Skip to main content

Full text of "De Ster"

See other formats


De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 


Juni  1987 
87ste  jaargang 
Nummer  6 


*     *    t 


1 4 't-  i.  i  t- 


Juni  1987 
87ste  jaargang 
Nummer  6 

Eerste  Presidium: 

Ezra  Taft  Benson 
Gordon  B.  Hinckley 
Thomas  S.  Monson 

Raad  der  Twaalf: 

Marion  G.  Romney,  Howard  W.  Hunter, 
Boyd  K.  Packer,  Marvin  J.  Ashton, 
L.  Tom  Perry,  David  B.  Haight, 
James  E.  Faust,  Neal  A.  Maxwell, 
Russell  M.  Nelson,  Dallin  H.  Oaks, 
M.  Russell  Ballard,  Joseph  B.  Wirthlin 

Adviseurs: 

Hugh  W.  Pinnock,  John  H.  Groberg, 
James  M.  Paramore,  Derek  A.  Cuthbert 

Redacteur:  Hugh  W.  Pinnock 

Director  of  Church  Magazines: 

Ronald  L.  Knighton 

International  Magazines: 

Zakelijk  redacteur:  Larry  A.  Hiller 

Adjunct-rédacteurs:  David  Mitchell,  Jan  U.  Pinborough 

Kinderster:  Diane  Brinkman 

Vormgeving:  N.  Kay  Stevenson,  Sharri  Cook 

De  Ster 

Vertaling,  nieuwsredactie 
en  administratie: 

Henri  J.  A.  Tenthof  van  Noorden, 
Kerkelijk  Vertaalbureau 
Raadstede  19,  Postbus  224 
NL-3430  AE  Nieuwegein 
Telefoon:  0  (031)  3402-40260 

Uitgever: 

Kirche  Jesu  Christi  der  Heiligen  der  Letzten  Tage, 
Industriestrasse  21,  Postfach  1568 
D-6382  Friedrichsdorf  1 
Telefoon:  0  61 72/71 03  34 

©  1987  by  Corporation  of  the  President 

of  The  Church  of  Jesus  Christ  of  Latter-day  Saints 

Alle  rechten  voorbehouden 


De  Ster 


Jaarabonnement : 

Nederland:  ƒ25,30 

België:  Bfr.  460,00 

Andere  landen  (per  zeepost): 

cheque  in  tegenwaarde  van  ƒ  28,00 

Het  abonnement  kan  elk  gewenst  moment  ingaan 
en  wordt  automatisch  verlengd,  tenzij  twee 
maanden  voor  vervaldatum  schriftelijk  is  opgezegd. 
Opgave  van  een  nieuw  abonnement  te  richten  aan 
de  administratie;  wacht  met  betalen  tot  u  een 
acceptgiro  ontvangt. 

Verschijnt  twaalf  maal  per  jaar 

Printed  by  Friedrichsdorf  Printing  Centre 
Federal  Republic  of  Germany 

PB  MA  8706  DU 


Officiële  Nederlandstalige  uitgave  van  De  Kerk  van  Jezus  Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste 
Dagen.  De  in  deze  publicatie  afgedrukte  artikelen  werden  overgenomen  uit  de  tijdschriften 
„Ensign",  „New  Era"  en  „Vriend". 


Inhoudsopgave 


2     Boodschap  van  het  Eerste  Presidium:  Kloekmoedig  in 
het  getuigenis  van  Jezus,  President  Ezra  Taft  Benson 

5  Huisbezoekboodschap:  Het  fundament  van  de  welzijnszorg 

6  Ouderling  Marvin  J.  Ashton:  vriend  van  gedetineerden  en 
staatslieden,  Breek  England 

12   De  reis  naar  Santiago,  Mario  Diaz  Martinez 

14   Flora  Amussen  Benson:  levensgezellin  van  een  profeet, 

dienstmaagd  des  Heren,  Derin  Head  Rodriguez 
20   De  verlangens  van  ons  hart,  Ouderling  Dallin  H.  Oaks 
25   Het  boek  dat  kwijt  was,  Anna  Margrethe  Krogh  Thomsen 
27   Gedachten  over  intimiteit  in  het  huwelijk, 

BrentA.  Barlow 
35   Dienstverlening  in  de  gemeenschap:  buiten  onze  kring  treden, 

Jan  Underwood  Pinborough 

Voor  tieners  en  twens 

42   Onzichtbare  dingen,  Don  Lind 

45   Het  Aaronisch  Priesterschap,  Ouderling  Boyd  K.  Packer 

Kinderster 

2     Fu  Bi  Hsia's  gans,  Vicki  Blum 

5  Wat  kan  ik  doen  om  een  zendeling  te  zijn?,  Julie  Wardell 

6  Hoe  bereid  je  een  toespraak  voor,  Pat  Graham 

8     Van  stip  naar  stip  en  kleurplaat,  Roberta  L.  Fairall 


Op  de  omslag: 

Jezus  in  de  synagoge  van  Nazareth, 
Schilderij  van  Greg  K.  Olsen. 
Met  toestemming  van  Leo 
en  Annette  Beus. 


.  ■  ■■-     ■■       .        '  ..:'■■    '    '   ■  ■■     ■ 


BOODSCHAP  VAN  HET  EERSTE  PRESIDIUM 


KLOEKMOEDIG  IN  HET 
GETUIGENIS  VAN  JEZUS 


President  Ezra  Taft  Benson 


Een  zegen  van  onschatbare  waar- 
de, die  binnen  het  bereik  van 
ieder  lid  van  de  kerk  ligt,  is  een 
getuigenis  van  de  goddelijkheid  van 
Jezus  Christus  en  zijn  kerk.  Een  getui- 
genis is  een  van  de  weinige  bezittingen 
die  wij  met  ons  meenemen  als  wij  dit 
leven  verlaten. 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  door  middel  van 
de  Heilige  Geest  kennis  bezit  van  de 
goddelijke  zending  van  Jezus  Christus. 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  weet  dat  de  ge- 
boorte van  onze  Heer  van  goddelijke 
aard  was  -  dat  Hij  inderdaad  de  Enig- 
geboren Zoon  in  het  vlees  is. 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  weet  dat  Hij  de 
beloofde  Messias  was  en  dat  Hij  vele 
machtige  wonderen  verrichtte  terwijl 
Hij  onder  de  mensen  verbleef. 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  weet  dat  de  wetten 
die  Hij  als  zijn  leer  voorschreef,  waar 
zijn  en  dat  men  zich  aan  deze  wetten 
en  verordeningen  houdt. 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  weet  dat  Hij  vrij- 
willig de  zonden  van  de  hele  mensheid 
op  zich  nam  in  de  hof  van  Getsemane, 
waardoor  Hij  naar  lichaam  en  ziel  leed 
en  uit  elke  porie  bloedde.  Dit  alles 
deed  Hij  opdat  wij  niet  zouden  hoeven 
te  lijden  als  wij  ons  bekeerden 
(zie  LV  19:16, 18). 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben  wil  zeggen  dat 
men  weet  dat  Hij  zegevierend  uit  het  graf  voortkwam 
met  een  verrezen  lichaam  van  vlees  en  beenderen.  En 
omdat  Hij  leeft,  zal  de  hele  mensheid  leven. 


Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  weet  dat  God  de 
Vader  en  Jezus  Christus  inderdaad  aan 
de  profeet  Joseph  Smith  verschenen 
om  een  nieuwe  bedeling  van  zijn  evan- 
gelie in  te  luiden,  opdat  verlossing  aan 
alle  naties  gepredikt  mag  worden  voor- 
dat Jezus  Christus  wederom  verschijnt. 

Een  getuigenis  van  Jezus  te  hebben 
wil  zeggen  dat  men  weet  dat  de  kerk 
die  Hij  oprichtte  in  het  midden  des 
tij  ds  en  herstelde  in  deze  tijd,  zoals  de 
Heer  verklaarde:  „de  enige  ware  en  le- 
vende kerk  op  de  ganse  aardbodem  is" 
(LV  1:30). 

Het  hebben  van  zo'n  getuigenis  is 
van  cruciaal  belang.  Maar  zelfs  van 
groter  belang  is  het  kloekmoedig  zijn 
in  ons  getuigenis. 


K! 


loekmoedig  te  zijn  in  het  getui- 
genis van  Jezus  betekent  dat  we 
in  de  goddelijke  zending  van 
Jezus  Christus  geloven,  zijn  evangelie 
aanvaarden  en  zijn  werken  doen.  Het 
betekent  ook  dat  we  de  profetische 
zending  van  Joseph  Smith  en  zijn  op- 
volgers aanvaarden  en  hun  raad  opvol- 
gen. Zoals  Jezus  heeft  gezegd:  „Hetzij 
gesproken  door  Mijn  eigen  stem,  of 
door  de  stem  Mijner  dienstknechten, 
dat  is  hetzelfde"  (LV  1:38). 

Sprekend  over  hen  die  uiteindelijk 
de  zegeningen  van  het  celestiale  ko- 
ninkrijk ontvangen,  zei  de  Heer  tegen 
Joseph  Smith:  „Zij  ontvingen  het  getuigenis  van  Jezus, 
en  geloofden  in  Zijn  naam  en  werden  gedoopt  volgens 
de  wijze  van  Zijn  begrafenis  -  zij  werden  in  Zijn  naam 
begraven  in  het  water  overeenkomstig  het  gebod,  dat 
Hij  heeft  gegeven"  (LV  76:51). 


Dezen  zijn  het  die  kloekmoedig  zijn  in  hun  getuige- 
nis van  Jezus  en  die,  zoals  de  Heer  verklaarde  „door 
geloof  overwinnen  en  verzegeld  zijn  door  de  Heilige 
Geest  der  belofte,  die  de  Vader  uitstort  op  allen,  die 
rechtvaardig  en  getrouw  zijn"  (LV  76:53). 

„Allen,  die  rechtvaardig  en  getrouw  zijn"  -  wat  een 
sprekende  beschrijving  van  hen  die  kloekmoedig  zijn 
in  het  getuigenis  van  Jezus.  Zij  zijn  moedig  in  het  ver- 
dedigen van  waarheid  en  gerechtigheid.  Dat  zijn  de  le- 
den van  de  kerk  die  hun  roeping  grootmaken  (zie  LV 
84:33),  hun  tiende  en  bijdragen  betalen,  een  zedelijk 
rein  leven  leiden,  hun  kerkelijke  leiders  in  woord  en 
daad  steunen,  de  sabbat  heiligen  en  alle  geboden  Gods 
gehoorzamen. 

De  Heer  had  het  over  hen  toen  Hij  zei  dat  „alle 
tronen  en  heerschappijen,  rijken  en  machten,  zullen 
worden  geopen- 
baard en  toegewezen 
aan  allen,  die  kloek- 
moedig voor  het  evan- 
gelie van  Jezus  Christus 
hebben  volhard" 
(LV  121:29). 

Indien  iemand  zijn 
getuigenis  verliest  en 
niet  kloekmoedig  is, 
heeft  dat  eeuwige 
gevolgen.  Er  zijn  leden 
die  weten  dat  dit  werk 
in  de  laatste  dagen 
waar  is,  maar  die  niet 
tot  het  einde  toe  vol- 
harden. 

Iemand  die  zichzelf 
probeert  wijs  te  maken 
dat  hij  of  zij  een  getui- 
genis heeft  van  Jezus 
Christus,  maar  de  raad 
en  leiding  van  de  leiders 
van  zijn  kerk  niet  kan 
aanvaarden,  heeft  een 
verkeerde  houding  en 
loopt  gevaar  zijn 
verhoging  te  verliezen. 


Al  sinds  mijn  jeugd  heb  ik  met  dankbaarheid  een 
getuigenis  gekoesterd  van  de  waarheid  van  dit 
heerlijke  werk  waar  wij  mee  bezig  zijn  en  ik  bid 
dat  ik  altijd  kloekmoedig  mag  blijven.  Ik  laat  u  weten 
dat  ik  van  mijn  raadgevers  houd  en  van  mijn  broeders 
van  de  Twaalf,  het  Eerste  Quorum  der  Zeventig  en  de 
Presiderende  Bisschap.  Ik  weet  dat  zij  aangesteld  zijn 
door  de  Heer,  door  inspiratie  uit  de  hemel.  Ik  steun 
hun  geïnspireerde  woorden  en  raadgevingen  en  getuig 
tot  u  van  de  eenheid  die  er  heerst  onder  ons,  de  alge- 
mene autoriteiten  van  deze  kerk. 

Ik  heb  de  leden  van  de  kerk  lief.  Ik  heb  alle  kinderen 
van  onze  Vader  lief  en  het  is  mijn  verlangen  dat  alle 
mensen  de  zegeningen  van  het  eeuwige  leven  zullen 
ontvangen,  en  ik  weet  dat  ook  de  Heer,  onze  Heiland 
en  Verlosser,  dat  wenst  voor  ieder  van  ons. 

Mijn  oproep  tot  alle 
leden  van  de  kerk  is 
kloekmoedig  te  zijn  - 
oprecht  en  loyaal, 

Trouw  aan  't  geloof, 
dat  om'  ouders  beleden, 

Trouw  aan  't  geloof, 
waar  de  mart 'laars  voor 
streden, 

Wat  God  beval  of 
spreken  zal, 

Daarvoor  staan  w 'im- 
mer onwrikbaar  pal! 

(„Zal  de  jeugd  van 
Zion  dralen? 
HL.,  nr.  32.) 

Ik  getuig  tot  u  dat  dit 
de  kerk  van  Jezus 
Christus  is.  Hij  presi- 
deert deze  kerk  en  is 
dicht  bij  zijn  dienst- 
knechten. God  zegene 
ons  dat  wij  kloek- 
moedig zijn  in  ons  ge- 
tuigenis van  Hem,  dat 
bid  ik  in  de  naam  van 
Jezus  Christus. 
Amen.  D 


De  Heiland,  geschilderd  door  Del  Parson 


EEN  GETUIGENIS  VAN  JEZUS  TE  HEBBEN  WIL  ZEGGEN  DAT  MEN 

WEET  DAT  HIJ  VRIJWILLIG  DE  ZONDEN  VAN  DE  HELE  MENSHEID  OP 

ZICH  NAM  IN  DE  HOF  VAN  GETSEMANE,  WAARDOOR  HIJ  NAAR  LICHAAM  EN 

ZIEL  LEED  EN  UIT  ELKE  PORIE  BLOEDDE.  DIT  ALLES  DEED  HIJ  OPDAT  WIJ 

NIET  HOEVEN  TE  LIJDEN  ALS  WIJ  ONS  BEKEREN. 

PRESIDENT  EZRA  TAFT  BENSON 


HUISBEZOEKBOODSCHAP 


HET  FUNDAMENT 
VAN  DE  WELZIJNSZORG 


Doel:  Begrijpen  dat  liefde  het 
fundament  van  de  welzijnszorg  is. 


Welzijnszorg  is  een  uiting  van 
ware  liefde.  President  Spencer  W. 
Kimball  heeft  gezegd:  „We  kun- 
nen onze  liefde  voor  onze  mede- 
mens, en  in  hoge  mate  voor  de 
Heer,  afmeten  aan  wat  we  voor  el- 
kaar doen  en  voor  hen  die  arm  zijn 
en  in  moeilijke  omstandigheden 
verkeren."  (De  Ster,  december 
1984,  blz.  2.) 

De  liefde  staat  centraal  in  de 
welzijnszorg.  In  het  Boek  van  Mor- 
mon  lezen  we:  „Acht  uw  broede- 
ren als  uzelf,  en  zijt  gemeenzaam 
met  allen  en  vrijgevig  met  uw  mid- 
delen, zodat  zij  rijk  mogen  zijn, 
evenals  gij. 

„Maar  zoekt  het  koninkrijk 
Gods,  voordat  gij  rijkdommen 
zoekt. 

„En  nadat  gij  hoop  in  Christus 
hebt  verkregen,  zult  gij  rijkdom- 
men verkrijgen,  indien  gij  er  naar 
streeft ...  de  naakten  te  kleden  en 
de  hongerigen  te  voeden,  de  ge- 
vangenen te  bevrijden  en  de  zie- 
ken en  lijdenden  bij  te  staan" 
(Jakob  2:17-19). 

Liefde  uit  zich  in  dienstbetoon 
aan  anderen,  en  dit  dienstbetoon 
komt  zowel  zij  die  geven  als  zij  die 
ontvangen  ten  goede.  „Er  bestaat 
een  onderlinge  afhankelijkheid 
tussen  zij  die  hebben  en  zij  die  niet 
hebben,"  zei  president  Marion  G. 
Romney.  „Het  proces  van  het  ge- 
ven verhoogt  de  armen  en  verne- 


dert de  rijken  .  .  .  beiden  worden 
geheiligd.  De  armen,  bevrijd  van 
de  knellende  banden  en  beperkin- 
gen van  de  armoede,  zijn  in  staat 
om  als  vrije  mensen  tot  volledige 
ontplooiing  te  komen,  in  zowel 
materieel  als  geestelijk  opzicht.  De 
rijken  voegen  zich  naar  het  eeuwi- 
ge beginsel  van  het  geven,  door 
anderen  te  laten  delen  in  hun 
overvloed.  Wanneer  iemand  zelf- 
redzaam  is  geworden,  steekt  hij 
anderen  de  helpende  hand  toe  en 
herhaalt  het  proces  zich."  (De  Ster, 
november  1984,  blz.  1.) 

Een  jong  echtpaar  verloor  al  hun 
bezittingen  toen  hun  woonplaats 
door  een  overstroming  getroffen 
werd.  Vrijwilligers  groeven  de 
modder  en  stenen  uit  hun  huis 
weg.  Er  werd  voedsel,  kleding  en 
tijdelijk  onderdak  verschaft;  de 
ZHV  verving  veel  noodzakelijke 
huishoudelijke  artikelen.  Door 
deze  hulp  ontwikkelde  er  zich  een 
onvoorstelbare  liefdesband  tussen 
zij  die  geholpen  werden  en  zij  die 
hielpen.  De  ZHV-presidente  zag 
hoe  een  van  de  doelen  van  de 
ZHV  -  elkaar  steunen  en  helpen  - 
verwezenlijkt  werd.  Het  jonge 
echtpaar,  diep  getroffen  door  deze 
liefdedaden  en  emotionele  steun, 
had  een  sterker  verlangen  om  an- 
deren te  helpen. 

