gemeente- raad van de stad Lagny (Frank- rijk). Zijn ervaringen leren hem meer waardering te hebben voor zijn vrienden die geen lid van de kerk zijn. „Het geeft mij de gele- genheid meer begrip voor anderen te krijgen," legt hij uit.

Broeder Giraud-Carrier steekt zijn

reli- w gieuze v \^ overtui- ging niet onder stoelen of banken. „Iedereen in de raad weet dat ik een heilige der laatste dagen ben en dat ik elke zondag naar de kerk ga." Ook is hij erachter gekomen dat de be- ginselen van het evangelie hem helpen dit werk - hij neemt onder- meer zitting in de commissie pu- blieke werken en scholen - effec- tiever te doen. „Voordat ik naar de raadsvergaderingen ga, bid ik," legt hij uit. „Wanneer ik voel dat ik een heftige discussie moet onder- breken, steek ik mijn hand op en vraag het woord. Het verbaast mij telkens weer dat het dan rustig wordt en de groep naar mij luistert. Vaak zijn ze dan milder

gestemd en zelfs als ze het niet met me eens zijn, ontwikkelt de discussie zich dan meestal in ande- re richting.'

De functie van gemeenteraadslid wordt in Frankrijk niet gehono- reerd, maar broeder Giraud-Car- rier geniet van de voldoening die hij krijgt uit het dienen van de ge- meenschap. Wat ook van belang is, is dat hij, volgens eigen zeggen, ,leert van de mensen te houden, hen meer te waarderen, hoewel zij er niet dezelfde denkbeelden op na houden als ik en zich soms zelfs zo gedragen, dat het mij irriteert".

slee in de sneeuw. Zijn vrienden rennen naar hem toe om hem overeind te helpen. Hij zwaait met zijn armen en benen, en hij gnif- felt: „Nee, nee, ik vind de sneeuw fijn!" Hij maakt deel uit van een enthousiaste groep jonge mensen uit Rexburg (Idaho), die samen- komt voor recreatieve activiteiten - skimotorrij den, langlaufen, paard- rijden, vissen op het ijs, duiken en waterskiën.

Maar dit is geen gewone groep. Deze meesten lijden aan ernstige lichamelijke handicaps: een open

rug, verlamming, doofheid en blindheid. Zij maken deel uit van de Ricks Outdoor Cooperative Handicapped Association - een vereniging die in 1984 door Steve Anderson werd opgericht.

Steve weet uit ervaring wat het betekent het hoofd te moeten bie- den aan de uitdagingen die licha- melijke handicaps met zich mee- brengen. Hij is namelijk zelf ver- lamd. Na te zijn afgestudeerd in educatieve psychologie, was het onmogelijk voor hem om een baan te vinden, niemand durfde het met hem aan. Tenslotte benaderde hij twee van zijn voormalige pro- fessoren van het Ricks College. Zij kwamen overeen hem te steunen

39

bij het opzetten van een activitei- tenprogramma voor gehandicapte studenten aan het Ricks College en gehandicapte mensen uit de Up- per Snake River- vallei in Idaho.

Door dit programma nemen mensen, die gekluisterd zijn aan een rolstoel, nu mee aan een bow- ling-competitie, waarbij zij gebruik maken van een speciaal voor hen geconstrueerde helling. Zij die hun benen niet of maar gedeelte- lijk kunnen gebruiken, kunnen skiën met zogenaamde „zit- en-ski„ -sleeën. „Het is niet zo dat handicaps het verlangen naar ont- spanning onderdrukken," zegt Steve. „Wij helpen de mensen een ingebouwde gêne, die hen ervan weerhoudt deel te nemen, te over- winnen."

Studee Hopi-indianen over een grote vogel die uit de lucht viel, te zwak om te vliegen. Naarmate de tijd verstreek, herkreeg de vogel zijn kracht, sloeg zijn vleugels uit en vloog op een dag weer weg. Hij had zo'n prachtige vlucht, dat zelfs de stenen huilden van vreugde.

Steve beschouwt het als een wonder, dat hij en zijn vrienden hun vleugels hebben kunnen uit- slaan en begonnen zijn met vlie- gen. „Onze Vader in de hemel heeft beloofd zwakke dingen sterk te maken," zegt Steve. „In die be- lofte ligt onze hoop."

Een hulpvaardige impuls

Op een dag las zuster Maria Wil- lems uit het District Antwerpen België over een cursus bejaarden- verzorging. Zij was een paar jaar daarvoor lid van de kerk gewor- den en meerdere malen getroffen door het idee van liefdediensten, dat wordt onderwezen in de ZHV- lessen. Tevens werd er in haar pa- triarchale zegen nadruk gelegd op het belang van dit soort dienst- betoon.

Zij gaf gehoor aan de impuls en besloot de cursus te volgen. Sinds- dien is zij betrokken geweest bij de verzorging van de bejaarden in de

40

buurt waar zij woont. Zij verzorgt hen, maakt hun huis schoon, zo nu en dan kookt zij voor hen en doet de boodschappen. Wanneer haar werk gedaan is, neemt ze de tijd om te praten. Haar hoofddoel is hen gelukkig te maken. Ze let erop de bejaarden niet te „bemoe- deren", maar juist respect te tonen voor hun levenservaring. „Er zijn zaken die je alleen maar met oude- re mensen kunt bespreken," zegt zuster Willems. Zij vindt zichzelf een gezegend mens, dat zij met deze bejaarden in contact is ge- komen.

Dit soort dienstbetoon kent zijn hartzeer. „Wanneer er iemand sterft, voor wie je gezorgd hebt, laat dat altijd een leegte achter. Wanneer je van mensen gaat hou- den, is het altijd moeilijk afscheid te nemen."

Toen zij onlangs de Gids voor de kinderkamer doorbladerde, trof zij daarin een paar voorbeelden van gebarentaal aan. Het eerste was zij leerde te gebaren was „Ik hou van je". Zij realiseerde zich, dat het leren van gebarentaal haar in staat zou stellen een vrouw, die bij haar in de straat woonde, en haar broer te helpen, die beiden slechthorend zijn. Wanneer zij de cursus geba- rentaal beëindigt, hoopt zij daar- mee vele slechthorenden te kun- nen helpen.

Zuster Willems spreekt haar dankbaarheid uit voor de kerk, die haar ontvankelijk maakte voor de vele mogelijkheden tot liefde- diensten in haar omgeving.

„Waarom doet de kerk er niet meer aan?"

Af en toe reageert de kerk op wereldproblemen - zoals in 1985 toen de leden van de kerk spon- taan vastten en geld inzamelden voor Afrika - Maar velen hebben zich afgevraagd waarom de kerk, met haar hulpbronnen, dit niet va- ker doet.

Voor het grootste gedeelte ge- bruikt de kerk haar hulpbronnen voor het vervullen van haar zen-

ding. Deze zending is drieledig: 1) het verkondigen van het evan- gelie, 2) het verlossen van de do- den, en 3) het vervolmaken van de heiligen. Het trainen van zendelin- gen, het bouwen van tempels en het onderwijzen van een groeiend aantal bekeerlingen, nopen de kerk er, onder andere, toe de ver- antwoordelijkheid voor het oplos- sen van de vele problemen in de gemeenschap aan de leden over te laten. President Kim- ball heeft gezegd: „Wij geloven, dat het ons zou aflei- den van de zen- ding van de kerk, als we het an- ders zouden aanpakken." (Toespraak aan regio- nale ver- tegen- woor- digers, 31 maart 1978.)

De wijsheid achter deze filosofie komt tot uiting in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan: de man die meer dood dan levend aan de kant van de weg naar Jeri- cho werd achtergelaten had direct hulp nodig. Kon de hulp, die hij nodig had, gegeven worden door een liefdadigheidsinstelling of een sociaal instituut? Nee; hij had be- hoefte aan hulp van zijn mede- mens - het soort hulp dat alleen gegeven kan worden door iemand die over dezelfde weg reisde. De- gene die zijn leven redde was een eenzame Samaritaan, die genegen was te helpen ongeacht de gods- dienstige verschillen (zie Luc. 10:30-36). De Heer maakte, na de- ze gelijkenis aan zijn discipelen te hebben verteld, deze toepasselijk op hen. Hij zei: „Ga heen, doe gij evenzo" (Luc. 10:37).

Veel problemen, die er heersen in onze wereld, kunnen het beste op soortgelijke wijze opgelost wor- den: mensen die elkaar helpen, die buiten de kring van familie en kerk treden. Zelfs grote problemen

kunnen verminderd worden wan- neer zij, die Christus volgen, om zich heen kijken en verkiezen de hulpbehoevenden te helpen.