De  welzijnszorg  heeft  een  diep 
geestelijk  doel.  Als  we  anderen 
dienen,  groeien  we  in  liefde  en  ge- 
tuigenis, aldus  vervullen  we  ons 
rentmeesterschap  als  leden  van  de 
kerk  van  de  Heer.  De  Heer  be- 


vestigde dit  in  de  Leer  en  Verbon- 
den: „Mij  (zijn)  alle  dingen  geeste- 
lijk, en  nimmer  heb  Ik  u  een  wet 
gegeven,  die  tijdelijk  was"  (LV 
29:34). 

„Ogenschijnlijk  zijn  het  allemaal 
stoffelijke  dingen, "  zei  president 
David  O.  McKay,  „fruit  en  groente 
inblikken,  voedsel  opslaan  .  .  . 
maar  al  deze  dingen  hebben  een 
geestelijk  aspect." 

Toen  legde  president  McKay  een 
verband  tussen  geestelijke  ontwik- 
keling en  welzijnszorg:  „De  ont- 
wikkeling van  onze  geestelijke 
aard  moet  onze  grootste  zorg  zijn. 
Spiritualiteit  is  de  hoogste  verwor- 
venheid van  de  ziel,  het  goddelijke 
in  de  mens  .  .  .  Tegenslag  .  .  .  kan 
ons  tot  God  en  geestelijke  verlich- 
ting voeren;  ontbering  kan  een 
bron  van  kracht  blijken  als  wij 
zachtaardig  in  ons  gemoed  en 
onze  geest  blijven."  (Conference 
Report,  oktober  1936.) 


SUGGESTIES  VOOR 
HUISBEZOEKSTERS 

1.  Vertel  over  ervaringen  uit  uw 
leven  waarbij  de  beginselen  van  de 
welzijnszorg  u  en  uw  gezin  tot  ze- 
gen waren. 

2.  Bespreek  manieren  waarop  de 
beginselen  van  de  welzijnszorg 
aan  gezinsleden  onderwezen  kan 
worden. 

3.  Verwoord  uw  gevoelens  over 
de  geestelijke  aard  van  welzijns- 
beginselen. 


Ouderling 
Marvin J.  Ashton 

Vriend  van  gedetineerden  en  staatslieden 


Breek  England 


Op  7  januari  1984  was  het 
de  eerste  keer  in  de  ge- 
schiedenis van  de  Ver- 
enigde Staten  van  Amerika,  dat 
een  premier  van  de  Volksrepu- 
bliek China  het  land  een  bezoek 
bracht.  Toen  zijn  helikopter 
boven  het  kleine  plaatsje  Laie 
(Hawaii)  verscheen,  waren  er 
honderden  diplomaten,  verslag- 
gevers, militaire  autoriteiten  en 
tolken  tussen  de  palmbomen  van 
het  terrein  van  de  Brigham 
Young  University  samen- 
geschoold.  Toen  de  helikopter 
geland  was,  stapte  er  een  lange 
man  met  zilvergrijs  haar  naar 
voren.  Hij  was  de  man  die  pre- 
mier Zhao  Ziyang  namens  de 
president  van  de  Verenigde 
Staten  verwelkomde.  Die  man 
was  ouderling  Marvin  J.  Ashton 
van  de  Raad  der  Twaalf. 

Voor  ouderling  Ashton  was  de 
ontmoeting  met  de  Chinese  pre- 
mier vooral  een  gelegenheid  om 
een  nieuwe  vriendschap  te  slui- 
ten. „Hij  bleek  trots  te  zijn  op 
zijn  familie",  herinnert  ouderling  Ashton  zich.  „Hij 
kwam  op  mij  over  als  een  waardig,  warm  en  onge- 
kunsteld mens  die  ons  snel  op  ons  gemak  stelde." 

Later  die  dag  werd  ter  ere  van  de  premier  een  schit- 
terende receptie  gehouden  in  de  'Royal  Hall'  in  Hono- 
lulu.  Toen  de  premier  voorbijliep,  zag  hij  broeder  en 
zuster  Ashton  onopvallend  achter  drie  rijen  genodig- 
den staan.  Hij  stapte  op  ouderling  Ashton  toe  en 
schudde  hem  de  hand.  Voor  hij  vertrok  zei  hij  tegen 
ouderling  Ashton:  „Ik  weet  niet  wat  me  te  wachten 
staat  op  mijn  reis  door  de  Verenigde  Staten  en  Canada, 


Als  lid  van  het  Quorum  der  Twaalf  is  ouderling  Ashton 
in  de  gelegenheid  zijn  liefde  te  delen  met  alle  leden  waar 
ook  ter  wereld. 


maar  ik  weet  wel  dat  mijn  ont- 
moeting met  u  het  hoogtepunt  zal 
zijn." 

Een  „doctoraat  in 
intermenselijke  verhoudingen" 

Ouderling  Marvin  J.  Ashton 
was  een  voor  de  hand  liggende 
keus  om  de  Chinese  leider  te  ver- 
welkomen. Hoewel  zijn  achter- 
grond commercieel  is,  kan  van 
ouderling  Ashton  gezegd  worden 
dat  hij  een  „doctoraat  in  inter- 
menselijke verhoudingen"  heeft. 
In  zijn  positie  als  kerkleider  vindt 
hij  de  grootste  voldoening  in  het 
werken  met  mensen  en  het 
constateren  van  hun  vooruit- 
gang. In  alle  gelederen  van  de 
kerk  is  hij  geliefd  vanwege  zijn 
boodschappen  van  naastenliefde 
en  hoop. 

Zijn  zachtaardigheid  en  be- 
langstelling voor  mensen,  on- 
geacht hun  achtergrond,  hebben 
hem  ertoe  aangezet  ook  in  de  sa- 
menleving actief  te  zijn.  In  de  af- 
gelopen jaren  is  hij  onder  andere  hoofd  geweest  van 
een  instantie  voor  maatschappelijke  dienstverlening, 
adviseur  van  tieners  en  delinquenten,  en  voorzitter 
van  tal  van  commissies. 

Marvin  Jeremy  Ashton  werd  op  6  mei  1915  in  Salt 
Lake  City  geboren.  Zijn  vader,  Marvin  O.  Ashton,  is 
lid  geweest  van  de  Presiderende  Bisschap  van  de  kerk. 
Hij  was  handelaar  in  hout  en  ijzerwaren  en  gaf  Marvin 
alle  ruimte  om  het  vak  te  leren.  Rae  Ashton-Jeremy, 
Marvins  moeder,  was  een  vrouw  die  haar  man  in  alles 
steunde,  was  actief  in  de  ZHV  en  het  jeugdwerk  -  een 


7 


geweldige  moeder  voor  haar  drie  jongens  en  drie 
meisjes. 

Na  de  middelbare  school  doorlopen  te  hebben,  volg- 
de Marvin  een  handelsopleiding  aan  de  University  of 
Utah.  Hij  was  sportredacteur  van  het  studentendag- 
blad  en  werkte  daarnaast  halve  dagen  in  het  familie- 
bedrijf. „Mijn  vader  zei  dat  als  ik  op  zending  wilde,  ik 
het  helemaal  zelf  moest  betalen."  Na  zijn  opleiding 
voltooid  te  hebben  was  Marvin  in  staat  om  zijn  hele 
zending  in  Engeland  te  betalen. 

Basketbalster  en  redacteur 

In  deze  moeilijke  dagen  voor  de  kerk  in  Engeland 
vormden  de  zendelingen  sportteams  en  koren,  in  een 
poging  op  die  manier  de  kerk  een  nieuw  imago  te  ge- 
ven. Ouderling  Ashton  besloot  beide  te  proberen.  „Ik 
weet  niet  hoe  geslaagd  mijn  auditie  voor  het  'Millenni- 
al  Chorus'  was,"  grinnikt  hij,  „ze  hebben  me  in  ieder 
geval  niet  gevraagd."  Basketbal  ging  hem  beter  af.  Hij 
was  zelfs  de  aanvoerder  van  het  zendelingenteam,  de 
„Saints",  dat  het  nationale  kampioenschap  van  Enge- 
land won  en  het  Europese  kampioenschap  in  Lille 
(Frankrijk). 

Marvin  keerde  in  1939  van  zijn  zending  terug  en 
trouwde  het  jaar  daarop  met  Norma  Berntson.  Dit 
huwelijk  werd  in  de  Salt  Lake-tempel  voltrokken. 
Zij  was  voorzitster  geweest  van  een  vereniging  voor 
studentes,  cum  laude  aan  de  University  of  Utah 
afgestudeerd  en  had  een  paar  jaar  les  gegeven. 
Het  jaar  voor  hun  huwelijk  bouwde  Marvin  een 
huis  voor  zijn  bruid.  Daarna  maakte  hij  van  het 
bouwen  van  huizen  zijn  beroep,  totdat  hij  een 
huis  kon  kopen. 

Een  liefdevolle  bediening 

In  1948  hadden  broeder  en  zuster  Ashton  twee 
zoons  en  twee  dochters  en  werd  Marvin  geroepen 
als  lid  van  het  algemeen  bestuur  van  de  OOV. 
21  jaar  had  hij  zitting  in  dat  bestuur  en  leerde  in  die 
tijd  veel  over  de  behoeften  en  problemen  van  de 
jeugd.  „Als  het  aan  mij  lag,"  zegt  hij,  „hield  ik  me 
met  tieners  bezig.  Je  moet  willen  luisteren."  In  zijn 
woonplaats  werkte  hij  mee  aan  de  oprichting  van  een 
tehuis  voor  jonge  mensen  met  problemen. 

In  1969  werd  ouderling  Ashton  geroepen  als 
assistent  van  de  Raad  der  Twaalf.  Hij  was  de  laatste 
algemene  autoriteit  die  geroepen  werd  door  president 
David  O.  McKay,  die  verzwakt  was  door  ouderdom  en 
ziekte.  „Met  broze  stem  zei  hij  tegen  me:  'Ik  wil  dat  je 
me  helpt'",  herinnert  ouderling  Ashton  zich.  „Ik  kon 
dat  verzoek  onmogelijk  weigeren." 

In  zijn  werkzaamheden  als  algemene  autoriteit  is  ou- 
derling Ashton  het  soort  discipel  geweest  waar  Jezus 
het  over  had  toen  hij  zei:  „Ik  ben  in  de  gevangenis  ge- 
weest en  gij  zijt  tot  Mij  gekomen"  (Matt.  25:36).  Het 


8 


De  talenten  van 
ouderling  Marvin 
J.  Ashton  werden  al 
vroeg  in  zijn  leven 
opgemerkt,  bijvoor- 
beeld toen  hij  als 
kroonverkenner  werd 
onderscheiden. 

Ouderling  Ashton 
in  gesprek  met 
president  N.  Eldon 
Tonner,  voormalig 
eerste  raadgever  in 
het  Eerste 
Presidium. 


was  ouderling  Ashtons  taak  om  alle  sociale  dienstver- 
lening van  de  kerk  in  een  organisatie  onder  te  bren- 
gen. Terwijl  hij  daarmee  bezig  was  kreeg  hij  inzicht  in 
de  ernstige  problemen  waar  alcoholisten,  delinquen- 
ten, ongehuwde  moeders  en  gedetineerden  mee  ge- 
confronteerd worden.  Hij  werkte  mee  aan  de  ontwik- 
keling van  een  gezinsavondprogramma  waarbij  gedeti- 
neerden wekelijks  contact  hadden  met  een  HLD-gezin. 
Volgens  ouderling  Ashton  komen  er  van  de  vrijgelaten 
gedetineerden  die  aan  dit  programma  deelgenomen 
hebben  er  minder  terug  in  de  gevangenis  dan  zij  die 
dat  niet  hebben. 

„Weet  u  nog  waar  u  mij  voor  het  laatst  gezien 
heeft?" 

Toen  ouderling  Ashton  eens  in  de  Jordan  River- 
tempel  was  kwam  er  een  jongeman  naar  hem  toe  die 


Een  familiefoto  van  de  familie  Ashton  met  ongetrouwde  kinderen 
na  afloop  van  een  partijtje  waarbij  ouderling  Ashton  in  het  zonnetje 
was  gezet. 


op  het  punt  stond  aan  zijn  vrouw  verzegeld  te  worden. 
„Weet  u  nog  waar  u  mij  voor  het  laatst  gezien  heeft?", 
vroeg  hij.  „In  de  Utah  State  gevangenis.  U  sprak  tij- 
dens een  kerstbijeenkomst  de  gedetineerden  toe." 

„O",  zei  ouderling  Ashton  enigszins  verbaasd,  „wat 
zei  ik  toen  dat  u  geholpen  heeft?" 

„Ik  weet  niet  meer  wat  u  gezegd  heeft,"  antwoordde 
de  jongeman,  „maar  naderhand  kwam  u  naar  ons  toe 
en  schudde  mij  de  hand.  Toen  ik  besefte  dat  een 
apostel  van  de  Heer  iemand  als  mij  de  hand  wilde 
schudden,  wist  ik  dat  ik  wel  iets  waard  moest  zijn." 
Deze  ervaring  was  het  begin  van  een  proces  van  beke- 
ring en  vergeving  voor  de  jongeman. 

Ouderling  Ashton  besteedt  veel  tijd  aan  het  advise- 
ren. Vaak  verzoekt  een  ringpresident  hem  met  iemand 
te  praten  die  zedelijke  problemen  heeft  of  spanningen 
in  het  huwelijk.  Zijn  standpunt  is  dat  er  maar  een  ma- 
nier is  om  mensen  te  helpen  en  dat  is  van  hun  huidige 
situatie  uit  te  gaan,  zonder  zich  blind  te  staren  op  hun 
fouten  in  het  verleden.  Als  hij  advies  geeft  aan  hen  die 
de  geboden  overtreden  hebben,  zegt  hij:  „Het  interes- 
seert me  niet  zozeer  wat  je  gedaan  hebt  of  waar  je 
geweest  bent,  dan  wel  waar  je  hier  vandaan  naartoe 
gaat." 

Geloven  in  mensen 

Zijn  succes  als  adviseur  komt  voort  uit  zijn  geloof  in 
mensen.  „Als  je  niet  in  mensen  gelooft,  zullen  ze  zich 


^nz: 


niet  ten  goede  veranderen,"  zegt  hij.  Ouderling  Ash- 
ton  ondervond  dit  beginsel  in  zijn  eigen  jeugd.  „Toen 
ik  nog  op  school  zat,  waren  mijn  cijfers  voor  wiskunde 
niet  geweldig.  Mijn  leraar  zei:  'Ik  zal  niet  toestaan  dat 
jij  zulk  werk  levert  terwijl  ik  weet  wat  je  kunt.  Je  kunt 
veel  beter  en  ik  wil  niet  dat  jij  minder  doet  dan  je 
kunt.'  Dat  was  een  keerpunt,  niet  alleen  op  school 
maar  in  mijn  leven,  want  ik  wist  dat  die  leraar  in  mij 
geloofde.  De  beste  bisschoppen  die  ik  ooit  gehad  heb, 
waren  zij  die  genoeg  in  mij  zagen  om  me  iets  extra's  te 
doen  te  geven  -  al  was  het  maar  de  tuin  van  de  kerk 
schoonhouden  toen  ik  diaken  was." 

Opmerkelijke  geestelijke  indrukken 

Aan  zijn  leven  van  dienstbetoon  werd  een  dimensie 
toegevoegd  toen  hij  op  2  december  1971  geroepen 
werd  om  de  open  plaats  in  te  nemen  die  in  de  Raad 
der  Twaalf  was  ontstaan  door  de  dood  van  ouderling 
Richard  L.  Evans.  Sinds  dat  moment  heeft  hij  vele  ge- 
weldige ervaringen  gehad.  „De  opmerkelijkste  geeste- 
lijke indrukken  komen  vaak  bij  het  roepen  van  nieuwe 
ringpresidenten.  Je  bidt  en  denkt  na  over  de  mensen 
die  tot  die  functie  geroepen  kunnen  worden,  door  de 
macht  van  het  priesterschap  weet  je  wie  het  moet  zijn. 
Je  bent  aan  een  tijdslimiet  gebonden  en  de  Heer  helpt 
je  om  daar  binnen  te  blijven.  Je  begint  om  twee  uur 
met  je  gesprekken  en  om  vijf  uur  weet  je  wat  de  Heer 
ook  al  wist.  Ik  heb  ondervonden  dat  je  geen  inspiratie 
van  de  Heer  kunt  ontvangen  zonder  jouw  deel  te  doen 
om  het  mogelijk  te  maken  -  de  bede  moet  vergezeld 
gaan  van  een  nederig  zoeken  naar  het  antwoord." 

Als  bijzondere  getuige  van  Jezus  Christus  is  ouder- 
ling Ashton  zich  voortdurend  bewust  van  zijn  zending 
om  anderen  te  onderwijzen  en  naar  een  hoger  niveau 
te  tillen.  Op  een  gegeven  moment  stond  een  van  zijn 
vrienden,  die  inactief  was,  op  het  punt  zijn  zoon  op 
zending  te  sturen.  Toen  ouderling  Ashton  dit  hoorde, 
maakte  hij  een  afspraak  met  zijn  vriend,  gewoon  om 
zijn  arm  om  hem  heen  te  slaan  en  te  zeggen:  „Zou  het 
niet  fijn  zijn  als  hij  het  zendingsveld  inging  als  jouw 
zoon  voor  tijd  en  eeuwigheid?"  Kort  daarop  begon  de 
inactieve  broeder  zichzelf  en  zijn  gezin  voor  te  berei- 
den op  de  zegeningen  van  de  tempel. 

Ouderling  Ashton,  nu  al  meer  dan  vijftien  jaar  werk- 
zaam in  de  Raad  der  Twaalf,  nadert  zijn  73ste  verjaar- 
dag. Het  eens  zandkleurige  haar  is  nu  helder  wit,  maar 
de  slag  zit  er  nog  in.  Ook  gaat  er  een  onmiskenbare 
jeugdigheid  van  hem  uit,  die  past  bij  iemand  die  al  zo 
lang  een  vriend  van  de  jeugd  van  de  kerk  is.  Als  hij 
opstaat  torent  hij  boven  alle  anderen  in  de  kamer  uit 
en  zijn  aangename  gezicht  vertoont  vaak  een  jongens- 
achtige glimlach.  Zijn  stem  is  rustig  en  zacht,  en  hij 
laat  in  gesprekken  met  volslagen  vreemdelingen  alle 
formaliteit  achterwege,  zodat  het  lijkt  alsof  hij  de  per- 
soon al  jaren  kent. 

Lichaamsbeweging  is  altijd  belangrijk  geweest  voor 


Boven:  De  familie  Ashton  anno  1943,  op  achterste  rij 

in  het  midden  Marvin  J.  Ashton. 