RICHTLIJNEN VOOR HET VERLENEN VAN HULP

In september 1968, moedigde het Eerste Presidium de kerkleden aan de helpende hand toe te steken en plaatste daarbij een paar kanttekeningen. Dit is in de loop der jaren uitgegroeid tot de klassieke uitspraak over dienstbetoon in de samenleving:

„Door de wereldwijde groei van de kerk en de daaruit voortvloei- ende taakverzwaring, achten de leiders van de kerk het niet raad- zaam naar oplossingen te zoeken van de vele, gecompliceerde pro- blemen die spelen in de wereld. Deze ontwikkeling ontheft de indi- viduele leden evenwel niet van het vervullen van hun verantwoorde- lijkheid als burgers.

„Wij dringen er bij de leden op aan hun plicht als burgers te aan- vaarden en te zoeken naar oplos- singen van de problemen die onze samenleving plagen.

„Onze omvangrijke zending on- der het mensdom, maakt het de kerkleden te enen male onmogelijk hun ogen te sluiten voor de vele problemen, die opgelost dienen te worden, als wij willen dat ons ge- zin in een samenleving opgroeit die bijdraagt aan de geestelijkheid.

„Waar de oplossing van deze problemen samenwerking vereist met hen, die een andere overtui- ging hebben, dienen de leden niet terughoudend te zijn bij het steu- nen en leiden van activiteiten die in overeenstemming zijn met de normen van de kerk.

„Leden kunnen de kerk van- zelfsprekend niet vertegenwoordi- gen noch kunnen zij toezeggingen doen uit naam van de kerk. Niette- min behoren zij 'ijverig werkzaam te zijn' voor een goede zaak, waar- bij zij de beginselen van het evan- gelie van Jezus Christus als lei- draad nemen."

41

VOOR DE JEUGD

rele jaren geleden zei een grote apostel-pionier, Heber C. Kimbali: „Om de moeilijkheden die zul- len komen het hoofd te bieden, zult u zelf een overtuiging van de waarheid van het werk moeten hebben . . . zo niet, dan zult u niet standhouden. De tijd zal komen dat geen enkele man, noch vrouw zal kunnen volharden op geleend licht, leder zal door een innerlijk licht geleid moeten worden." (Orson F. Whit- ney, Life of Heber C. Kimbali, Salt Lake City: Bookcraft, 1945, blz. 450.)

Ik nam mijn getuigenis onder de loep toen ik bijna twintig was en aan de Utah University mijn studie na- tuurwetenschappen begon. Ik wilde niet alleen maar in het evangelie geloven omdat mijn vader en moeder zeiden dat het waar was. Ik wilde dat zelf weten. Ik probeerde geen fouten in het evangelie te vinden, ik Wilde de waarheid ervan voor mijzelf ontdekken.

Ik studeerde natuurwetenschappen aan een univer- siteit en had sommige mensen horen zeggen dat we- tenschap en godsdienst elkaar niet verdragen, dat nie- mand die een goede opleiding genoten heeft een ge-

tuigenis van het evangelie kan hebben. Maar ik k er achter dat dit niet waar is. Als jongeman die n< een eigen getuigenis streefde en ook als ambitieu aankomende wetenschapper, gaf het mij enorme vreugde te constateren dat wetenschap en godsc heel goed samengaan. Ik wil graag een paar vooi den geven die aantonen hoe goed ze samengaan

Godsdienstige waarheid en

de „wetenschappelijke methode"

Sommige mensen beweren dat wetenschap zie alleen met tastbare, observeerbare dingen bezigh we kunnen ze op schaalverdelingen aflezen, of c stroommeters, of ze elektronisch tellen. Deze criti schuldigen godsdienst ervan minder betrouwbaa zijn omdat het zaken als geloof en openbaring bc iets wat we niet aan kunnen raken of meten. Ma onderscheid is eigenlijk niet reëel.

Ik heb bijvoorbeeld mijn proefschrift aan de Un sity of California in Berkeiey geschreven over pio

Als jongeman die naar een eiqen getuiqenis streefde en ook als ambitieuze aankomende wetenschapper, gaf het mij enorme vreugde te constateren dat wetenschap en godsdienst heel goed samengaan.

nucleon interacties. Ik heb nog nooit een pion of nucle- on gezien. Ik kon ze niet aanraken. Toch heb ik er een wetenschappelijk artikel over geschreven.

We leren over inductie of magnetische velden of elektrische capaciteit. Heeft iemand ooit inductie gezien of gevoeld, of magnetische velden of elektrische capa- citeit? Nee; we kunnen alleen het effect ervan meten. Dus gaan geleerden soms ook met het ontastbare om, en doen dat zonder zich intellectueel in verlegenheid te brengen.

De wetenschappelijke methode om waarheid te ont- dekken is je vooroordelen te vergeten en conclusies te trekken op grond van de beschikbare gegevens. Deze methode is ook op evangeliestudie van toepassing. De Heer geeft ons diverse voorbeelden hoe we deze me- thode kunnen toepassen. Over tiende zei Hij: „Breng de gehele tiende naar de voorraadkamer . . . beproeft Mij toch daarmede ... of Ik dan niet voor u de vensters van de hemel zal openen en zegen in overvloed over u uitgieten" (Mal. 3:10). Dat is een experiment. Vele men- sen hebben getuigd dat ze het experiment gedaan heb- ben en dat het werkt.

Alma zegt ook: „(Toets) mijn woorden" (Alma 32:27). Dan vergelijkt hij het woord met een zaadkorrel dat, als we hem met geloof water geven en voeden en ver- zorgen, ons zal doen weten of de boodschap goed is (zie Alma 32:28).

De Heiland gaf ons nog een voorbeeld. Hij zei dat als we willen weten of zijn leer waar is en van de Vader komt, we zijn wil moeten doen. Dan, beloofde Hjj, zul- len wij „van deze leer weten, of zij van God komt, dan of Ik uit Mijzelf spreek" (Joh. 7: 1 7). Dat is een weten- schappelijke methode - gewoonweg beoordelen op grond van de gegevens.

Wetenschap en geloof

Sommigen zeggen dat wetenschap niets met geloof te maken heeft. Maar dat is duidelijk niet waar. In de zeventiende eeuw vond de Italiaanse astronoom Gali- leo telescopen uit waardoor hij verder de hemel in kon zien dan ooit iemand voor hem had gedaan. Hij stelde vast dat de maan geen glad lichaam was dat zelf licht uitstraalde. In plaats daarvan zag hij bergen en dalen, en dat het licht weerkaatst werd. Galileo was het met Copernicus eens dat de aarde om de zon draaide, in plaats van dat de aarde het middelpunt van het univer- sum was waar alles omheen draaide.

Omdat deze waarnemingen niet strookten met de ideeën van Aristoteles en de leringen van de katholie-

44

ke kerk, werd Galileo voor het gerecht gesleept en gestraft voor zijn overtuigingen. Maar hij verloor nooit het geloof in zijn ontdekking. Zijn overtuiging van de juistheid van zijn ontdekking lijkt veel op het vertrou- wen dat wij geloof noemen.

Stukjes van de legpuzzel

Natuurlijk harmoniëren wetenschap en godsdienst niet in alle opzichten. Er bestaan bijvoorbeeld menings- verschillen over evolutie. Genesis, het Boek van Mozes en het Boek van Abraham zeggen ons dat God de we- reld geschapen heeft, dat Hij daarmee een doel voor ogen had en dat de mens een belangrijke plaats hierbij inneemt. Maar deze Schriftuur is geen leerboek over hoe God de werelden geschapen heeft. Ze zeggen al- leen dat Hij het gedaan heeft. Op een dag zal Hij ons laten weten hoe Hij het gedaan heeft. Wetenschap is filosoferen over het 'hoe', maar er hoeft geen conflict te bestaan zolang we ons bedenken wat de Heer ons gezegd heeft en wat niet.

Ik ben ervan overtuigd dat de Heer op zijn tijd alle profetieën en voorspellingen die Hij gedaan heeft uit zal laten komen en dat alles zal gebeuren zoals Hij ge- zegd heeft dat het zou gebeuren. Het is zelfs zo dat als wij ogen hebben om te zien, we veel van die vervullin- gen in onze tijd plaats zien vinden.

Toen ik nog jong was, zette ons gezin elke Kerst een hele grote puzzel in elkaar, een waar je een week over deed, met duizenden kleine stukjes die allemaal op el- kaar leken. Elk stukje paste maar op een plaats, en de afbeelding werd alleen maar zichtbaar door alle stukjes op de juiste plaats te leggen. Wanneer God de geleer- den toestaat al hun stukjes te ontdekken, en Hij besluit zijn deel te openbaren, zal de 'afbeelding' van wat de geleerden hebben ontdekt en de 'afbeelding' van wat God gedaan heeft hetzelfde zijn.

Zo ben ik het plan van de Heer gaan zien. We moe- ten ophouden ons zorgen te maken over afzonderlijke kleine stukjes, we moeten proberen de hele puzzel in elkaar te zetten door het eindresultaat voor ogen te houden. De Heer weet waar elk stukje hoort en hoe het in zijn plan past. Een ieder van ons moet meehel- pen door zichzelf, een ingenieus en belangrijk stukje van die puzzel, op de juiste plaats te zetten. D

Kathleen Maughn Lind, Don Lind, Mormon Astronaut (Salt Lake City: Deseret Book Co., 1985), blz. 15-26. Met toestemming gebruikt.