Rechtsboven:  Marvin  J.  Ashton  en  Norma  Berntson 

Ashton  op  hun  huwelijksdag  in  1940. 

Rechtsonder:  In  1984  ontving  ouderling  Ashton  een 

eredoctoraat  in  humaniora  van  de  Universih/  of  Utah 

voor  zijn  prestaties  en  dienstbetoon. 

Uiterst  rechts:  Ouderling  Ashton  ontving  de  Silver 

Beaver  Award,  een  van  de  hoogste  onderscheidingen  in 

scouting  als  erkenning  voor  verricht  dienstbetoon. 


10 


ouderling  Ashton.  Hij  ziet  er  veel  jonger  uit  dan  hij  in 
werkelijkheid  is  en  zo  voelt  hij  zich  ook,  wat  hij  toe- 
schrijft aan  het  feit  dat  hij  regelmatig  sport.  Hij  pro- 
beert elke  week  te  tennissen  en  elke  avond  een  paar 
kilometer  te  lopen,  zo  mogelijk  met  zijn  vrouw  Norma. 
Over  zuster  Ashton  zegt  hij:  „Norma  is  het  beste  dat 
me  ooit  is  overkomen.  We  nebben  het  altijd  al  leuk 
gevonden  om  samen  dingen  te  doen." 

Twee  eenvoudige  stelregels  voor  het  opvoeden 
van  kinderen 

Zijn  gezin  heeft  altijd  bovenaan  zijn  prioriteitenlijst 
gestaan.  Over  zijn  taak  als  vader  zegt  hij:  „Er  zijn  twee 
eenvoudige  stelregels  voor  het  opvoeden  van  kinderen 


-  houdt  van  ze  en  disciplineer  ze.  Leg  ze  altijd  uit  dat 
er  een  discipline  moet  zijn  waarbij  iedereen  weet  waar 
hij  aan  toe  is,  zonder  woede-uitbarstingen,  slaag,  of 
sarcasme."  Een  ander  belangrijk  punt:  „Probeer  voor 
het  merendeel  te  luisteren.  Vraag  je  kinderen  wat  ze 
denken,  geef  ze  een  stem.  In  plaats  van  ze  opdrachten 
te  geven,  vraag  ze  wat  zij  denken  dat  ze  moeten  doen. 
Als  u  ze  goed  onderwezen  heeft,  zult  u  verbaasd  staan 
hoe  zij  u  helpen  om  wijze  beslissingen  te  nemen." 

Ouderling  Ashton  probeert  nog  altijd  om  nauw  con- 
tact te  onderhouden  met  zijn  kinderen  en  zorgt  er  al- 
tijd voor  dat  zijn  schoonzoons  en  -dochters  het  gevoel 


hebben  dat  zij  volwaardige  gezinsleden  zijn. 

Ouderling  Ashton  heeft  voor  zichzelf  maar  een  grote 
zorg:  „Doen  wat  ik  weet  dat  ik  moet  doen."  Hij  voelt 
ook  mee  met  hen  die  dat  niet  doen.  In  al  zijn  bood- 
schappen aan  de  heiligen  weerklinkt  de  uitnodiging 
die  de  Meester  deed:  „Hij  verlangt  naar  u.  Hij  zal  u 
met  open  armen  ontvangen,  waar  u  ook  geweest  bent, 
waar  u  nu  ook  bent,  of  welke  talenten  u  al  of  niet 
heeft."  (De  Ster,  juli  1983,  blz.  58.) 

De  vriendschap  van  deze  discipel  van  Christus  is 
oprecht  en  is  niet  aan  rang  of  stand  gebonden.  Hij 
beurt  iedereen  op  die  hij  ontmoet,  van  premiers  van 
grote  naties  tot  de  meest  wanhopige  gedetineerden. 
De  gekwelden,  de  veronachtzaamden,  de  vermoeiden 
-  zelfs  de  misdadiger  -  hebben  zijn  liefde  voor  hen  ge- 
voeld. Niemand  die  ouderling  Ashton  kent,  kan  enige 
twijfel  hebben  over  wie  hij  volgt,  noch  aan  de  waar- 
heid van  de  woorden  van  de  Heiland:  „Hieraan  zullen 
allen  weten,  dat  gij  discipelen  van  Mij  zijt,  indien  gij 
liefde  hebt  onder  elkander"  (Joh.  13:35).  D 

Breek  England,  docent  Engels  en  Frans,  is  raadgever  in  de  bisschop  van 
de  list  Wijk  van  Bountiful  (Utah). 


11 


DE  REIS  NAAR  SANTLA 


f 


73 
T3 


i 

<U 
O 


Op  27  februari  1977  gingen  we  op  reis  naar  San- 
tiago, voor  de  eerste  gebiedsconferentie  in  ons 
geboorteland  Chili.  Mijn  vrouw  Teresa,  ik  en 
onze  vier  kinderen  -  Oriana,  Doris,  Mariela  en  Mario 
jr.  -  wilden  heel  graag  naar  de  conferentie,  omdat  pre- 
sident Spencer  W.  Kimball  er  zou  zijn.  We  hadden 
geen  buskaarten  kunnen  krijgen,  dus  moesten  we  de 
530  kilometer,  vanaf  ons  huis  in  Los  Angeles,  per  trein 
afleggen. 

Wij  zessen  reisden  samen  met  ongeveer  negen  an- 
dere leden  van  onze  wijk.  Na  een  aantal  malen  te  zijn 
overgestapt,  arriveerden  we  uiteindelijk  in  Valdivia. 
Vanaf  daar  zou  de  reis  nog  tien  uur  duren. 

Op  het  station  van  Valdivia  wachtten  ongeveer  150 
mensen  op  de  trein  naar  Santiago.  Toen  hij  aankwam, 
werd  er  door  de  luidsprekers  omgeroepen,  dat  de  lo- 
comotief het  had  begeven.  We  moesten  nog  twee  uur 
op  een  andere  locomotief  wachten.  De  trein  was  al  zo 
vol  dat  de  mensen  op  de  treeplanken  stonden  en  uit 
de  ramen  hingen. 

Er  zou  later  op  de  avond  nog  een  trein,  van  verder 
uit  het  zuiden,  komen.  We  kwamen  bij  elkaar  om  te 
bidden  en  een  plan  te  maken.  We  spraken  af  dat  ieder 
van  ons  hoe  dan  ook  zou  proberen  op  de  volgende 
trein  te  komen,  maar  dat,  wat  er  ook  gebeurde,  Mario 
jr.  niet  uit  het  oog  verloren  mocht  worden.  Even  na 
middernacht  hoorden  we  de  fluit  van  de  trein  en  de 
mensen  begonnen  te  roepen:  „Daar  komt-ie!  Daar 
komt-ie"!  Er  verdrongen  zich  nu  ongeveer  tweehon- 
derd mensen  op  het  perron. 

Toen  de  trein  in  zicht  kwam,  maakte  onze  opwin- 
ding plaats  voor  teleurstelling.  Ook  deze  trein  zat  al 
vol.  Toen  hij  afremde  en  stopte,  drongen  we  ons  door 
de  menigte  naar  de  rand  van  het  perron  om  te  probe- 
ren een  plaatsje  te  bemachtigen.  Ik  lette  op  kleine  Ma- 
rio en  duwde  hem  in  een  van  de  treinstellen.  Maar  de 
trein  begon  al  weer  te  rijden;  hij  had  maar  een  paar  se- 
conden stilgestaan!  Toen  hij  in  de  duisternis  was  ver- 
dwenen, vroeg  moeder,  „Waar  is  iedereen?"  We  wa- 


ren er  nog  allemaal,  behalve  de  tien  jaar  oude  Mario. 
„Waar  is  mijn  zoon?  vroeg  moeder  in  paniek.  Ik  pro- 
beerde haar  uit  te  leggen  wat  er  was  gebeurd  en  ver- 
telde haar  dat  we  op  de  Heer  moesten  vertrouwen. 

Terneergeslagen  keken  we  naar  de  defecte  locomo- 
tief, die  nog  in  het  station  van  Valdivia  stond.  Die  was 
onze  enige  hoop.  Het  lukte  ons  in  het  achterste  ge- 
deelte van  de  kolenwagon  te  klimmen  -  vijftien  men- 
sen met  koffers  en  pakjes  in  een  ruimte  gepropt  die 
niet  groter  was  dan  4  meter.  Een  uur  later  werd  er  een 
andere  locomotief  aan  de  onze  gekoppeld,  en  begon- 
nen we  aan  de  tien  uur  durende  reis.  Daar  waren  we  - 
mannen,  vrouwen  en  kinderen  -  die  zich  vastklamp- 
ten aan  stangen  en  spijlen,  velen  op  één  voet,  terwijl 
de  andere  in  het  luchtledige  hing,  sommigen  hadden 
zich  met  riemen  vastgegespt.  We  hadden  het  koud  en 
waren  doorwaaid.  De  vonken  uit  de  schoorsteen  van 
de  locomotief  regenden  op  ons  neer. 

Na  twee  en  een  half  uur  werd  de  voorste  loc  vervan- 
gen door  een  diesellocomotief.  Af  en  toe  veranderde 
onze  wanhoop  in  paniek,  als  we  eraan  dachten  wat  er 
allemaal  met  onze  kleine  Mario  zou  kunnen  gebeuren, 
die  ons  bij  die  tijd  drie  uur  vooruit  was. 

Eén  uur  's  middags  bereikten  we  uiteindelijk  onze 
bestemming.  Het  centraal  station  van  Santiago  had 
veel  weg  van  een  kolkende  mensenzee.  Kort  nadat  we 
op  zoek  waren  gegaan,  hoorden  we  een  stemmetje 
„mama,  mama"  roepen.  We  omhelsden  Mario  en 
elkaar  en  huilden  van  vreugde.  De  Heer  had  onze  ge- 
beden verhoord. 

Mario  vertelde  ons  hoe  bang  hij  was  geweest.  De 
reis  duurde  zo  lang  dat  hij  wel  in  huilen  had  kunnen 
uitbarsten.  Uiteindelijk  had  hij  een  plekje  tussen  twee 
stoelen  gevonden,  waar  hij  in  slaap  was  gevallen. 
Toen  hij  in  Santiago  aankwam,  wist  hij  niet  wat  hij 
moest  doen.  Hij  vertelde  dat  alleen  zijn  geloof  in  de 
Heer  en  zijn  verlangen  om  de  profeet  te  zien,  hem 
overeind  hadden  gehouden. 

Tijdens  de  priesterschapsvergadering  die  avond, 


./■••- 


3*« 


*5 


MÉÊU& 


\)    .,     '        J    i        .'   \r 


'-:y-i>^:-'^^'-~: 


12 


GO 


Mario  Diaz  Martinez 


was  het  stadion  van  Chili  tot  de  nok  toe  gevuld. 
Kleine  Mario  en  ik  zaten  ongeveer  veertig  meter  bij  de 
profeet  vandaan.  De  geest  was  op  dat  moment  zo 
sterk,  dat  mijn  ogen  zich  opnieuw  met  tranen  vulden 
toen  ik  aan  de  grote  zegeningen  dacht  die  onze  opof- 
fering had  gebracht.  Ik  zat  over  onze  geweldige  erva- 
ring na  te  denken  toen  ik  merkte  dat  Mario  was  ver- 
dwenen. Ik  keek  snel  om  me  heen,  maar  Mario  was 
nergens  te  bekennen. 

Bang  keek  ik  naar  de  profeet,  alsof  ik  daar  troost 
zocht.  En  daar  was  Mario,  hij  groette  de  profeet  en 
schudde  vol  liefde  zijn  hand.  Toen  rende  Mario  naar 
mij  toe,  hij  huilde  van  vreugde.  „Kijk  naar  mijn 
hand,"  zei  hij.  „Hij  heeft  de  profeet  van  God  aange- 
raakt." Hij  was  voorbij  de  bewakers  van  president 
Kimball  geslipt. 

Nu,  acht  jaar  later,  studeert  Mario  aan  de  univer- 
siteit voor  ingenieur.  Hij  is  een  leider  in  de  kerk  en  be- 
reidt zich  voor  op  zijn  zending.  „Zolang  ik  leef,  zal  ik 
onthouden  dat  ik  de  hand  van  de  profeet  heb  ge- 
schud," zegt  hij.  „Het  is  de  liefde  van  onze  Hemelse 
Vader  voor  een  ieder  van  ons,  vooral  voor  ons  gezin, 
die  mij  de  moed  geeft  om  de  Heer  full-time  te 
dienen."  D 


FLORA 

AMUSSEN 
BENSON 

Levensgezellin  van  een  profeet,  dienstmaagd  des  Heren 


Derin  Head  Rodriguez 


Ze  zitten  zij  aan  zij  op  de  bank, 
stevig  tegen  elkaar  aangedrukt. 
Of  zij  willen  zingen  voor  de 
aanwezigen?  „Zullen  we?"  vraagt  hij 
haar,  een  jongensachtige  glimlach 
straalt  uit  zijn  ogen.  Zij  knikt  en  het 
paar  zet  „When  It's  Springtime  in  the 
Rockies"  in,  een  bekend  Amerikaans 
volksliedje.  Zij  zingt  met  een  hoge 
sopraanstem,  die  hij  met  een  warme 
tweede  stem  complementeert.  Hun 
hoofden  raken  elkaar  bijna  en  hun 
ogen  ontmoeten  elkaar  veelvuldig. 

Goede  harmonie 

Er  is  sprake  van  een  goede  har- 
monie -  muzikaal  en  anderszins; 
een  harmonie  waar  zestig  jaar  aan 
gewerkt  is.  Als  ze  uitgezongen  zijn, 
zegt  hij  lachend:  „Dat  was 
vreselijk!".  Maar  in  werkelijkheid 
had  hun  bescheiden  optreden  zeer 
harmonieus  geklonken,  typerend  voor 
de  harmonie  die  Ezra  Taft  Benson  en 
Flora  Amussen  Benson  in  de  afgelopen 
zestig  jaar  ten  toon  hebben  gespreid. 
Of  zij  nu  zongen,  lachten,  baden  of 
werkten,  het  maakte  niets  uit.  De  jaren 
brachten  hen  van  een  klein  boerderijtje 
in  het  zuiden  van  Idaho,  via  het  kabinet 
van  Dwight  D.  Eisenhower,  president 
van  de  Verenigde  Staten  in  Washing- 
ton D.  C,  en  zendingsgebieden  op  de 
Britse  Eilanden  en  Hawaii,  naar  het 
Presidium  van  De  Kerk  van  Jezus 


Christus  van  de  Heiligen  der  Laatste  Dagen 
in  Salt  Lake  City.  „Hora  heeft  meer  visie  ten 
aanzien  van  mij  en  mijn  potentieel  gehad 
dan  wie  dan  ook  in  mijn  leven",  zegt 
president  Benson.  „Haar  geloof  en 
steun  zijn  een  grote  zegen."  „Het  is 
voor  mij  een  grote  zegen  de  vrouw 
van  een  profeet  te  zijn",  zegt  zuster 
Benson.  De  roeping  van  haar  echt- 
genoot brengt  hem  naar  alle  hoeken 
van  de  wereld  en  Hora  heeft  hem 
daar  voortdurend  bij  vergezeld. 
Zij  is  vaak  wat  verlegen  in  het 
openbaar,  maar  zij  weet  haar  man 
toch  krachtig  terzijde  te  staan. 

Pionierouders 

Hora  was  het  laatste  kind  van  de 
laatste  vrouw  van  Carl  C.  Rasmussen, 
Utahs  eerste  juwelier.  Carl,  die  in  1823 
in  een  beschaafd  gezin  in  Kjolge  (Dene- 
marken) het  levenslicht  zag,  kwam  op 
vijfentwintigjarige  leeftijd  met  het 
evangelie  in  aanraking  toen  hij  een 
exemplaar  van  Parley  P.  Pratts  Voice 
of  Warning  van  de  straat  opraapte. 
De  welgestelde  juwelier  en  horloge- 
maker, een  diep  geestelijk  man,  werd 
spoedig  daarna  gedoopt.  Toen  zijn 
oprechte  pogingen  zijn  familie  te  be- 
keren op  niets  uitliepen,  verkocht  hij 
zijn  zaak  en  verliet  Europa  om  zich 
bij  de  heiligen  in  Utah  te  voegen. 
Ouderling  Amussen  reisde  in  stijl 
van  St.  Louis  (Missouri)  naar  Salt 
Lake  City,  met  een  kok,  en  een 
menner  voor  zijn  span  ossen. 
Toen  hij  in  de  Zoutmeervallei 


aankwam,  begon  hij  weer  een  juwelierszaak. 

Zijn  zaak  werd  al  gauw  het  paradepaardje  van 
de  nieuwe  stad,  met  de  eerste  aangelegde  tuin  en  fon- 
tein in  de  staat.  Hij  was  een  geslaagd  zakenman,  kerk- 
werker en  leider  in  de  gemeenschap,  eerst  in  Salt  Lake 
City,  later  in  het  noordelijk  gelegen  Logan.  Hij  vond 
ook  de  tijd  om  vier  zendingen  te  vervullen,  twee  in 
Denemarken,  een  in  Australië  en  een  in  Nieuw-Zee- 
land. Carl  zorgde  goed  voor  zijn  gezin  en  nam  vaak 
gezinsleden  mee  op  reis;  tweemaal  maakte  hij  een  reis 
om  de  wereld.  Hij  was  een  ontwikkeld  man,  sprak 
verschillende  talen  en  was  eigenaar  van  een  van  de 
beste  bibliotheken  en  olieschilderijencollecties  in  Utah. 

Flora's  moeder,  Barbara  Smith  Amussen,  werd  in 


„Het  populairste  meisje  van  de  stad" 

Hora  ontmoette  „T",  zoals  ze  haar  man  liefkozend 
noemt,  voor  het  eerst  toen  zij  aan  het  Utah  State  Agri- 
cultural  College  (nu  Utah  State  University)  in  Logan 
studeerde.  Hij  stond  op  de  hoek  van  de  straat  met  zijn 
neef,  een  van  haar  vrienden,  toen  zij  in  haar  auto 
voorbijreed  en  vriendelijk  naar  hun  zwaaide.  „T"  was 
toevallig  op  de  campus  van  de  universiteit  waaraan  hij 
een  schriftelijke  cursus  volgde,  totdat  hij  het  zich  fi- 
nancieel kon  veroorloven  full-time  aan  de  universiteit 
te  studeren. 