HET AARONISCH PRIESTERSCHAP

Ouderling Boyd K. Packer

van het Quorum der Twaalf Apostelen

Ik wil je iets vertellen over de onzichtbare macht van het Aaronisch priester- schap. Een jongen van twaalf jaar is oud genoeg om dit te leren. Wanneer je ouder wordt zul je zeer vertrouwd raken met deze leidende, beschermende macht.

Sommige mensen denken dat tenzij een macht zichtbaar is, zij niet echt kan zijn. Ik denk dat ik je ervan kan overtuigen dat dit niet zo is. Herinner je je datje

zo dom was om je vinger in een contactdoos te steken? Hoewel je niet zag wat er precies gebeurde, heb je het zeker wel gevoeld!

Niemand heeft ooit elektriciteit gezien, zelfs de grootste geleerden met de fijnste instrumenten niet. Maar zij hebben het evenals jij wel gevoeld. En wij kunnen de gevolgen ervan zien. Wij kunnen de stroom meten, controleren, er licht mee produceren, en warmte en kracht. Niemand twjjfelt aan het bestaan van elektriciteit, terwijl het toch niet gezien kan worden.

Hoewel je de macht van het priesterschap niet kunt zien, kun je het wel voelen en de resultaten ervan zien. Het priesterschap kan een leidende en bescher- mende macht in je leven zijn. Laat mij je een voorbeeld geven.

Nadat president Wilford Woodruff lid van de kerk geworden was, wilde hij graag op zending gaan.

„Ik was een leraar," schreef hij, „en het is niet de taak van een leraar om erop uit te gaan en te prediken. Ik durfde niemand van de autoriteiten van de kerk te vertellen, dat ik wilde gaan prediken daar ik bang was dat zij zouden denken dat ik op een of ander ambt uit was." [Leaves from My Journal, Salt Lake City: Juve- nile Instructor Office, 1 882, blz. 8.)

Hij bad tot de Heer, en zonder dat hij zijn hartewens aan wie dan ook bekendgemaakt had, werd hij tot priester geordend en op zending gezonden. Zij gingen naar de omgeving van Arkansas.

Hij en zijn metgezel zwoegden door een 160 km lang moeras, dat nat, modderig en vermoeiend was en vergeven van de alligators. Broeder Woodruff kreeg last van een stekende pijn in zijn knie en kon niet ver- der. Zijn metgezel liet hem, zittend op een stronk, ach- ter en ging naar huis. Broeder Woodruff knielde neer in de modder en bad om hulp. De pijn in zijn knie trok weg en hij ging alleen verder.

Drie dagen later bereikte hij Memphis (Tennessee), uitgeput, hongerig en onder de modder. Hij ging naar de grootste herberg en vroeg iets te eten en een plaats waar hij kon slapen, hoewel hij geen geld had om er- voor te betalen.

Toen de herbergier ontdekte dat hij een prediker was, begon hij te lachen en besloot een grap met hem uit te halen. Hij bood broeder Woodruff een maaltijd aan als hij tot zijn vrienden zou prediken.

Een grote groep rijke en deftige mensen uit Memphis had zich verzameld en was hoogst geamuseerd door deze zendeling die onder de modder zat.

Niemand wilde zingen of bidden, dus deed broeder Woodruff dat zelf. Hij knielde voor hen neer en smeek- te de Heer om zijn Geest en om hem het hart van deze mensen te tonen. En de Geest kwaml Broeder Wood- ruff predikte met grote macht. Hij was in staat om de

geheime daden van hen, die gekomen waren om de gek met hem te steken, te openbaren.

Toen hij uitgesproken was, lachte niemand meer om deze nederige dienaar van het Aaronisch priester- schap. Hij werd daarna vriendelijk behandeld. (Zie Leaves from My Journal, blz. 1 6-18.)

Hij werkte onder de leidende, beschermende macht van het Aaronisch priesterschap. Deze zelfde macht kan ook met jullie zijn.

Laat m[j je enkele fundamentele zaken over het Aaronisch priesterschap leren. Het „wordt het priester- schap van Aaron genoemd, omdat het was bevestigd op Aaron en zijn nakomelingen door al hun geslach- ten" (LV 107:13).

Het Aaronisch priesterschap draagt nog andere na- men. Laat mjj ze opnoemen en je vertellen wat zij bete- kenen.

Ten eerste wordt het Aaronisch priesterschap soms het lagere priesterschap genoemd.

„De reden, waarom dit het lagere priesterschap wordt genoemd, is, dat het een toevoeging is aan het hogere of Melchizedeks Priesterschap, en macht geeft in uiterlijke verordeningen te bedienen" (LV 107:14).

Dit betekent dat het hogere priesterschap, het Mel- chizedeks priesterschap, a/tijd het Aaronisch priester- schap, of het lagere priesterschap, presideert. Aaron was de hogepriester of de presiderende priester van het Aaronisch priesterschap. Maar Mozes presideerde Aaron omdat hij het Melchizedeks priesterschap droeg.

Het feit dat het het lagere priesterschap wordt ge- noemd vermindert in geen enkele mate de belangrijk- heid van het Aaronisch priesterschap. De Heer noem- de de ambtenaren van het Aaronisch priesterschap „noodzakelijke toevoegingen, die tot het Melchizedeks priesterschap behoren" (LV 84:29). ledere drager van het hogere priesterschap behoort zich ten hoogste ver- eerd te voelen de verordeningen van het Aaronisch priesterschap te mogen verrichten, want zij zijn van grote geestelijke betekenis.

Als lid van het Quorum der Twaalf Apostelen, heb ik het avondmaal weleens rondgediend. Ik verzeker je dat ik mij zo vereerd en zo nederig voelde, dat ik er geen woorden voor kan vinden, hoewel sommigen het als een routinezaak beschouwen.

Het Aaronisch priesterschap wordt ook het voorbe- reidend priesterschap genoemd. Dit is ook een goede benaming, want het Aaronisch priesterschap bereid jongemannen voor op het hogere priesterschap, op een zending en op het tempelhuwelijk.

Ik heb er weleens aan gedacht hoe symbolisch het was dat Johannes de Doper, een priester van het Aaronisch priesterschap in vroegere tijden, de komst van de Heer voorbereidde. Hij kwam ook om het Aaro- nisch priesterschap aan de profeet Joseph Smith en

Oliver Cowdery te verlenen ter voorbereiding van de komst van het hogere priesterschap. De Heer zelf heeft gezegd dat „er niemand opgestaan (is), groter dan Johannes de Doper" (Matteüs 11:11).

Je doet er goed aan te letten op je vader en je leiders om te zien hoe het Melchizedeks priesterschap werkt. Je bent je aan het voorbereiden om je te voegen bij de ouderlingen, zeventigen, hogepriesters en patriarchen en om dienst te doen als zendeling, quorumleider, bis- schop, ringleider en vader van een gezin.

Enkelen onder jullie, die nu diakenen, leraren en priesters zijn, zullen eens apostelen en profeten zijn en de kerk presideren. Je moet voorbereid zijn.

Het is inderdaad juist het Aaronisch priesterschap het voorbereidende priesterschap te noemen.

Laat mij je enkele belangrijke beginselen van het priesterschap leren. Als je het Aaronisch priesterschap ontvangt, krijg je het helemaal. Er zijn drie soorten ge- zag met betrekking tot het priesterschap. Je dient ze te begrijpen.

Ten eerste is er het priesterschap zelf. De ordening die je ontvangen hebt, houdt in datje het gezag ont- vangen hebt om alle verordeningen die onder het ge- zag van het Aaronisch priesterschap vallen, te kunnen verrichten.

Dan zijn er ambten binnen het Aaronisch priester- schap. Elk van deze ambten heeft verschillende voor- rechten. Drie ervan - diaken, leraar en priester - kun- nen je verleend worden tussen de leeftijd van 1 2 en 19 jaar. Het vierde ambt, dat van bisschop, kan je ge- geven worden als je volwassen en waardig bent om tegelijkertijd hogepriester te worden.

De diaken moet over de kerk waken als een ge- vestigde dienaar. (Zie LV 124:137; 84:1 1 1; 20:57-59.) Het quorum bestaat uit twaalf diakenen (zie LV 107:85).

De leraar moet altijd „over de leden der kerk waken en met hen zijn en hen sterken" (LV 20:53). Het lera- renquorum bestaat uit vierentwintig leraren (zie LV 107:86).

De priester dient „te prediken, te onderwijzen, uit te leggen, te vermanen, te dopen en het avondmaal te bedienen, en de huizen van alle leden te bezoeken" (LV 20:46-47). Het priestersquorum bestaat uit achten- veertig leden. De bisschop is de president van het priestersquorum (zie LV 107:87-88).