Boven:  De  ouders  van  zuster  Flora 
Amussen  Benson,  Barbara  Smith  en 
Carl  C.  Amussen.  Rechts:  Flora 
Amussen  toen  zij  afstudeerde  aan  het 
Utah  State  Agricultural  College. 
Andere  bladzijde:  Gekleed  voor  het 
bal  bij  de  inauguratie  van  president 
Eisenhower. 


1867  in  Tooele  (Utah)  uit  Schotse  ouders  geboren.  Zij 
hunkerde  naar  een  goede  scholing,  had  een  voorliefde 
voor  schoonheid  en  een  opgeruimd,  edelmoedig  ka- 
rakter. Toen  zij  voor  in  de  twintig  was  huwde  zij  Carl 
Amussen,  die  tweeënveertig  jaar  ouder  was  dan  zij. 

Zuster  Amussen  bracht  acht  kinderen  ter  wereld, 
van  wie  de  laatste  -  Hora  -  slechts  een  jaar  was  toen 
broeder  Amussen  op  zesenzeventigjarige  leeftijd  over- 
leed. Zuster  Amussen,  die  daardoor  veertig  jaar  van 
haar  leven  weduwe  was,  was  twintig  jaar  lang  werk- 
zaam in  de  Logan-tempel. 

Flora  Amussens  karakter  kwam  tot  ontwikkeling  in 
een  gezin  waar  liefde  en  geloof  heerste.  Hoewel  zij 
zich  haar  vader  niet  kan  herinneren,  werd  zij  toch  in 
grote  mate  beïnvloed  door  de  verhalen  over  hem.  Het 
was  evenwel  de  nauwe  band  tussen  moeder  en  doch- 
ter die  Flora  haar  stevige  fundering  van  geloof,  zelf- 
vertrouwen en  vertrouwen  in  de  Heer  verschafte. 


„Wie  is  dat  meisje?"  vroeg  hij. 
„O,  dat  is  Hora  Amussen,"  antwoordde  zijn  neef. 
„Zodra  ik  hier  studeer,  ga  ik  haar  mee  uit  vragen." 
„Dat  lukt  je  nooit;  ze  is  veel  te  populair  voor  jou." 
„Dat  maakt  het  des  te  interessanter,"  was  het  ant- 
woord van  de  toekomstige  profeet.  Hij  wist  toen  al  dat 
zij  het  meisje  was  met  wie  hij  wilde  trouwen. 

Maar  de  boerenjongen  uit  Idaho  kwam  er  al  snel 
achter  dat  hij  wat  betreft  juffrouw  Amussen  niet  de 
enige  kaper  op  de  kust  was.  Gedurende  haar  studen- 
tentijd was  zij  vice-presidente  van  de  studentenvere- 
niging van  het  Utah  State  Agricultural  College  en  pre- 
sidente van  de  sportvereniging  voor  meisjes.  Ook  won 
zij  bij  een  tenniskampioenschap  het  damesenkel,  werd 
gevraagd  voor  de  toneelvereniging  die  zich  toelegde 
op  het  opvoeren  van  stukken  van  Shakespeare,  en  er 
werd  voortdurend  een  beroep  op  haar  gedaan  omdat 


15 


<«ïl 


Na  een  zending 
vervuld  te  hebben 
op  Hawaï, 
trouwde  Flora  met 
Ezra  Taft  Benson 
in  de  Logan- 
tempel.  Haar  man 
en  zes  kinderen 
zijn  haar  lust  en 
haar  leven. 


(f* 


zij,  zonder  daarvoor  te  oefenen,  bijna  elk  muziek- 
instrument kon  bespelen. 

President  Benson  herinnert  zich  hoe  hij  „het  popu- 
lairste meisje  van  de  stad"  voor  hun  eerste  afspraakje 
ging  afhalen.  Dankzij  de  vriendelijkheid  van  Hora  en 
haar  „majesteitelijke  moeder"  voelde  de  boerenjongen 
zich  al  ras  op  zijn  gemak  in  het  grote  huis,  dat  een 
bolwerk  van  cultuur  en  verfijning  was. 

„Toen  wij  het  huis  verlieten  en  zij  haar  moeder  een 
tedere  kus  gaf,  wist  ik  dat  ik  de  begeleider  was  van 
een  bijzonder  meisje  en  nam  mij  voor  het  beste  ervan 
te  maken",  merkt  hij  op. 

„Er  was  niets  in  Flora's  leven  dat  meer  indruk  op 
mij  maakte  dan  haar  eerbiedige  vriendelijkheid  en  die- 
pe liefde  voor  haar  moeder",  gaat  president  Benson 
verder.  „Hun  relatie  werkte  inspirerend  op  mij  -  het 
was  de  fijngevoeligste  relatie  tussen  een  ouder  en  kind 
die  ik  ooit  ben  tegengekomen." 

Evenzo  was  Hora  onder  de  indruk  van  deze  hoffelij- 
ke, aantrekkelijke  en  geestelijke  jongeman.  „Ik  wilde 
een  boer  trouwen  en  leren  hoe  ik  moest  werken, 
koken  en  naaien,"  zegt  ze  en  voegt  daar  met  nadruk 
aan  toe: „en  ik  heb  het  geleerd!". 

De  verkeringstijd  van  het  jonge  paar  werd  onderbro- 
ken toen  ouderling  Benson  op  zending  geroepen  werd 
naar  de  Britse  eilanden.  Toen  hij  terugkwam,  deed  hij 
direct  een  aanzoek. 

Een  eigen  zending 

Maar  Hora  volgde  haar  eigen  tijdschema  en  haar 
antwoord  luidde  dan  ook  „Nog  niet".  Zij  was  van  me- 
ning dat  deze  jongeman  een  goede  opleiding  nodig 
had  voor  de  grootse  toekomst  die  voor  hem  lag.  Zij 
had  trouwens  haar  eigen  zendingsoproep  ontvangen 
naar  Hawaii.  Zij  werkte  er  twintig  maanden,  waarvan 
zij  een  deel  les  gaf  aan  scholen  van  de  kerk;  de  laatste 
acht  maanden  van  haar  zending  was  haar  moeder 
haar  zendelingcollega. 

Een  van  de  zendingstaken  van  de  jonge  zuster 
Amussen  was  het  part-time  werken  in  de  Hawaii-tem- 
pel.  Op  een  avond,  toen  zij  op  het  punt  stond  naar  het 
zendingshuis  terug  te  gaan,  ontdekte  ze  dat  iedereen 
al  weg  was  gegaan.  Haar  wandeling  naar  het  zen- 
dingshuis voerde  door  een  bos  en  langs  een  kamp 
waar  een  paar  nare  incidenten  waren  voorgevallen. 
Zij  was  bang  dat  zij  gevaar  liep. 

Voordat  zij  de  tempel  verliet,  bad  Hora  om  de  be- 
scherming van  de  Heer.  Toen  zij  naar  buiten  ging,  ver- 
scheen er  een  lichtkolom  die  haar  omringde.  Die  ko- 
lom bescheen  haar  pad  toen  zij  door  het  bos  liep, 
langs  het  kamp  naar  het  zendingshuis.  Het  licht  ver- 
dween weer  toen  Flora  veilig  het  zendingshuis  bin- 
nenglipte.  Sindsdien  heeft  zij  zich  altijd  beschermd 
gevoeld,  hoewel  nooit  meer  zo  zichtbaar  als  op  die 
avond  op  Hawaii. 

Na  haar  zending  bereidde  Hora  zich  voor  op  een  hu- 


welijk met  Ezra  Taft  Benson,  die  ondertussen  aan 
de  Brigham  Young  University  was  afgestudeerd.  Op 
10  september  1926,  ruilde  Hora  Amussen  een  aanzien- 
lijke maandelijkse  toelage  in  voor  het  bescheiden 
inkomen  van  haar  geliefde  T. 

„De  had  van  mijn  vader  nogal  wat  geërfd  aan  we- 
reldse goederen  in  de  vorm  van  aandelen  en  dividen- 
den", legt  zuster  Benson  uit.  „Ik  heb  die  ten  tijde  van 
mijn  huwelijk  allemaal  overgedaan  aan  mijn  moeder 
die  weduwe  was.  Ik  verkoos  een  huwelijk  met  een 
man  die  geestelijk  rijk  was,  niet  stoffelijk.  Ik  begon  lie- 
ver onder  aan  de  ladder,  de  goederen  en  posities  die 
de  onze  zouden  worden,  zouden  we  samen  berei- 
ken." 

Kort  na  de  ceremonie,  verlieten  de  pasgehuwden 
Salt  Lake  City  en  reisden  af  naar  Ames  (Iowa),  met  in 
hun  bezit  een  beurs  van  zeventig  dollar  per  maand 
voor  een  postuniversitaire  studie  aan  het  Iowa  State 
College.  Zij  reisden  oostwaarts  in  een  tweedehands 
T-Ford  pick-up,  met  daarin  al  hun  aardse  bezittingen 
geladen.  Onderweg  sliepen  ze  in  een  lekke  tent. 

Terwijl  haar  man  aan  zijn  doctoraal  natuurweten- 
schappen werkte,  volgde  zuster  Benson  cursussen  in 
huishoudkunde.  Het  echtpaar  leerde  nieuwe  manie- 
ren om  de  eindjes  aan  elkaar  te  knopen.  Altijd  hebben 
zij  aan  het  begin  van  de  maand  zeven  dollar  apart  ge- 
legd om  hun  tiende  aan  de  Heer  te  betalen.  „De  lessen 
die  ik  leerde  waren  onschatbaar",  herinnert  zuster 
Benson  zich.  „Die  konden  niet  met  geld  gekocht  wor- 
den. We  leefden  met  de  hulp  van  de  Heer  en  de  liefde 
die  ons  samenbond." 

Een  paar  weken  na  hun  huwelijk  vond  „T"  dat  het 
tijd  werd  om  wat  aan  ontspanning  te  doen  en  stelde 
een  partijtje  tennis  voor.  „Ik  zal  je  vertellen,  ik  heb 
van  m'n  leven  nog  nooit  zo'n  gevoelige  nederlaag  ge- 
leden", lacht  president  Benson.  „Ik  vroeg  haar:  'Waar 
heb  je  zo  goed  leren  spelen?'  Hora  antwoordde:  'O,  ik 
heb  het  tenniskampioenschap  damesenkel  gewonnen 
aan  het  Utah  State  Agricultural  College.'  En  dat  wist 
ik  niet." 

Nadat  broeder  Benson  was  afgestudeerd,  verhuis- 
den de  Bensons  naar  een  boerderijtje  in  Whitney  (Ida- 
ho).  „We  hadden  een  zware  hypotheek  op  de  boerde- 
rij", herinnert  president  Benson  zich.  „We  moesten 
heel  hard  werken,  een  goede  begroting  maken  en 
plannen  om  aan  onze  verplichtingen  te  kunnen  vol- 
doen. Soms  hadden  we  net  een  koe  afbetaald  en  dan 
moesten  we  hem  weer  verkopen  om  de  dokter  te  kun- 
nen betalen  voor  de  bevalling  van  een  kostbare  baby." 

Maar  de  Heer  liet  de  jonge  familie  niet  lang  op  die 
boerderij.  Broeder  Bensons  interesses  voerden  hem 
spoedig  naar  Preston,  daarna  naar  Boise,  beide  in  Ida- 
ho;  vervolgens  naar  Berkeley  (Californië)  voor  een 
aanvullende  opleiding;  en  uiteindelijk  naar  Washing- 
ton D.C.  Het  was  zijn  roeping  tot  de  Raad  der  Twaalf 
in  1943,  die  hen  terugbracht  naar  Salt  Lake  City. 

Slechts  twee  jaar  later,  toen  de  Tweede  Wereld- 


17 


oorlog  ten  einde  liep,  werd  ouderling  Benson  door 
president  George  Albert  Smith  gevraagd  om  naar 
Europa  te  gaan  om  de  kerk  daar  te  reorganiseren  en 
de  distributie  te  verzorgen  van  voedsel,  kleding  en 
medicijnen,  die  zo  hard  nodig  waren.  President  Smith 
woonde  vlakbij  de  Bensons  en  beloofde  over  zuster 
Benson  en  de  kinderen  te  waken  terwijl  ouderling 
Benson  weg  was. 

Hoewel  haar  gezondheid  tijdens  de  tien  maanden 
dat  hij  weg  was,  veel  te  wensen  overliet,  wist  zuster 
Benson  de  touwtje  toch  goed  in  handen  te  houden. 
Drie  maanden  nadat  ouderling  Benson  naar  Europa 
vertrokken  was,  kreeg  hun  dochtertje  Beth  van  negen- 
tien maanden  een  longontsteking.  Zuster  Bensons  on- 
wrikbare geloof  en  voortdurende  verpleging  zorgde 
er,  samen  met  de  priesterschapszegens,  voor  dat  klei- 
ne Beth  weer  helemaal  herstelde.  Een  ander  hoofdstuk 
uit  het  leven  van  de  Bensons  ving  een  paar  jaar 
later  aan  toen  ouderling  Benson, 


hierin  aangemoedigd  door  president  David  O.  McKay, 
een  benoeming  aanvaardde  als  minister  van  landbouw 
in  het  kabinet  van  president  Eisenhower.  Zuster  Ben- 
son verhuisde  opgewekt  met  haar  gezin  naar  de 
hoofdstad  van  Amerika,  besteedde  veel  van  haar  tijd 
en  energie  aan  haar  gezin  en  liet  het  uitgaansleven 
van  Washington  voor  wat  het  was. 

Maar  op  een  keer  besloot  zuster  Benson  als 
zendingsactiviteit  een  lunch  te  verzorgen  voor  me- 
vrouw Eisenhower  en  de  vrouwen  van  de  leden  van 
het  kabinet.  Zoals  men  dat  gewoon  was  bij  de  Bensons 
thuis  werd  er  ook  voor  deze  gelegenheid  geen  hulp 
van  buitenaf  ingeroepen.  Zij  en  haar  vier  dochters 
besteedden  weken  aan  de  zorgvuldige  planning  van 
het  menu,  het  schoonmaken  van  het  huis,  het  voorbe- 
reiden van  amusement  en  het  doornemen  van  de  eti- 
quette en  het  protocol. 

Als  zuster  Benson  zich  zorgen  maakte,  dat  haar 
gasten  de  koffie,  sigaretten  en  het  kaartspel  zouden 
missen,  die  normaliter  deel  uitmaakten  van  het 
programma,  dan  was  dat  niet  nodig.  De  cocktails 
bereidt  uit  ginger  ale  en  zelf  gebotteld  abriko- 
zensap  waren  een  groot  succes,  alsook  het  amu- 
sement -  een  koor  van  de  Brigham  Young  Uni- 
versity,  dat  op  toernee  was  langs  de  oostkust. 
„Het  deed  ons  ongelooflijk  goed  om  naderhand 
van  de  vrouwen  enthousiaste  brieven  te  krijgen, 
waarin  zij  ons  schreven  hoe  zeer  zij  genoten 
hadden  van  deze  'mormoonse'  ervaring  en  de 
fijne  jongeren  in  het  koor",  herinnert  zuster 
Benson  zich.  In  deze  jaren  in  Washington, 
die  gekenmerkt  werden  door  kritiek  op  het 
landbouwbeleid,  werd  minister  Benson,  meer 
dan  enig  ander  lid  van  het  kabinet,  het 
doelwit  van  deze  aanhoudende  kritiek. 
Toch  schreef  men  ook:  „Minister  Benson 

heeft  uit  zo- 
wel zijn  reli- 
gieuze achter- 
grond als  zijn 
gezinsleven 
een  kracht  en 
sereniteit  ge- 
put die  .  .  . 
haast  uniek  is 
in  het  jachtige 
leven  van 
Washington 
.  .  .  Hora  is  de 
spil  waar  het 
gezin  om  draait.  Vrienden  van  het  gezin  zijn  het 
erover  eens  dat  zij  een  heilzame  invloed  heeft  op 
haar  echtgenoot."  (American  Magazine,  juni  1954, 
blz.  109-110.)  Haar  echtgenoot,  kinderen  en  kerk 
vormen  het  middelpunt  van  zuster  Bensons  leven. 
Haar  echtgenoot  is  tenminste  de  helft  van  hun 
huwelijk  van  huis  geweest,  waardoor  veel  van  de 


Boven:  Zuster  Benson  samen  met  Mamie  Eisenhower,  vrouw  van  de  president  van 
de  Verenigde  Staten,  en  Pat  Nixon,  vrouw  van  de  vice-vresident. 


taken  in  het  gezin  op  haar  bereidwillige  schouders 
terechtkwamen.  Zij  heeft  vaak  uitnodigingen  afgesla- 
gen, zelfs  een  van  de  president  van  de  Verenigde  Sta- 
ten, als  ze  voelde  dat  ze  thuis  nodig  was. 

„Ik  zou  het  helemaal  niet  erg  vinden  om  in  een  blok- 
hut te  wonen  zolang  ik  mijn  gezin  en  het  evangelie 
maar  dicht  bij  me  had,"  zegt  zuster  Benson  om  er 
daarna  quasi  ernstig  aan  toe  te  voegen:  „Als  de  blok- 
hut maar  schoon  is  en  ik  wat  gordijnen  voor  de  ramen 
kan  ophangen." 

De  familie  Benson  bestaat  uit  zoon  Reed,  zijn  vrouw, 
May,  en  hun  negen  kinderen  in  Provo  (Utah);  zoon 
Mark,  zijn  vrouw,  Lela,  en  hun  zes  kinderen  in  Salt 
Lake  City;  dochter  Barbara,  haar  man,  Robert  Walker, 
en  hun  vijf  kinderen  in  Galgary 
(Alberta,  Canada);  dochter  Be- 
verly,  haar  man,  James  Parker, 
en  hun  vier  kinderen  in  Burke 
(Virginia);  dochter  Bonnie, 
haar  man,  Lowell  Madsen,  en 
hun  zes  kinderen  in  Littleton 
(Colorado);  en  dochter  Beth, 
haar  man,  David  Burton, 
en  hun  vier  kinderen  in  Salt 
Lake  City.  Bovendien  hebben 
zij  nog  twintig  achterkleinkin- 
deren. „Ik  wilde  eigenlijk 
een  dozijn  kinderen,  maar 
we  moesten  het  met  de  helft 
doen",  zegt  zuster  Benson 
die  eraan  toevoegt,  „Als  we 
elke  keer  een  tweeling  hadden 
gehad,  zouden 
we  het  wel  voor 
elkaar  gekregen 
hebben."  In  haar 
patriarchale  zegen, 
die  zij  ontving  toen 
zij  slechts  achttien 
maanden  oud  was, 
werd  haar  beloofd 
dat  mensen  haar 
niet  zouden  kunnen 
misleiden. 