Je zult altijd een van deze ambten dragen. Als je het volgende, hogere ambt ontvangt, behoud je het gezag van het voorgaande. Wanneer je bijvoorbeeld tot priester geordend wordt, behoud je het gezag om alles te doen watje als diaken en als leraar doet. Zelfs wan- neer je het hogere priesterschap ontvangt, behoud je alle gezag, en kun je alle verordeningen verrichten die tot het lagere priesterschap behoren.

Wijlen ouderling LeGrand Richards, die veertien jaar lang presiderende bisschop was, zei dikwijls: „Ik ben slechts een volwassen diaken."

Er is geen bepaalde formule voor je ordening. Zij bestaat uit het verlenen van het priesterschap, het ver- lenen van een ambt, en een bijzondere zegen.

De ambten zijn een onderdeel van het priesterschap, maar het priesterschap is groter dan welk ambt ervan ook.

Het priesterschap behoort je voor eeuwig toe, tenzij je jezelf uitsluit door overtreding.

Wanneer wij actief en getrouw zijn, beginnen wij de macht van het priesterschap te begrijpen.

Er is nog een ander soort gezag, dat aan je verleend wordt wanneer je aangesteld wordt als quorumpresi- dent. Dan ontvang je de sleutels van het gezag voor dat presidentschap.

Je ontvangt het priesterschap en het ambt datje draagt binnen het priesterschap (diaken, leraar, priester) door ordening. De sleutels van president- schap ontvang je door aanstelling.

Als je een diaken wordt, mag je vader je ordenen - en in het algemeen gesproken, behoort je vader dat ook te doen. Ook iemand anders, die de bevoegdheid daartoe heeft, kan dat doen.

47

Als je geroepen wordt als president van je quorum.

zal je bisschop je aanstellen. De sleutels van president-

schap kun je

alleen maar krijgen van iemand die ze zelf

ontvangen heeft.

Tenzij je vader ook je bisschop is, zal hij deze sleutels

niet dragen.

Deze sleutels van presidentschap zijn tijdelijk. Het

priesterschap

en de ambten binnen het priesterschap

zijn blijvend.

Nog iets: Je kunt het priesterschap slechts

W JÊFmM

ontvangen van iemand die hiertoe gezag heeft „en het de kerk bekend is, dat hij gezag heeft" (LV 42: 11). ||. Het priesterschap kan je niet

llll^^^rfjk ,^JI

bdjÉPI^^kit "^N^Ky^l

verleend worden als een diploma.

ft Het kan niet aan je overhandigd

H^^^H lü^B

.;, jj

worden als een getuigschrift.

E'ï*, .,;..'.' ^^H

Het kan niet aan je gezonden

B worden als een boodschap of een brief. Het kan alleen verleend worden door de juiste ordening. Een priesterschapsdrager die daarvoor

geroepen is moet aanwezig zijn.

BH ^^F"~"ï ' .^^. ^^H

Hij moet zijn handen op je hoofd Ik leggen en je ordenen. Dit is m een reden waarom de alge- ■fe mene autoriteiten zoveel

i .j*m(ë

IL reizen - om de sleutels van

F 1 ^B

h het priesterlijk gezag te 1 verlenen, ledere ringpresi- P dent, waar ook ter wereld, heeft zijn gezag ontvangen

il

door handoplegging van 1 een van de presiderende

broeders van de kerk. Er is nog nooit een uitzondering geweest.

■l Vergeet deze dingen

SÊÊ

niet. Het priester-

-J^^W|

N^ schap is heel |fe kostbaar in de

c

0 G

^j

K* ogen van de

c

<

m ^Js!

„^^jjl W Heer. Hij hecht

ra

^w

veel waarde

I c

^

^Hl m aan de ma-

> 1

§

1

'T

A

f

i

nier waarop het verleend wordt en door wie. Het wordt nooit in het geheim gedaan.

Ik heb je verteld hoe het gezag aan je verleend wordt. De macht die je ontvangt, hangt af van watje gaat doen met deze onzichtbare, heilige gave.

Je gezag komt door ordening; je macht komt door gehoorzaamheid en waardigheid.

Ik zal je vertellen hoe een van mijn zoons geleerd heeft te gehoorzamen. Toen hij op diakenleeftijd was, bezochten wij zijn grootvader in Wyoming. Mijn jon- gen wilde een paard, dat hij gekregen had, gaan af- richten. Het had tot op dat ogenblik vrij rondgelopen in de heuvels.

Wij hadden er bijna een hele dag voor nodig om de paarden bijeen te drijven, ze binnen de omheining te krijgen en zijn paard te tuigen met een halster en een touw.

Ik vertelde hem dat zijn paard daar vast moest blij- ven staan totdat het rustig geworden was; hij mocht er tegen praten, het voorzichtig aanraken, maar onder geen beding mocht hij het losmaken.

Ten slotte gingen wij naar binnen om te eten. Hij at snel en ging weer vlug terug naar zijn paard. Plotse- ling hoorde ik een schreeuw. Ik wist wat er gebeurd was. Hij had het paard losgemaakt. Toen het paard zich los rukte had hij instinctief iets gedaan wat ik hem gezegd had nooit, maar dan ook nooit te doen. Hij had het touw om zijn pols geslagen om het paard beter in toom te kunnen houden.

Toen ik het huis uitrende, zag ik het paard voorbij galopperen. Mijn jongen kon het touw niet loslaten; met grote sprongen probeerde hij het galopperende paard bij te houden. Toen viel hij! Als het paard rechts- af geslagen was, zou onze jongen door het hek de heuvels in gesleept zijn en dat had zeker zijn leven ge- kost. Maar het paard sloeg linksaf en bleef even staan - voor mij lang genoeg om het touw om een paal te slaan en mijn zoon te bevrijden.

Ik heb toen een hartig woordje met mijn zoon gesproken! „Jongen, als jij dat paard ooit wil leren be- heersen, zul je iets anders moeten gebruiken dan je spieren. Het paard is groter dan jij, het is sterker dan jij en dat zal het altijd blijven. Misschien zul je hem ooit nog eens kunnen berijden, maar dan moetje hem le- ren gehoorzamen en dat is een les die je zelf eerst zult moeten leren." Hij had een heel waardevolle les ge- leerd.

Twee zomers later gingen wij weer naar de boerderij om te zien hoe het paard het maakte. Het had de hele winter bij de wilde paarden gelopen. Wij vonden ze in een weiland bij de rivier. Ik bleef op een heuveltop staan kijken toen mijn zoon voorzichtig naar de hoek van de weide liep. De paarden liepen zenuwachtig de andere kant op. Toen floot hij. Zijn paard aarzelde en

verliet toen de kudde en draafde naar hem toe.

Mijn zoon had geleerd dat er een grote macht bestaat in dingen die niet gezien kunnen worden, zulke onzichtbare dingen als gehoorzaamheid.

Evenals gehoorzaamheid aan bepaalde beginselen hem de macht gaf het paard af te richten, heeft ge- hoorzaamheid aan het priesterschap hem geleerd zich te beheersen.

Gedurende je hele leren zul je deel uitmaken van een quorum van het priesterschap; uw broeders zullen je sterken en je steunen.

Het gaat zelfs nog verder -je zult het voorrecht heb- ben om hen te steunen.

Veel van wat ik je verteld heb over het Aaronisch priesterschap is ook van toepassing op het Melchize- deks priesterschap. De namen van de ambten zijn an- ders, het houdt meer gezag in, maar de beginselen blij- ven dezelfde.

De macht van het priesterschap komt door het nako- men van je plicht van het bezoeken van vergaderin- gen, het aanvaarden van opdrachten, het lezen van de Schriften, het gehoorzamen van het woord van wijsheid.

President Woodruff heeft eens gezegd: „Ik heb dui- zenden kilometers afgelegd en als priester het evange- lie verkondigd, en ... de Heer heeft mij toen, terwijl ik dat ambt bekleedde, evenzeer gesteund en zijn macht ter bescherming van mijn leven evenzeer getoond als toen ik het ambt van apostel bekleedde. De Heer geeft zijn steun aan iedere man die een deel van het priester- schap draagt, of hij nu priester, ouderling, zeventig of apostel is, als hij maar zijn roeping verheerlijkt en zijn plicht doet." (Millennial Star, 28 september 1905, blz. 610.)

Johannes de Doper herstelde het Aaronisch priester- schap met deze woorden:

„Aan u, mijn mededienstknechten, verleen ik in de naam van de Messias het Priesterschap van Aaron, dat de sleutelen omvat van de bediening van engelen en van het evangelie der bekering, en van doop door on- derdompeling voor de vergeving van zonden" (LV 13).

Jullie - onze diakenen, leraren, en priesters - hebben een heilig gezag ontvangen. Moge de engelen je be- dienen. Moge de macht van het priesterschap met je zijn, geliefde jonge broeders, en met je zonen in de toekomende geslachten. Ik getuig tot je dat het evan- gelie waar is, dat het priesterschap een grote macht bezit, een leidende, beschermende macht voor hen die het Aaronisch priesterschap dragen. D

Uit een toespraak gehouden in de priesterschapsvergadering van de oktoberconferentie 1981.

-«■■■■ V