Die  belofte  heeft  zijn 
vervulling  gevonden 
in  haar  onderschei- 
dingsvermogen en 
feilloze  beoordeling. 
Als  zij  iemand  voor 
het  eerst  ontmoet, 
vertelt  zij  haar  man 

vaak  wat  voor  indruk  die  persoon  op  haar  gemaakt 
heeft,  om  later  tot  de  conclusie  te  komen  dat  die  in- 
druk juist  was. 

„Moeder  heeft  het  vermogen  om  naar  de  influiste- 
ringen van  de  Geest  te  luisteren",  weet  Reed.  Wan- 


neer zij  zegt:  „Ik  voel  dat  je  het  zo  en  zo  moet  doen", 
neem  ik  haar  raad  aan,  omdat  ze  het  al  zoveel  keren 
bij  het  juiste  eind  heeft  gehad.  Dx  ben  vaak  een  kamer 
binnengelopen  waar  ik  moeder  dan  geknield  in  gebed 
aantrof.  Ik  weet  dat  als  ze  voor  je  bidt,  je  zeker  kunt 
zijn  van  een  directe  hulplijn." 

De  Bensons  genieten  nu  nog  meer  dan  ooit  van  el- 
kaars  gezelschap,  ze  gaan  geregeld  uit  rijden  in  de 
bergen,  eten  dan  een  ijsje  op  een  lievelingsplekje  en 
zingen  en  dansen  nog  graag  samen.  Elke  dag  leest 
zuster  Benson  haar  echtgenoot  voor  uit  het  Boek  van 
Mormon,  waarna  zij  bespreken  wat  ze  gelezen 
hebben. 

Beiden  zijn  het  erover  eens  dat  de  grootste  kracht 


«5  mim 

»  TEUS 


van  hun  huwelijk  absolute  liefde  is  en  het  vertrouwen 
dat  de  een  in  de  ander  heeft.  „Ik  heb  nooit  maar  dan 
ook  nooit  getwijfeld  aan  Flora's  loyaliteit",  stelt  presi- 
dent Benson  uitdrukkelijk.  Zij  zijn  het  gelukkigst  als 
zij  bij  elkaar  zijn. 

Na  het  zingen  van  „There's  a  Long,  Long  Trail  Win- 
ding" en  „Let  Me  Call  You  Sweetheart",  recentelijk 
op  een  familiebijeenkomst,  kijkt  president  Benson 
glimlachend  naar  de  vrouw  die  al  zestig  jaar  zijn  echt- 
genote is  en  zegt:  „Je  zou  denken  dat  we  nog  steeds 
verliefd  zijn  ...  en  dat  is  ook  zo."  D 


19 


DE  VERLANGENS 
VAN  ONS  HART 


Ouderling  Dallin  H.  Oaks 

van  de  Raad  der  Twaalf 


Wij  hopen  allemaal  eens 
verhoogd  te  worden  in 
het  celestiale  koninkrijk. 
Zelfs  als  we  niet  leven  zoals  we 
zouden  moeten,  verlangen  we 
naar  het  goede.  Dat  is  mijn  onder- 
werp -  „De  verlangens  van  ons 
hart". 

Dit  onderwerp  interesseert  mij, 
omdat  het  duidelijk  het  contrast 
aangeeft  tussen  de  wetten  van 
God,  zoals  die  in  de  Schriften  zijn 
geopenbaard,  en  wat  ik  de  wetten 
van  de  mens  zal  noemen,  zoals 
die  omschreven  staan  in  de  lande- 
lijke en  plaatselijke  wetgeving 
waar  ik  mij  dertig  jaar  lang 
beroepsmatig  mee  bezig  heb 
gehouden. 

Wetten  -  menselijke  en 
goddelijke 

De  wetten  van  God  hebben 
betrekking  op  geestelijke  dingen. 
Geestelijke  consequenties  volgen 
op  onze  gedachten  en  verlangens, 
net  zo  goed  als  op  onze  daden. 
Maar  de  wetten  van  de  mens  heb- 
ben voornamelijk  betrekking  op 
onze  daden.  Ik  zal  een  simpel 
voorbeeld  geven  dat  deze  tegen- 
stelling illustreert.  Stel  uw  buur- 
man heeft  een  prachtige  wagen 
voor  de  deur  staan.  U  doet  niets, 
maar  met  verlangende  ogen  kijkt 
u  naar  die  auto,  u  begeert  hem. 
Hoewel  u  niets  heeft  gedaan, 
heeft  u  een  van  de  tien  geboden 
overtreden  (zie  Ex.  20:17).  Geeste- 
lijke consequenties  zijn  onvermij- 
delijk. 

Tot  zover  heeft  u  nog  geen  en- 


20 


kele  menselijke  wet  overtreden. 
Maar  zodra  u  in  die  auto  wegrijdt 
heeft  u  een  overtreding  begaan 
die  volgens  menselijke  wetten 
strafbaar  is.  Om  een  straf  te  bepa- 
len zou  de  wet  kunnen  proberen 


na  te  gaan  wat  uw  motief  was  om 
die  auto  te  stelen.  Als  u  de  auto 
alleen  maar  wilde  lenen  en  in  de 
foute  veronderstelling  verkeerde 
dat  uw  buurman  dat  goed  zou 
vinden,  zou  u  misschien  onschul- 
dig bevonden  worden  aan  een 
strafbaar  feit.  Als  u  van  plan  was 
geweest  om  de  auto  tegen  de 
wens  van  de  eigenaar  in  mee  te 
nemen,  om  hem  kort  daarna  weer 
terug  te  brengen,  dan  zou  u  een 
licht  misdrijf  begaan  hebben.  Als 
u  van  plan  was  geweest  u  de  auto 
toe  te  eigenen,  dan  zou  u  een 
zwaar  misdrijf  begaan  hebben. 
Om  uit  deze  mogelijkheden  de 
juiste  keus  te  doen,  tracht  een 
rechter  uw  gemoedstoestand  vast 
te  stellen. 

De  wetten  van  de  mens  zullen 
soms  iemands  gemoedstoestand 
onderzoeken  om  aan  de  hand 
daarvan  een  straf  op  te  leggen, 
maar  de  wet  zal  die  verlangens 
alleen  nooit  straffen.  Zo  was  het 
ook  in  de  tijd  van  het  Boek  van 
Mormon.  Zoals  we  in  Alma  kun- 
nen lezen  kon  het  volk  van  Nephi 
gestraft  worden  voor  hun  misda- 
den, maar  er  was  „geen  wet  tegen 
iemands  geloof"  (Alma  30:11). 
Dat  is  goed,  want  de  wet  beschikt 
niet  over  een  betrouwbare  metho- 
de om  in  iemands  hart  te  zien. 

Daartegenover  staat  dat  de  wet- 
ten van  God  consequenties  kun- 
nen verbinden  aan  onze  diepste 
gedachten  en  verlangens.  Zoals 
Ammon  koning  Lamoni  onder- 
wees, „ziet  (God)  neder  op  alle 
mensenkinderen,  en  Hij  weet  alle 
gedachten  en  voornemens  des 


ONS  HART  IS  STANDVASTIG  BIJ  GOD  ALS  WE  WERKELIJK  VERLANGEN  NAAR  WAT  RECHTVAARDIG 


IS.  WIJ  ZIJN  'STANDVASTIG  BIJ  GOD'  ALS  WIJ  VERLANGEN  WAT  GOD  VERLANGT. 


21 


harten,  want  door  Zijn  hand  wer- 
den zij  allen  sedert  den  beginne 
geschapen"  (Alma  18:32). 

Zo  waarschuwde  Paulus  ook  de 
Hebreeën  dat  God  „de  overleg- 
gingen en  gedachten  des  harten" 
kent,  „alle  dingen  liggen  open  en 
ontbloot  voor  de  ogen  van  Hem" 
(Hebr.  4:12-13). 

Met  andere  woorden,  God  oor- 
deelt ons  niet  alleen  naar  onze  da- 
den, maar  ook  naar  de  verlangens 
van  ons  hart.  Dit  is  niets  verba- 
zingwekkends,  want  vrijheid  en 
verantwoordelijkheid  zijn  eeuwi- 
ge beginselen.  Wij  oefenen  niet  al- 
leen onze  vrije  wil  uit  door  wat  we 
doen,  maar  ook  door  wat  we  beslis- 
sen, of  willen,  of  verlangen.  We  zijn 
dus  verantwoordelijk  voor  de  ver- 
langens van  ons  hart. 

Dit  beginsel  gaat  op  in  negatieve 
zin  -  als  wij  ons  schuldig  maken 
aan  slechte  gedachten  en  verlan- 
gens -  en  in  positieve  zin  -  dat 
ons  beloofd  is  dat  we  gezegend 
zullen  worden  voor  rechtvaardige 
verlangens. 

Zonden  uit  begeerte 

De  Heer  omschreef  een  zonde 
uit  begeerte  toen  Hij  zei: 

„Ziet,  er  is  door  de  ouden  ge- 
schreven, dat  gij  geen  overspel 
zult  plegen: 

Maar  ik  zeg  u,  dat  zo  wie  een 
vrouw  aanziet  om  haar  te  bege- 
ren, die  heeft  alreeds  overspel  in 
zijn  hart  gepleegd."  (3  Ne. 
12:27-28,  zie  ook  Matt.  5:27-28.) 

Het  Nieuwe  Testament  veroor- 
deelt ook  woede  en  onrechtvaar- 
dige gevoelens  -  nog  een  voor- 
beeld van  zonden  die  begaan  wor- 
den geheel  op  grond  van  gedach- 
ten (zie  Matt.  5:22). 

Zelfs  zij  die  het  evangelie  pre- 
diken -  een  handeling  die  we 
gewoonlijk  als  rechtvaardig 
beschouwen  -  zondigen  als 
ze  prediken  om  er  zelf  beter 


Zelfs  zij  die  het  evangelie  prediken, 

zondigen  als  ze  dat  doen  om  er  zelf 

beter  van  te  worden  in  plaats  van 

het  werk  van  de  Heer  te 

bevorderen. 


22 


van  te  worden  in  plaats  van  het 
werk  van  de  Heer  te  bevorderen: 
„Priesterbedrog  heerst,  waar 
mensen  prediken  en  zichzelf  tot 
een  licht  der  wereld  stellen  voor 
gewin  en  voor  de  eer  der  wereld, 
doch  niet  het  welzijn  van  Zion 
zoeken."  (2  Ne  26:29;  zie  ook 
Alma  1:16.) 


En  zij  die  de  Heer  eren  met  de 
lippen,  maar  hun  hart  verre  van 
Hem  houden  maken  zich  schuldig 
aan  zonden  uit  begeerte.  (Zie 
Jes.  29:13,  Matt.  15:8,  2  Ne.  27:25; 
JS-G  19.)  Ook  de  psalmist  veroor- 
deelde het  volk  van  het  oude 
Israël  omdat  „hun  hart .  .  .  niet 
standvastig  bij  (God  was)" 
(Ps.  78:37). 

Mormon  onderwees  dat  als  ons 
hart  niet  standvastig  of  goed  is, 
zelfs  een  goede  handeling  ons  niet 
tot  gerechtigheid  wordt  gerekend. 
„Want  ziet,  God  heeft  gezegd,  dat 
een  mens,  die  slecht  is,  niet  kan 
doen  wat  goed  is;  want  indien  hij 
een  gave  offert,  of  tot  God  bidt,  is 
het  hem  van  geen  nut,  tenzij  hij 
het  doet  met  een  oprecht  voorne- 
men. Want  ziet,  het  wordt  hem 
niet  tot  gerechtigheid  gerekend. 
Want  ziet,  wanneer  iemand,  die 
slecht  is,  een  gave  offert,  doet  hij 
het  met  tegenzin;  daarom  wordt 
het  hem  toegerekend,  alsof  hij  de 
gave  had  behouden;  daarom 
wordt  hij  voor  God  als  slecht 
beschouwd"  (Moro.  7:6-8). 

Mormon  betrok  dit  beginsel 
zelfs  op  onze  gebeden.  „Op  de- 
zelfde wijze  wordt  het  een  mens 
ook  als  slecht  aangerekend,  wan- 
neer hij  bidt,  maar  niet  met  een 
oprecht  voornemen  des  harten; 
ja,  het  is  hem  van  geen  nut,  want 
God  neemt  zulk  een  gebed  niet 
aan"  (Moro.  7:9). 

Onze  verlangens  vormen 

Wanneer  is  ons  hart  standvastig 
bij  God?  Ons  hart  is  standvastig 
bij  God  als  we  werkelijk  verlangen 
naar  wat  rechtvaardig  is.  Wij  zijn 
'standvastig  bij  God'  als  wij  ver- 
langen wat  God  verlangt. 

Onze  door  God  gegeven  wils- 
kracht stelt  ons  in  staat  onze  ver- 
langens te  beheersen,  maar  het 
kan  jaren  duren  voor  we  ze  dus- 
danig gevormd  hebben  dat  ze  ge- 


heel  rechtvaardig  zijn. 

President  Joseph  F.  Smith 
onderwees  dat  het  „vormen  van 
onze  verlangens  .  .  .  van  verrei- 
kend belang  (is)  voor  ons  geluk 
in  het  leven".  (Evangelieleer, 
blz.  294.) 

Hoe  vormen  we  onze  verlan- 
gens? We  beginnen  bij  onze  ge- 
voelens. Mijn  moeder,  die  wedu- 
we was,  begreep  dat  beginsel 
goed.  „Bid  over  je  gevoelens",  zei 
ze  altijd.  Ze  onderwees  haar  drie 
kinderen  dat  we  moesten  bidden 
om  de  juiste  gevoelens  over  onze 
ervaringen  -  positief  of  negatief  - 
te  hebben  en  over  de  mensen  die 
we  kenden.  Als  onze  gevoelens 
goed  waren,  zouden  de  verlan- 
gens van  ons  hart  goed  zijn  en 
zouden  we  eerder  op  de  juiste 
wijze  handelen. 

Twee  van  mijn  lievelingsverzen 
in  de  Schriften  staan  in  de  24ste 
Psalm: 

„Wie  mag  de  berg  des  Heren 
beklimmen,  wie  mag  staan  in  zijn 
heilige  stede? 

Die  rein  is  van  handen  en  zuiver 
van  hart."  (Verzen  3-4;  zie  ook 
Alma  5:19.) 

Als  wij  slechte  daden  vermij- 
den, hebben  we  reine  handen.  Als 
we  verboden  gedachten  weren, 
hebben  we  zuivere  harten.  Zij  die 
tot  de  hoogste  heilige  stede  willen 
opklimmen  moeten  beide  hebben. 

Wat  betekenen  die  leringen  over 
gevoelens  en  verlangens  nu  voor 
ons? 

Zullen  wij  volgens  de  wet  van 
God  schuldeloos  bevonden  wor- 
den als  we  niet  meer  doen  dan 
slechte  daden  vermijden?  Wat  als 
we  slechte  gedachten  en  verlan- 
gens koesteren? 

Zullen  haatdragende  gevoelens 
onopgemerkt  blijven  op  de  dag 
des  oordeels?  Jaloezie?  Begeerte? 

Zullen  wij  schuldeloos  bevon- 
den worden  als  wij  ons  met  zaken 
inlaten  die  bedoeld  zijn  om  te 


We  zullen  gezegend  worden  voor 
de  rechtvaardige  verlangens  van 

ons  hart,  ook  als  wij  door 
omstandigheden  niet  in  staat  zjjn 
om  die  verlangens  uit  te  voeren. 


misleiden,  ook  al  wordt  de  wet 
nergens  overtreden? 

Zullen  wij  volgens  de  wet  van 
God  schuldeloos  bevonden  wor- 
den, ook  al  kan  de  persoon  die  wij 
benadeeld  hebben  zich  niet  op 
menselijke  wetten  beroepen  om 
genoegdoening? 

Kunnen  wij  aanspraak  maken 


op  zegeningen  wanneer  het  lijkt 
alsof  we  de  dingen  van  God 
nastreven,  bijvoorbeeld  door  het 
evangelie  te  verkondigen,  maar 
dat  doen  om  rijkdom  of  eer  te  ver- 
krijgen in  plaats  van  met  ons  oog 
gericht  op  zijn  heerlijkheid  te  ar- 
beiden? 

Onze  antwoorden  op  dergelijke 
vragen  illustreren  wat  we  zouden 
kunnen  noemen  het  slechte 
nieuws,  dat  we  kunnen  zondigen 
zonder  openlijk  te  handelen,  door 
onze  gevoelens  en  de  verlangens 
van  ons  hart. 

Er  is  ook  goed  nieuws.  Volgens 
de  wet  van  God  kunnen  we  be- 
loond worden  voor  rechtvaardig- 
heid, zelfs  als  we  niet  in  staat  zijn 
de  dingen  te  doen  die  normaal 
gesproken  aan  die  zegeningen 
voorafgaan. 

Zegeningen  voor  rechtvaardige 
verlangens 

Bc  moet  denken  aan  iets  dat 
mijn  schoonvader  altijd  zei.  Als 
iemand  echt  iets  voor  hem  had 
willen  doen,  maar  daar  door  om- 
standigheden niet  toe  in  staat  was 
geweest,  zei  hij:  „Dank  je  wel, 
ook  de  goede  wil  is  te  prijzen." 

De  wet  van  God  kan  een  recht- 
vaardig verlangen  belonen  omdat 
een  alwetend  God  die  kan  onder- 
kennen. Zoals  aan  de  profeet  Jo- 
seph Smith  geopenbaard  werd,  is 
God  „een  Kenner  der  gedachten 
en  der  bedoelingen  des  harten" 
(LV  33:1).  Als  iemand  een  bepaal- 
de handeling  nalaat  omdat  hij 
daar  werkelijk  niet  toe  in  staat  is, 
maar  het  zou  doen  als  hij  het  kon, 
dan  zal  onze  Hemelse  Vader  dit 
weten  en  die  persoon  dienover- 
eenkomstig belonen. 

De  beste  schriftuurlijke  illustra- 
tie hiervan  is  misschien  wel  ko- 
ning Benjamins  leerstelling  over 
geven: 

„En  verder  zeg  ik  tot  de  armen 


23 


...  ik  bedoel  gij  allen,  die  een  be- 
delaar wegstuurt,  omdat  gij  niet 
hebt;  ik  zou  willen,  dat  gij  in  uw 
hart  zoudt  zeggen:  Ik  geef  niet, 
omdat  ik  niet  heb,  maar  indien  ik 
had,  zou  ik  geven. 

„Welnu,  indien  gij  dit  in  uw 
hart  zegt,  blijft  gij  schuldeloos" 
(Mos.  4:24-25). 

Alma  onderwees  dat  God  „de 
mensen  geeft  volgens  hun  verlan- 
gen, hetzij  ten  dode  of  ten  leven; 
.  .  .  naar  hun  wil,  hetzij  voor  hun 
heil  of  voor  hun  ondergang.  Ja, 
aan  hem,  die  goed  en  kwaad  kent, 
wordt  volgens  zijn  verlangen  ge- 
geven" (Alma  29:4-5). 

Dit  betekent  dat  als  wij  al  het 
mogelijke  gedaan  hebben,  onze 
verlangens  de  resterende  afstand 
zullen  overbruggen.  Het  betekent 
ook  dat  als  onze  verlangens  goed 
zijn,  wij  vergeven  kunnen  worden 
voor  de  fouten  die  we  onont- 
koombaar zullen  maken  in  onze 
pogingen  die  verlangens  ten  uit- 
voer te  brengen.  Wat  een  troost  bij 
al  onze  gevoelens  van  onvolko- 
menheid! 

Ik  wil  hier  twee  kanttekeningen 
bij  plaatsen:  Ten  eerste,  we  moe- 
ten bedenken  dat  verlangen  alleen 
de  plaats  van  handelen  in  kan  ne- 
men als  dit  laatste  absoluut  onmo- 
gelijk is.  Als  we  niet  al  het  moge- 
lijke in  het  werk  stellen  om  de 
dingen  te  doen  die  ons  geboden 
zijn,  kunnen  we  onszelf  mislei- 
den, maar  we  misleiden  niet  de 
rechtvaardige  rechter.  Wil  een 
verlangen  de  plaats  in  kunnen  ne- 
men van  handelen,  dan  mag  dit 
verlangen  niet  oppervlakkig  zijn, 
impulsief  of  van  voorbijgaande 
aard.  Het  moet  een  diep,  door- 
voeld verlangen  zijn. 

In  de  tweede  plaats  moeten  we 
niet  veronderstellen  dat  de  verlan- 
gens van  ons  hart  de  plaats  in 
kunnen  nemen  van  de  verorde- 
ningen van  het  evangelie.  Denk 
aan  de  woorden  van  de  Heer  over 


„Wie  mag  de  berg  des  Heren 

beklimmen?  ...  Die  rein  is  van 

handen  en  zuiver  van  hart." 


24 


twee  noodzakelijke  evangeliever- 
ordeningen: „Voorwaar,  voor- 
waar", zei  Jezus,  „tenzij  iemand 
wederom  geboren  wordt,  kan  hij 
het  Koninkrijk  Gods  niet  zien" 
(Joh.  3:5).  En  over  de  drie  graden 
van  celestiale  heerlijkheid  lezen 
wij  in  de  hedendaagse  openbarin- 
gen: „Om  de  hoogste  te  verwer- 


ven, moet  een  man  deze  staat  in 
het  priesterschap  aanvaarden 
(namelijk  het  nieuw  en  eeuwig 
huwelijksverbond)"  (LV  131:2). 
In  deze  verzen  noch  elders  in  de 
Schriften,  komt  tot  uiting  dat  er 
op  deze  geboden  een  uitzonde- 
ring bestaat. 

De  Heer  heeft  ons  echter  in  zijn 
genade  toegestaan  om  die  veror- 
deningen plaatsvervangend  uit  te 
voeren  voor  hen  die  ze  in  dit 
leven  niet  konden  ondergaan. 
Zodoende  wordt  iemand  in  de 
geestenwereld,  die  dit  verlangen 
heeft,  op  gelijke  voet  geplaatst  als 
iemand  die  de  verordeningen  zelf 
verricht  heeft.  Op  die  manier, 
door  de  liefdevolle  diensten  van 
sterfelijke  plaatsvervangers,  wor- 
den de  geesten  van  hen  die  ons 
zijn  voorgegaan  ook  beloond  voor 
de  verlangens  van  hun  hart. 

Samenvattend  kan  gezegd  wor- 
den dat  wij  volgens  de  wet  van 
God  verantwoordelijk  zijn  voor 
onze  gevoelens  en  verlangens,  net 
zo  goed  als  voor  onze  daden. 
Slechte  gedachten  en  verlangens 
zullen  worden  bestraft.  Daden  die 
goed  schijnen  te  zijn  zullen  alleen 
beloond  worden  als  ze  met  een 
oprecht  hart  verricht  zijn.  Aan  de 
andere  kant  zullen  wij  gezegend 
worden  voor  de  rechtvaardige 
verlangens  van  ons  hart,  zelfs  als 
wij  door  omstandigheden  niet  in 
staat  zijn  om  die  verlangens  uit  te 
voeren. 

Om  Paulus'  leerstelling  in  Ro- 
meinen 2:29  te  parafraseren,  al- 
leen hij  is  een  ware  heilige  der 
laatste  dagen  die  dat  in  het  ver- 
borgene is,  naar  de  Geest,  in  het 
hart,  wiens  lof  niet  die  der  men- 
sen is  voor  uiterlijke  handelingen, 
maar  van  God,  voor  de  innerlijke 
verlangens  van  het  hart.  D 


Uit  een  toespraak  aan  de  Brigham  Young 
University,  8  oktober  1985 


NIEUWS 


Juni  1987 


Open  dag  Gemeente  Antwerpen 

Nieuw  gebouw  trekt  veel  belangstelling 


Vrijdagavond  3  april  j.1.  voorspelde  de 
Belgische  weerman  'regen  op  zaterdag'. 
Hij  had  echter  met  één  factor  geen 
rekening  gehouden,  namelijk  de  open 
dag  van  de  Gemeente  Antwerpen,  die 
voor  die  bijzondere  dag  mooi  weer  had 
besteld.  Zaterdag  4  april  werd  een 
mooie,  droge  dag  en  al  gauw  na  het 
openen  van  de  deuren  om  10.00  uur 
werd  het  gebouw  overspoeld  met 
belangstellenden.  Om  11  uur  hadden  24 
niet-leden  het  gebouw  al  bezichtigd  en 
deze  stroom  hield  aan,  met  een  piek 
tussen  twee  en  drie  uur  van  64  niet- 
leden.  Toen  de  deuren  om  vier  uur  weer 
dicht  gingen,  hadden  120  leden  en  217 
niet-leden  'n  uitgebreid  bezoek  aan  ons 
kerkgebouw  gebracht. 
Ja,  de  open  dag  was  echt  een  denderend 
succes.  Waaraan  dit  succes  te  danken 
was?  Degelijke  voorbereiding,  'n 
uitgekiende  reclamecampagne, 


Het  gebouw  van  de  Gemeente  Antwerpen. 


Nieuws  over 

de  Frankfort-tempel 


Open  dagen: 

woensdag  29  juli  -  zaterdag  8  augustus  a.s 

(zondag  2  augustus  géén  open  dag) 

Inwijding: 

vrijdag  28  -  zondag  30  augustus  a.s. 


de  verschillende  presidiums  die  de  hun 
toegewezen  kamer  smaakvol  hadden 
ingericht,  leden  die  zelf  vrienden  en 
familieleden  meebrachten,  geloof  dat  de 
dag  'n  succes  zou  worden,  mooi  weer, 
menig  schiet-  en  dankgebed  en  'n  geest 
van  enthousiasme.  Aan  het  einde  van 
deze  open  dag  waren  alle  leden  terecht 
trots  op  hun  lidmaatschap,  maar 
eveneens  ten  zeerste  dankbaar  dat  God 
die  dag  zozeer  had  gezegend.  En  alle  niet- 
leden  waren  huiswaarts  gekeerd  met  'n 
nieuwe  visie  op  de  kerk  van  Jezus 
Christus  en  hadden  blijk  gegeven  van 
bewondering  en  sympathie. 
De  kerkelijke  autoriteiten  voorzien  en 
beloven  een  grote  groei  van  de  kerk 
alhier  in  de  lage  landen.  Die  groei  zal  er 
komen,  als  wij  geloof  hechten  aan  dit 
woord  des  Heren. 

Jean  Huysmans 


UIT  DE  KUNST 


Muzikale  avond  Wijk  Eindhoven 


Op  donderdag  26  februari  j.1.  werd  er  in 
de  Wijk  Eindhoven  een  wel  zeer 
bijzondere  avond  gehouden. 
De  leden  èn  hun  familie,  vrienden  en 
bekenden  waren  uitgenodigd  om  deel  te 
nemen  aan  een  uniek  muzikaal 
evenement,  dat  op  initiatief  van  broeder 
Glenn  Stekkinger,  zendingspresident  van 
de  Ring  Utrecht,  georganiseerd  wordt  in 
wijken  en  gemeenten  die  hiervoor 
belangstelling  hebben.  Het  doel  van  de 
avond  is  te  genieten  van  de  muzikale 
talenten  van  zowel  leden  als  niet-leden, 
waarbij  de  hoofdmoot  van  het 
programma  gevormd  wordt  door  een 
onvervalste  Dixielandband  bestaande  uit  - 
jawel  -  zeven  f  uil-time  zendelingen,  en 
het  Rhine  Town  Trio,  bestaande  uit  drie 
leden  van  de  Wijk  Arnhem. 
Dit  programma  wordt  aangevuld  met 
bijdragen  van  plaatselijke  leden  en  niet- 
leden. 

Dat  de  zendelingenband  van  wanten  weet 
bleek  uit  het  enthousiasme  van  het 
Eindhovense  publiek,  dat  kon  genieten 
van  Dixieland  van  de  bovenste  plank! 


Dixieland  van  de  bovenste  plank  .. 


Opperste  concentratie  bij  pianist  en  bassist. 


Het  Rhine  Town  Trio. 

Maar  ook  het  Rhine  Town  Trio  de  Wijk  Eindhoven  en  de  twintig 

en  plaatselijke  bijdragen  (o.a.  van  aanwezige  niet-leden  hebben  zeer 

Valentin  Arts)  werden  zeer  gewaardeerd,  genoten  en  bevelen  dit  programma  ten 

Dank  aan  president  Ward,  die  de  zeerste  bij  andere  wijken  en  gemeenten 

zendelingen  toestemming  gegeven  heeft  aan. 

om  van  heinde  en  ver  te  komen  om  aan 

deze  avond  mee  te  werken.  De  leden  van  Marinus  Kooijman 


WERELDWIJD 


Boek  van  Mormon 
in  71  talen  vertaald 

Onlangs  zijn  er  drie  nieuwe  vertalingen 

van  het  Boek  van  Mormon 

gereedgekomen,  te  weten  in  het<}rieks, 

Arabisch  en  in  een  Zuidamerikaanse 

indiaanse  taal,  Aymara. 

Met  het  gereedkomen  van  een  beknopte 

versie  in  het  Malagassisch  (taal  die  op 

het  eiland  Madagascar  gesproken  wordt) 

is  het  Boek  van  Mormon  nu  in  71  talen 

beschikbaar. 

Het  totaal  aantal  volledige  vertalingen 

van  het  Boek  van  Mormon  bedraagt  nu 

32,  het  totaal  aantal  beknopte  versies 

39. 


Drie  HLD- documentaires 
in  de  prijzen 

Onlangs  mocht  de  kerk  tijdens  een 
festival  voor  radio-  en 
televisiedocumentaires,  drie  prijzen  in 
ontvangst  nemen  voor  één 
radio-  en  twee  televisiedocumentaires  die 
in  1986  waren  geproduceerd. 
De  prijzen  werden  toegekend  door 
"Religion  in  Media"  (Godsdienst  in  de 
media),  een  internationale, 
oecumenische  organisatie  die  jaarlijks 
onderscheidingen  toekent  aan 
programma's  die  "sterke  sociale  en/of 
morele  zeggingskracht  hebben".  De 
televisiedocumentaires  wezen  op  de 
kwalijke  invloeden  van  pornografie  en 
gokken,  de  radiodocumentaire 
behandelde  het  onderwerp  vasten. 


De  kunst  van  het  luisteren 

Op  woensdag  18  maart  j.1.  werd  er  in  de  Wijk  Eindhoven  een  haardvuuravond 
georganiseerd  over  "De  kunst  van  het  luisteren".  Gastspreker,  broeder  Henk  van 
Dam,  jongemannenpresident  van  de  Ring  Utrecht,  gaf  een  zeer  boeiende 
uiteenzetting,  die  op  de  aanwezigen  zeer  positief  overkwam,  getuige  de  vele  reacties. 
Na  zijn  presentatie  werd  de  film  "Luistert  u  goed?"  vertoond. 
Voor  deze  avond  waren  er  ruim  400  uitnodigingen  huis  aan  huis  in  de  omgeving  van 
de  kerk  verspreid. 


5.000  exemplaren  in  twee  jaar 

De  Negende  Wijk  van  Logan  in  de  Ring 
Logan  Utah  Cache,  geeft  het  goede 
voorbeeld  waar  het  gaat  om  het  gebruik 
van  het  Boek  van  Mormon  in 
zendingswerk.  Sinds  1985  heeft  deze 
wijk  5.000  exemplaren  van  dit  boek  aan 
hun  full-time  zendelingen  verstrekt.  Al 
deze  exemplaren  waren  voorzien  van  een 
persoonlijk  getuigenis. 


Schouwspel  trekt 
11.000  bezoekers 

Ruim  11.000  bezoekers  hebben  het 
schouwspel  in  de  open  lucht  bezocht, 
dat  drie  avonden  bij  de  tempel  in  Nieuw- 
Zeeland  gehouden  werd.  Het 
schouwspel,  vergelijkbaar  met  het 
bekende  schouwspel  dat  jaarlijks  door  de 
kerk  bij  de  heuvel  Cumorah  in  de 
Amerikaanse  staat  New  York  wordt 
georganiseerd,had  als  thema  het  bezoek 
van  de  Heiland  aan  Amerika.  Ruim 
5.000  niet-leden  werden  in  het 
bezoekerscentrum  op  het  tempelterrein 
rondgeleid.  Aan  dit  evenemen  namen 
ruim  700  leden  deel. 


De  'tweede'  mijl  gaan 

Als  Cheryl  Lindner  en  Jenny  Mahoney, 
leden  van  de  Wijk  Elizabeth  in  de  Ring 
Modbury  Australië,  op  huisbezoek  gaan, 
is  dat  een  hele  gebeurtenis.  In  9  uur 
leggen  ze  bijna  350  km  af  om  zes 


zusters  te  bezoeken. 
Het  gebied  dat  onder  de  wijk  valt  strekt 
zich  vanuit  Elizabeth  ruim  150  km 
noordwaarts  en  nog  eens  150  km 
zuidwaarts  uit. 


De  kerk  groeit 

Typerend  voor  de  groei  van  de  kerk  in  de 
Filippijnen  is  het  feit  dat  tijdens  de 
afgelopen  conferentie  van  de  Ring 
Bacalod  op  22  februari  j.1.,  er  31 
broeders  werden  voorgesteld  om  het 
Melchizedeks  priesterschap  te 
ontvangen.  In  1985  werden  er  400 
bekeerlingen  in  die  ring  gedoopt,  85% 
waarvan  onderwezen  was  door 
plaatselijke  zendelingen. 
Diezelfde  dag  werd  er  in  de  Wijk  Xalapa 
in  Mexico  een  haardvuuravond 
georganiseerd  voor  leden  en  niet-leden 
met  als  gastspreker  ouderling  Robert  L. 
Backman  van  het  Eerste  Quorum  der 
Zeventig.  De  ruim  600  aanwezigen 
luisterden  geboeid  naar  ouderling 
Backmans  toespraak  over  de  eeuwige 
familie.  Na  afloop  verzochten  125  niet- 
leden  om  bezoek  van  de  zendelingen. 


Plaatselijk  nieuws  in  Wereldwijd 

De  redactie  van  De  Ster  zal  graag  korte 
berichten  plaatsen  over  gebeurtenissen, 
bijzondere  ervaringen,  projekten  e.d.  die 
in  wijken  en  gemeenten  in  Nederland  en 
Vlaanderen  hebben  plaatsgevonden.  Deze 
berichten  kunt  u  sturen  aan  het 
Kerkelijk  vertaalbureau,  postbus  224, 
3430  AE  Nieuwegein,  Nederland. 
Artikelen  e.d.  kunt  u  naar  de 
Stercorrespondent  van  uw  ring/district 
sturen. 

Wij  zien  uw  inzendingen,  met  foto's 
graag  tegemoet. 


UIT  DE  KUNST 


Muzikale  avond  Wijk  Eindhoven 


Op  donderdag  26  februari  j.1.  werd  er  in 
de  Wijk  Eindhoven  een  wel  zeer 
bijzondere  avond  gehouden. 
De  leden  èn  hun  familie,  vrienden  en 
bekenden  waren  uitgenodigd  om  deel  te 
nemen  aan  een  uniek  muzikaal 
evenement,  dat  op  initiatief  van  broeder 
Glenn  Stekkinger,  zendingspresident  van 
de  Ring  Utrecht,  georganiseerd  wordt  in 
wijken  en  gemeenten  die  hiervoor 
belangstelling  hebben.  Het  doel  van  de 
avond  is  te  genieten  van  de  muzikale 
talenten  van  zowel  leden  als  niet-leden, 
waarbij  de  hoofdmoot  van  het 
programma  gevormd  wordt  door  een 
onvervalste  Dixielandband  bestaande  uit  - 
jawel  -  zeven  full-time  zendelingen,  en 
het  Rhine  Town  Trio,  bestaande  uit  drie 
leden  van  de  Wijk  Arnhem. 
Dit  programma  wordt  aangevuld  met 
bijdragen  van  plaatselijke  leden  en  niet- 
leden. 

Dat  de  zendelingenband  van  wanten  weet 
bleek  uit  het  enthousiasme  van  het 
Eindhovense  publiek,  dat  kon  genieten 
van  Dixieland  van  de  bovenste  plank! 


Dixieland  van  de  bovenste  plank 


Opperste  concentratie  bij  pianist  en  bassist. 


Het  Rhine  Town  Trio. 

Maar  ook  het  Rhine  Town  Trio  de  Wijk  Eindhoven  en  de  twintig 

en  plaatselijke  bijdragen  (o.a.  van  aanwezige  niet-leden  hebben  zeer 

Valentin  Arts)  werden  zeer  gewaardeerd,  genoten  en  bevelen  dit  programma  ten 

Dank  aan  president  Ward,  die  de  zeerste  bij  andere  wijken  en  gemeenten 

zendelingen  toestemming  gegeven  heeft  aan. 

om  van  heinde  en  ver  te  komen  om  aan 

deze  avond  mee  te  werken.  De  leden  van  Marinus  Kooijman 


VOOR  DE  KINDEREN 
Juni  1987 


4 


4 


4 


4 


FU  BI  SHIA'S  GANS 


Vicki  Blum 


Fu  Bi  Hsia  sprintte  het  laatste  stukje  van  de  weg 
naar  haar  huis,  in  een  klein  Taiwanees  dorpje. 
De  augustuszon  stond  helder  aan  de  blauwe 
lucht,  haar  lijfje  werd  als  door  een  hete  zware  deken 
omsloten  door  de  vochtige  lucht.  Om  aan  de  hitte  te 
ontsnappen  holde  ze  door  het  warme  gras,  langs  de 
benjo  (opgedroogde  slootj  waar  een  oude  vrouw 
haar  kleren  tegen  een  groot  rotsblok  uitsloeg. 

Toen  ze  thuis  kwam,  bleef  Bi  Hsia  even  in  de  voor- 
tuin staan  om  naar  haar  gans,  Goldie,  te  zoeken.  Een 
paar  varkens  van  haar  moeder  knorden  en  rolden  in 
de  modder,  haar  vaders  waterbuffel  lag  half  in  de 
benjo  en  een  loslopende  hond  likte  haar  hielen.  Maar 
Goldie  was  nergens  te  zien. 

Goldie  en  al  haar  broertjes  en  zusjes  waren  op  Bi 
Hsia's  negende  verjaardag  op  de  markt  gekocht.  Na 
verloop  van  tijd  werden  ze  allemaal  opgegeten  -  be- 
halve Goldie.  Bi  Hsia  en  Goldie  waren  vriendjes.  Ze 
liepen  hele  einden  samen,  langs  rijstvelden  en  door 
greppels,  op  blote  voeten  door  plassen,  en  achter 
blaffende  kleine  hondjes  aan  door  nauwe  straatjes. 
Ze  had  haar  gans  een  Amerikaanse  naam  gegeven, 
omdat  Amerika  zo  groot  was  en  zo  ver  weg,  en  om- 
dat ze  dacht  dat  iedereen  die  daar  vandaan  kwam  rijk 
en  belangrijk  was.  Goldie  was  ook  belangrijk. 

Bi  Hsia  sloot  het  hek  achter  zich  en  stormde  het 
trapje  op  naar  binnen.  „Mama!"  riep  ze. 

Het  betonnen  huisje  had  twee  kamers.  De  grootste 
kamer  (de  woon-slaapkamer)  was  kaal,  op  een  paar 
stoelen,  een  t.v.  en  een  paar  rieten  matten  na.  's 
Nachts  werden  die  uitgerold  en  als  matras  gebruikt. 


4 


4 


4 


4 


4 


Geïllustreerd  door  Dick  Brown 


Bi  Hsia  vond  haar  moeder  in  de  keuken,  roerend  in 
een  pot  eiersoep.  Ze  hield  haar  neus  boven  de  rand 
en  snoof.  „Mm,  lekker." 

Haar  moeders  elleboog  duwde  haar  zachtjes  terug. 
„Wegwezen,  jij.  Je  vader  krijgt  vanavond  gasten  te 
eten." 

„Gasten?  Wie  dan?"  Vlug  stak  ze  haar  vinger  in  de 
soep  terwijl  haar  moeder  naar  nog  wat  eieren  zocht. 

„Het  zijn  mormoonse  zendelingen.  Een  komt  uit  Tai- 
pei, de  ander  helemaal  uit  Amerika.  Ze  blijven  twee 
jaar  in  Taiwan  om  mensen  over  hun  kerk  te  vertel- 
len." 

Bi  Hsia's  hield  haar  vinger  tegen  haar  lippen.  Luid- 
ruchtig slurpte  ze  de  soep  eraf.  „Hoe  heeft  papa  ze 
ontmoet?" 

„Op  de  markt,  toevallig  eigenlijk.  En  waag  het  niet 
nog  eens  je  vinger  in  die  pot  te  doen,  tenzij  je  een  pak 
slaag  wilt!" 

Bi  Hsia  trok  snel  haar  hand  terug.  „Wanneer  komen 
ze?" 

„Zo  meteen,"  antwoordde  haar  moeder.  „Doe  snel 
je  goede  jurk  aan.  En  was  Sun  Ming  even.  Hij  is  hele- 
maal vies." 

De  zendelingen  arriveerden  in  een  taxi.  De  bumper 
was  ingedeukt  en  de  motor  was  al  van  ver  te  horen 
geweest.  De  zendeling  uit  Taipei  stapte  het  eerst  uit. 
„Ik  ben  ouderling  Lin,  Lin  De  Fu,"  zei  hij,  volgens  de 
gewoonte  eerst  de  achternaam  te  noemen.  [Fu  is  Fu 
Bi  Hsia's  achternaam.)  „Dit  is  mijn  collega,  ouderling 
Wheeler." 

„Ni  hau  ma  (Hoe  gaat  het  met  uj?"  Ouderling 


4 


4 


4 


Wheeler  stapte  naar  voren  en  reikte  Bi  Hsia's  vader 
de  hand.  De  Amerikaanse  woorden  klonken  vreemd 
en  verwrongen,  en  zijn  smalle  gezicht  leek  hard  en 
uitdrukkingsloos.  Zijn  haar  was  net  geel  rjjstestro,  en 
zijn  fletse  ogen  waren  koud  en  net  zo  ver  weg  als  het 
land  waar  hij  vandaan  kwam.  Bi  Hsia  voelde  hoe 
haar  keel  zich  van  spanning  samenkneep. 

Haar  vader  vroeg  op  indringende  toon:  „NI  tsung 
nali  lai  (Waar  komt  u  vandaan}?" 

„Utah." 

Dat  was  een  gekke  naam.  Bi  Hsia  herhaalde  het 
een  paar  keer  zachtjes:  Yu  ta.  Yu  ta. 

„Haar  moeder  glimlachte  en  zei  in  het  Chinees: 
„Dat  is  voor  iedereen  een  hele  reis." 

De  zendeling  fronste  zijn  wenkbrouwen  en  keek 
haar  onderzoekend  aan.  „Het  spijt  me,  ik  kan  u  niet 
verstaan." 

Ouderling  Lin  legde  zijn  hand  op  ouderling  Whee- 
lers  schouder  en  zei  iets  in  het  Engels  tegen  hem,  zo 
snel  dat  Bi  Hsia  het  niet  kon  volgen.  Ouderling  Whee- 
ler luisterde  aandachtig  en  grinnikte  toen.  „Ja,  zeker, 
een  hele  reis." 

De  grote  mensen  gingen  de  keuken  in.  Bi  Hsia  zat 
op  de  veranda  en  wachtte  tot  zij  klaar  waren  met  de 
maaltijd.  Het  was  onbeleefd  om  kinderen  en  gasten 
tegelijkertijd  te  eten  te  geven.  Ze  hield  Sun  Ming  in 
haar  armen,  luisterde  naar  het  geroezemoes  van  hun 
stemmen,  en  mijmerde  over  de  verre  landen  waar  ze 
nog  nooit  was  geweest.  Ze  vroeg  zich  af  of  deze  ou- 
derling ooit  de  gewoonten  van  haar  land  zou  begrij- 
pen en  de  mensen  zou  nemen  voor  wat  ze  zijn.  Ze 
dacht  van  niet  -  niet  als  hij  uit  Amerika  kwam,  waar 
niemand  het  ooit  zonder  de  levensbehoeften  hoefde 
te  stellen  omdat  de  mensen  daar  heel  veel  dingen 


voor  zichzelf  hadden. 

Bi  Hsia  werd  in  haar  mijmeringen  afgeleid  door  een 
veertje  dat  verderop  door  de  avondwind  de  lucht  in 
werd  geblazen.  Een  veerl  Ze  stond  op,  dacht  even  na 
en  zette  Sun  Ming  toen  op  het  gras  neer.  „Niet  weg- 
lopen, hoor,"  zei  ze  ferm,  „ik  ben  zo  terug." 

Goldies  veren  lagen  op  een  klein  hoopje  achter  het 
huis.  Bi  Hsia  wist  dat  ze  haar  gans  aan  het  eten  wa- 
ren. Ze  kon  zich  er  niet  tegen  verzetten.  Haar  familie 
was  erg  arm,  en  haar  moeder  had  het  vlees  nodig  om 
haar  gasten  voor  te  zetten.  De  Chinese  etiquette  was 
heel  streng  wat  betreft  het  eren  en  gehoorzamen  van 
ouders  door  kinderen.  En  de  Chinese  trots  was  onver- 
zettelijk als  het  erom  ging  het  beste  te  geven  wat  men 
had.  " 

Bi  Hsia  huilde  niet.  Met  lood  in  de  schoenen  liep  ze 
terug  en  ging  weer  op  de  veranda  zitten.  Ze  keek  hoe 
de  zon  langzaam  onder  de  Taiwanese  horizon  zakte, 
ze  had  het  idee  dat  ze  daar  een  eeuwigheid  zat. 

Toen  de  zendelingen  klaar  waren  om  te  vertrekken, 
volgde  Bi  Hsia  ze  naar  de  voorkant  van  het  huis.  De 
zendeling  uit  Amerika  stak  haar  de  hand  toe,  maar  ze 
wilde  de  hare  niet  geven.  Hij  nam  haar  hand  en 
kneep  zachtjes,  maar  ze  trok  hem  snel  terug.  Hij  bukte 
en  tilde  haar  kin  op.  „Ik  hoop  dat  we  vrienden  kun- 
nen worden,"  zei  hij  pijnlijk  langzaam. 

Bi  Hsia  bleef  een  andere  kant  op  kijken,  langs  hem 
heen  naar  de  lichtjes  van  de  huizen  in  de  straat  die 
naarmate  ze  verder  weg  stonden,  kleiner  en  kleiner 
werden.  Haar  mond  bewoog  niet,  maar  haar  hart 
bonsde  luid  tegen  haar  ribben.  Nooit!  O  nee,  nooit, 
dacht  ze,  als  jij  en  je  collega  er  niet  waren  geweest 
dan  had  Goldie  nog  geleefd.  Ze  keek  hoe  de  zendelin- 
gen de  taxi  instapten,  ze  was  blij  toen  die  wegreed. 

De  volgende  ochtend  werd  Bi  Hsia  vroeg  wakker. 
De  eerste  zonnestralen  schenen  door  het  suikerriet, 
en  haar  ouders  en  broer  sliepen  nog  op  hun  matten. 
Stilletjes  stond  ze  op  en  liep  op  haar  tenen  naar  de 
deur.  Buiten  hoorde  ze  iets  bewegen,  vlugge 
voetstappen  op  de  veranda,  gefluister  en  een  venij- 
nig, sissend  geluid.  Ze  deed  de  deur  open. 

Aan  haar  voeten  lag  een  grote  witte  gans,  de 
grootste  die  ze  ooit  gezien  had.  Ze  was  vastgebonden 
zodat  ze  nauwelijks  kon  bewegen,  maar  haar  kop 
was  vrij,  ze  gakte  en  probeerde  haar  vleugels  uit  te 
slaan.  Ze  bukte  om  haar  los  te  maken,  vanuit  haar 
ooghoek  zag  ze  iets  langs  de  benjo  bewegen. 

Het  was  ouderling  Wheeler!  Hij  sprintte  over  het 
gras  naar  ouderling  Lin,  die  op  de  weg  wachtte  met 
twee  fietsen  aan  de  hand.  Bi  Hsia  keek  hoe  hij  zijn 
fiets  bereikte,  even  op  adem  kwam  en  omkeek.  Hun 
blikken  ontmoetten  elkaar  en  hielden  elkaar  vast. 
Toen  verscheen  er  langzaam  een  glimlach  op  zijn 
sombere  gelaat.  Het  was  een  verdrietige,  vriendelijke 
glimlach,  een  begrijpende  glimlach.  Toen  wist  Fu  Bi 
Hsia  zeker  dat  de  zendeling  uit  Amerika  niet  zo  heel 
anders  was.  D 


WAT  KAN  IK 

DOEN  OM  EEN 

ZENDELING 

TE  ZIJN? 


Julie  Wardell 


1 

1  ier  zijn  veertien  dingen  die  je  kunt 

h 

-1  doen  om  een  zendeling  te  zijn.  Zet  een 

l 

1  streepje  bij  elk  onderdeel  dat  je  hebt  ge- 

daan.  Moedig  tijdens  de  gezinsavond  de  leden 

van 

het  gezin  aan  om  ook  enkele  punten  van 

deze  lijst  te  doen. 

D 

1.  Leer  iedere  maand  minimaal  een  tekst 

uit  je  hoofd. 

D 

2.  Nodig  vriendjes  en  vriendinnetjes  die 

geen  lid  van  de  kerk  zijn  uit  om  na 

schooltijd  met  je  mee  naar  huis  te  gaan. 

D 

3.  Spaar  voor  een  zending. 

D 

4.  Schrijf  een  brief  aan  een  zendeling. 

D 

5.  Bid  elke  ochtend  en  elke  avond. 

D 

6.  Bezoek  alle  kerkvergaderingen  en 

luister  goed. 

D 

7.  Onderhoud  het  woord  van  wijsheid. 

D 

8.  Als  een  van  je  vriend(inn)en  wordt 

gedoopt,  ga  dan  naar  de  doopdienst. 

D 

9.  Bid  voor  de  zendelingen. 

D 

10.  Leer  twee  nieuwe  mensen  kennen  op 

school. 

D 

1 1 .  Geef  iemand  een  Boek  van  Mormon 

waarin  je  je  getuigenis  hebt  geschreven. 

D 

12.  Stel  voor  om  een  gezin  dat  geen  lid  van 

de  kerk  of  inactief  is,  uit  te  nodigen  voor 

de  gezinsavond. 

D 

13.  Geef  je  getuigenis  tijdens  de  getuigenis- 

vergadering. 

D 

14.  Verwijs  de  zendelingen  naar  niet-leden. 

Wheeler  stapte  naar  voren  en  reikte  Bi  Hsia's  vader 
de  hand.  De  Amerikaanse  woorden  klonken  vreemd 
en  verwrongen,  en  zijn  smalle  gezicht  leek  hard  en 
uitdrukkingsloos.  Zijn  haar  was  net  geel  rjjstestro,  en 
zijn  fletse  ogen  waren  koud  en  net  zo  ver  weg  als  het 
land  waar  hij  vandaan  kwam.  Bi  Hsia  voelde  hoe 
haar  keel  zich  van  spanning  samenkneep. 

Haar  vader  vroeg  op  indringende  toon:  „Ni  tsung 
nali  lai  (Waar  komt  u  vandaan}?" 

„Utah." 

Dat  was  een  gekke  naam.  Bi  Hsia  herhaalde  het 
een  paar  keer  zachtjes:  Yu  ta.  Yu  ta. 

„Haar  moeder  glimlachte  en  zei  in  het  Chinees: 
„Dat  is  voor  iedereen  een  hele  reis." 

De  zendeling  fronste  zijn  wenkbrouwen  en  keek 
haar  onderzoekend  aan.  „Het  spijt  me,  ik  kan  u  niet 
verstaan." 

Ouderling  Lin  legde  zijn  hand  op  ouderling  Whee- 
lers  schouder  en  zei  iets  in  het  Engels  tegen  hem,  zo 
snel  dat  Bi  Hsia  het  niet  kon  volgen.  Ouderling  Whee- 
ler luisterde  aandachtig  en  grinnikte  toen.  „Ja,  zeker, 
een  hele  reis." 

De  grote  mensen  gingen  de  keuken  in.  Bi  Hsia  zat 
op  de  veranda  en  wachtte  tot  zij  klaar  waren  met  de 
maaltijd.  Het  was  onbeleefd  om  kinderen  en  gasten 
tegelijkertijd  te  eten  te  geven.  Ze  hield  Sun  Ming  in 
haar  armen,  luisterde  naar  het  geroezemoes  van  hun 
stemmen,  en  mijmerde  over  de  verre  landen  waar  ze 
nog  nooit  was  geweest.  Ze  vroeg  zich  af  of  deze  ou- 
derling ooit  de  gewoonten  van  haar  land  zou  begrij- 
pen en  de  mensen  zou  nemen  voor  wat  ze  zijn.  Ze 
dacht  van  niet  -  niet  als  hij  uit  Amerika  kwam,  waar 
niemand  het  ooit  zonder  de  levensbehoeften  hoefde 
te  stellen  omdat  de  mensen  daar  heel  veel  dingen 


voor  zichzelf  hadden. 

Bi  Hsia  werd  in  haar  mijmeringen  afgeleid  door  een 
veertje  dat  verderop  door  de  avondwind  de  lucht  in 
werd  geblazen.  Een  veerl  Ze  stond  op,  dacht  even  na 
en  zette  Sun  Ming  toen  op  het  gras  neer.  „Niet  weg- 
lopen, hoor,"  zei  ze  ferm,  „ik  ben  zo  terug." 

Goldies  veren  lagen  op  een  klein  hoopje  achter  het 
huis.  Bi  Hsia  wist  dat  ze  haar  gans  aan  het  eten  wa- 
ren. Ze  kon  zich  er  niet  tegen  verzetten.  Haar  familie 
was  erg  arm,  en  haar  moeder  had  het  vlees  nodig  om 
haar  gasten  voor  te  zetten.  De  Chinese  etiquette  was 
heel  streng  wat  betreft  het  eren  en  gehoorzamen  van 
ouders  door  kinderen.  En  de  Chinese  trots  was  onver- 
zettelijk als  het  erom  ging  het  beste  te  geven  wat  men 
had.  " 

Bi  Hsia  huilde  niet.  Met  lood  in  de  schoenen  liep  ze 
terug  en  ging  weer  op  de  veranda  zitten.  Ze  keek  hoe 
de  zon  langzaam  onder  de  Taiwanese  horizon  zakte, 
ze  had  het  idee  dat  ze  daar  een  eeuwigheid  zat. 

Toen  de  zendelingen  klaar  waren  om  te  vertrekken, 
volgde  Bi  Hsia  ze  naar  de  voorkant  van  het  huis.  De 
zendeling  uit  Amerika  stak  haar  de  hand  toe,  maar  ze 
wilde  de  hare  niet  geven.  Hij  nam  haar  hand  en 
kneep  zachtjes,  maar  ze  trok  hem  snel  terug.  Hij  bukte 
en  tilde  haar  kin  op.  „Ik  hoop  dat  we  vrienden  kun- 
nen worden,"  zei  hij  pijnlijk  langzaam. 

Bi  Hsia  bleef  een  andere  kant  op  kijken,  langs  hem 
heen  naar  de  lichtjes  van  de  huizen  in  de  straat  die 
naarmate  ze  verder  weg  stonden,  kleiner  en  kleiner 
werden.  Haar  mond  bewoog  niet,  maar  haar  hart 
bonsde  luid  tegen  haar  ribben.  Nooit!  O  nee,  nooit, 
dacht  ze,  als  jij  en  je  collega  er  niet  waren  geweest 
dan  had  Goldie  nog  geleefd.  Ze  keek  hoe  de  zendelin- 
gen de  taxi  instapten,  ze  was  blij  toen  die  wegreed. 

De  volgende  ochtend  werd  Bi  Hsia  vroeg  wakker. 
De  eerste  zonnestralen  schenen  door  het  suikerriet, 
en  haar  ouders  en  broer  sliepen  nog  op  hun  matten. 
Stilletjes  stond  ze  op  en  liep  op  haar  tenen  naar  de 
deur.  Buiten  hoorde  ze  iets  bewegen,  vlugge 
voetstappen  op  de  veranda,  gefluister  en  een  venij- 
nig, sissend  geluid.  Ze  deed  de  deur  open. 

Aan  haar  voeten  lag  een  grote  witte  gans,  de 
grootste  die  ze  ooit  gezien  had.  Ze  was  vastgebonden 
zodat  ze  nauwelijks  kon  bewegen,  maar  haar  kop 
was  vrij,  ze  gakte  en  probeerde  haar  vleugels  uit  te 
slaan.  Ze  bukte  om  haar  los  te  maken,  vanuit  haar 
ooghoek  zag  ze  iets  langs  de  benjo  bewegen. 

Het  was  ouderling  Wheeler!  Hij  sprintte  over  het 
gras  naar  ouderling  Lin,  die  op  de  weg  wachtte  met 
twee  fietsen  aan  de  hand.  Bi  Hsia  keek  hoe  hij  zijn 
fiets  bereikte,  even  op  adem  kwam  en  omkeek.  Hun 
blikken  ontmoetten  elkaar  en  hielden  elkaar  vast. 
Toen  verscheen  er  langzaam  een  glimlach  op  zijn 
sombere  gelaat.  Het  was  een  verdrietige,  vriendelijke 
glimlach,  een  begrijpende  glimlach.  Toen  wist  Fu  Bi 
Hsia  zeker  dat  de  zendeling  uit  Amerika  niet  zo  heel 
anders  was.  D 


WAT  KAN  IK 

DOEN  OM  EEN 

ZENDELING 

TE  ZIJN? 


Julie  Wardell 


1 

1  ier  zijn  veertien  dingen  die  je  kunt 

h 

-1  doen  om  een  zendeling  te  zijn.  Zet  een 

l 

1  streepje  bij  elk  onderdeel  dat  je  hebt  ge- 

daan.  Moedig  tijdens  de  gezinsavond  de  leden 

van 

het  gezin  aan  om  ook  enkele  punten  van 

deze  lijst  te  doen. 

D 

1.  Leer  iedere  maand  minimaal  een  tekst 

uit  je  hoofd. 

D 

2.  Nodig  vriendjes  en  vriendinnetjes  die 

geen  lid  van  de  kerk  zijn  uit  om  na 

schooltijd  met  je  mee  naar  huis  te  gaan. 

D 

3.  Spaar  voor  een  zending. 

D 

4.  Schrijf  een  brief  aan  een  zendeling. 

D 

5.  Bid  elke  ochtend  en  elke  avond. 

D 

6.  Bezoek  alle  kerkvergaderingen  en 

luister  goed. 

D 

7.  Onderhoud  het  woord  van  wijsheid. 

D 

8.  Als  een  van  je  vriend(inn)en  wordt 

gedoopt,  ga  dan  naar  de  doopdienst. 

D 

9.  Bid  voor  de  zendelingen. 

D 

10.  Leer  twee  nieuwe  mensen  kennen  op 

school. 

D 

1 1 .  Geef  iemand  een  Boek  van  Mormon 

waarin  je  je  getuigenis  hebt  geschreven. 

D 

12.  Stel  voor  om  een  gezin  dat  geen  lid  van 

de  kerk  of  inactief  is,  uit  te  nodigen  voor 

de  gezinsavond. 

D 

13.  Geef  je  getuigenis  tijdens  de  getuigenis- 

vergadering. 

D 

14.  Verwijs  de  zendelingen  naar  niet-leden. 

HOE 
BEREID 
JE  EEN 


TOESPRAAK 
VOOR 


Pat  Graham 


In  de  dienst  van  de  Heer  maakt  het  niet  uit  waar  je 
dient,  maar  hoe.  (President  J.  Reuben  Clark  jr.,  conferen- 
tieverslag, april  1 95 1 .) 

Een  van  de  manieren  waarop  we  anderen  kunnen  die- 
nen, is  door  opgewekt  de  dingen  te  doen  die  ons  in  de 
kerk  worden  gevraagd.  Als  we  leren  om  gewillig  te  die- 
nen, zal  dat  ons  helpen  ons  op  zendingswerk  voor  te  be- 
reiden. We  kunnen  helpen  met  dienstbetoonprojecten, 
gebeden  en  toespraken.  Als  we  een  toespraak  houden, 
onderwijzen  we  anderen.  Onderwijzen  is  een  van  de 
belangrijkste  dingen  die  zendelingen  doen  -  zij  leggen 
aan  anderen  uit  wat  zij  over  het  evangelie  weten. 

Hier  is  een  formule  van  vier  punten  die  je  kunt  ge- 
bruiken bij  het  voorbereiden  van  een  toespraak: 

1 .  Inleiding  -  Vertel  waar  je  toespraak  over  gaat. 

2.  Voorbeeld  -  Vertel  een  verhaal  uit  de  Schriften, 
een  persoonlijke  belevenis  of  een  vers  uit  de  Schriften. 

3.  Toepassing  -  Vertel  hoe  we  de  essentie  van  de 
toespraak  kunnen  toepassen. 

4.  Afsluiting  -  Geef  een  samenvatting,  waarin  je  je 


eigen  gevoelens  over  dit  onderwerp  vertelt. 
Hier  is  een  activiteit  om  je  te  helpen  bij  het  oefenen: 

1 .  Maak  kaartjes  met  onderwerpen  en  kaartjes  met 
plaatjes;  kleur  de  plaatjes.  Leg  de  kaartjes  met  de  plaatjes 
naar  boven  en  de  kaartjes  met  de  onderwerpen  omge- 
keerd op  tafel. 

2.  Draai  een  kaartje  met  een  onderwerp  om  en  zeg, 
„mijn  toespraak  gaat  over ..."  Zoek  de  tekst  op  en  lees 
deze,  vertel  in  het  kort  met  je  eigen  woorden  over  wie  het 
verhaal  gaat  en  wat  er  gebeurde.  Zoek  dan  het  kaartje 
met  het  plaatje  dat  het  beste  bij  het  verhaal  past. 

3.  Vertel  waarom  het  onderwerp  van  je  toespraak  in 
deze  tijd  belangrijk  is.  Vertel  enkele  manieren  waarop  je 
dat  beginsel  in  je  eigen  leven  kunt  toepassen  en  moedig 
anderen  aan  het  in  hun  leven  toe  te  passen.  Het  belang- 
rijkste onderdeel  van  je  toespraak  is  als  je  vertelt  watje 
weet  en  hoe  je  je  erover  voelt.  Mensen  zullen  je  het  beste 
begrijpen  als  je  langzaam  spreekt  en  ze  aankijkt. 

4.  Besluit  door  iets  te  zeggen  als,  „ik  zeg  dit  in  de  naam 
van  Jezus  Christus,  amen".  D 


Gehoorzaamheid 

(Jona1-3) 


Geloof 

(Matteüs  14:22-33) 


Bekering 

(Lucas  15:8-10) 


Gebed 

(Joseph  Smith-Geschiedenis  1:5, 10, 14-19) 

Vergevens- 
gezindheid 

(3Nephi  12:43-44;  13:14) 


c 
o 
o 


c 
ra 


13 
T3 


o 


7 


Van  stip  naar  stip  en  kleurplaat 


WAAROM 
HEB  JE  ZO'N 
HAAST? 

Door  Roberta  L.  Fairall         42 


WERELDWIJD 


Boek  van  Mormon 
in  71  talen  vertaald 

Onlangs  zijn  er  drie  nieuwe  vertalingen 

van  het  Boek  van  Mormon 

gereedgekomen,  te  weten  in  hefGrieks, 

Arabisch  en  in  een  Zuidamerikaanse 

indiaanse  taal,  Aymara. 

Met  het  gereedkomen  van  een  beknopte 

versie  in  het  Malagassisch  (taal  die  op 

het  eiland  Madagascar  gesproken  wordt) 

is  het  Boek  van  Mormon  nu  in  71  talen 

beschikbaar. 

Het  totaal  aantal  volledige  vertalingen 

van  het  Boek  van  Mormon  bedraagt  nu 

32,  het  totaal  aantal  beknopte  versies 

39. 


Drie  HLD-documentaires 
in  de  prijzen 

Onlangs  mocht  de  kerk  tijdens  een 
festival  voor  radio-  en 
televisiedocumentaires,  drie  prijzen  in 
ontvangst  nemen  voor  één 
radio-  en  twee  televisiedocumentaires  die 
in  1986  waren  geproduceerd. 
De  prijzen  werden  toegekend  door 
"Religion  in  Media"  (Godsdienst  in  de 
media),  een  internationale, 
oecumenische  organisatie  die  jaarlijks 
onderscheidingen  toekent  aan 
programma's  die  "sterke  sociale  en/of 
morele  zeggingskracht  hebben".  De 
televisiedocumentaires  wezen  op  de 
kwalijke  invloeden  van  pornografie  en 
gokken,  de  radiodocumentaire 
behandelde  het  onderwerp  vasten. 


De  kunst  van  het  luisteren 

Op  woensdag  18  maart  j.1.  werd  er  in  de  Wijk  Eindhoven  een  haardvuuravond 
georganiseerd  over  "De  kunst  van  het  luisteren".  Gastspreker,  broeder  Henk  van 
Dam,  jongemannenpresident  van  de  Ring  Utrecht,  gaf  een  zeer  boeiende 
uiteenzetting,  die  op  de  aanwezigen  zeer  positief  overkwam,  getuige  de  vele  reacties. 
Na  zijn  presentatie  werd  de  film  "Luistert  u  goed?"  vertoond. 
Voor  deze  avond  waren  er  ruim  400  uitnodigingen  huis  aan  huis  in  de  omgeving  van 
de  kerk  verspreid. 


5.000  exemplaren  in  twee  jaar 

De  Negende  Wijk  van  Logan  in  de  Ring 
Logan  Utah  Cache,  geeft  het  goede 
voorbeeld  waar  het  gaat  om  het  gebruik 
van  het  Boek  van  Mormon  in 
zendingswerk.  Sinds  1985  heeft  deze 
wijk  5.000  exemplaren  van  dit  boek  aan 
hun  full-time  zendelingen  verstrekt.  Al 
deze  exemplaren  waren  voorzien  van  een 
persoonlijk  getuigenis. 


Schouwspel  trekt 
11.000  bezoekers 

Ruim  1 1.000  bezoekers  hebben  het 
schouwspel  in  de  open  lucht  bezocht, 
dat  drie  avonden  bij  de  tempel  in  Nieuw- 
Zeeland  gehouden  werd.  Het 
schouwspel,  vergelijkbaar  met  het 
bekende  schouwspel  dat  jaarlijks  door  de 
kerk  bij  de  heuvel  Cumorah  in  de 
Amerikaanse  staat  New  York  wordt 
georganiseerd,had  als  thema  het  bezoek 
van  de  Heiland  aan  Amerika.  Ruim 
5.000  niet-leden  werden  in  het 
bezoekerscentrum  op  het  tempelterrein 
rondgeleid.  Aan  dit  evenemen  namen 
ruim  700  leden  deel. 


De  'tweede'  mijl  gaan 

Als  Cheryl  Lindner  en  Jenny  Mahoney, 
leden  van  de  Wijk  Elizabeth  in  de  Ring 
Modbury  Australië,  op  huisbezoek  gaan, 
is  dat  een  hele  gebeurtenis.  In  9  uur 
leggen  ze  bijna  350  km  af  om  zes 


zusters  te  bezoeken. 
Het  gebied  dat  onder  de  wijk  valt  strekt 
zich  vanuit  Elizabeth  ruim  150  km 
noordwaarts  en  nog  eens  150  km 
zuidwaarts  uit. 


De  kerk  groeit 

Typerend  voor  de  groei  van  de  kerk  in  de 
Filippijnen  is  het  feit  dat  tijdens  de 
afgelopen  conferentie  van  de  Ring 
Bacalod  op  22  februari  j.1.,  er  31 
broeders  werden  voorgesteld  om  het 
Melchizedeks  priesterschap  te 
ontvangen.  In  1985  werden  er  400 
bekeerlingen  in  die  ring  gedoopt,  85% 
waarvan  onderwezen  was  door 
plaatselijke  zendelingen. 
Diezelfde  dag  werd  er  in  de  Wijk  Xalapa 
in  Mexico  een  haardvuuravond 
georganiseerd  voor  leden  en  niet-leden 
met  als  gastspreker  ouderling  Robert  L. 
Backman  van  het  Eerste  Quorum  der 
Zeventig.  De  ruim  600  aanwezigen 
luisterden  geboeid  naar  ouderling 
Backmans  toespraak  over  de  eeuwige 
familie.  Na  afloop  verzochten  125  niet- 
leden  om  bezoek  van  de  zendelingen. 


Plaatselijk  nieuws  in  Wereldwijd 

De  redactie  van  De  Ster  zal  graag  korte 
berichten  plaatsen  over  gebeurtenissen, 
bijzondere  ervaringen,  projekten  e.d.  die 
in  wijken  en  gemeenten  in  Nederland  en 
Vlaanderen  hebben  plaatsgevonden.  Deze 
berichten  kunt  u  sturen  aan  het 
Kerkelijk  vertaalbureau,  postbus  224, 
3430  AE  Nieuwegein,  Nederland. 
Artikelen  e.d.  kunt  u  naar  de 
Stercorrespondent  van  uw  ring/district 
sturen. 

Wij  zien  uw  inzendingen,  met  foto's 
graag  tegemoet. 


:.!.:.:■!.:.!,.;.:.:.;.:.:.:.:.:.  -== 

^„  ■,„,,„, ,,,,,,,,, .,,,,,,.,,,,,, ..,,,., ,,,..,, ,,,,.,,,, 

AT  'S  WAT  VAN  U  HOREN  ...                     4 

N^^ 

TO                LA 

Ronny  van  de  Berg 

Zr.  M.  Heemskerk 

Derk-Jan  Oddens 

England  Manchester  Mission 

England  Manchester  Mission 

Engeland  Bristol  Mission 

Paul  House,  Stockport  Road 

Paul  House,  Stockport  Road 

Southfield  House 

Timperley,  Altrincham 

Timperley,  Altrincham 

2  Southfield  Road 

Cheshire,  WA  15  7  UP 

Cheshire,  WA  15  7  UP 

Westbury  on  Trym 

England 

England 

Bristol  BS9  3BH 
Engeland 

Martin  Broekzitter 

England  London  South  Mission 

Thies  de  Jonge 

Jan  Peters 

484  London  Road 

Zendingsgebied  Amsterdam  Nederland 

England  Bristol  Mission 

Mitchan,  Surrey  CR4  4ED 

Laarderweg  128 

Southfield  House 

Engeland 

1402  BM  BUSSUM 

2  Southfield  Road 

Nederland 

Westbury  on  Trym 

Mark  Brouwer 

Bristol  BS9  3BH 

Florida  Lauderdale  Mission 

Engeland 

1350  N.E.56th  Street 

Petra  Kwast 

Fort  Lauderdale,  Florida  33334 

Zendingsgebied  Amsterdam  Nederland 

Bart  van  der  Put 

U.S.A. 

Laarderweg  128 

England  Coventry  Mission 

1402  BM  BUSSUM 

4  Copphall  House,  Stationsquare 

Nederland 

Coventry,  West  Midland  CV12  SFO 

Anita  de  Bruijn 

Engeland 

England  Bristol  Mission 

Southfield  House 

Wim  Methorst 

David  van  der  Put 

2SouthfieldRoad 

Michigan  Dearborn  Mission 

England  London  South  Mission 

Westbury  on  Trym 

33505  State  Street,  suite  101 

484  London  Road 

Bristol  BS9  3BH 

Farmington,  Michigan  48024 

Mitchan,  Surrey  CR4  4ED 

Engeland 

U.S.A. 

Engeland 

Martin  Tenthof  van  Noorden 

Mark  Decker 

Herman  Michèly 

Philippines  Davao  Mission 

Arizona  Tempe  Mission 

Florida  Tampa  Mission 

P.O.  Box  494 

P.O.  Box  27056 

P.O.  Box  151685 

Davao  City  9501 

Tempe,  Arizona  85282 

Florida  33684 

Filippijnen 

U.S.A. 
Roger  Elfert 

U.S.A. 

Ernst  Mollemans 

Mocht  er  een  adres  ontbreken 

South- Africa  Johannesburg  Mission 

England  London  Mission 

P.O.  Box  1517 

64-68  Exhibition  Road 

cq.  foutief  vermeld  zijn, 

Florida  1710 

London  SW7  2  PA 

Zuid-Afrika 

Engeland 

a.u.b.  bericht  aan  het  Kerkelijk 
vertaalbureau,  postbus  224, 

Esther  de  Haan 

Paul  Muntinga 

England  Coventry  Mission 

Idaho  Boise  Mission 

3430  AE  NIEUWEGEIN, 

4  Copphall  House,  Stationsquare 

3295  Elder  Street,  suite  153 

Coventry,  West  Midland  CV12  SFO 

Boise,  Idaho  83705 

Nederland 

Engeland 

U.S.A. 

HET  BOEK 
DAT  KWIJT  WAS 


Anna  Margrethe  Krogh  Thomsen 


Het  Noordduitse  landschap  baadde  zich  in  het 
zonlicht  van  een  prachtige  zomerochtend  ter- 
wijl mijn  man  en  ik  van  ons  huis  in  Frederiks- 
berg,  Denemarken,  naar  de  omgeving  reden  waar  mijn 
moeders  moeder  geboren  was.  Als  een  kind  dat  een 
hartewens  in  vervulling  ziet  gaan,  kreeg  ik  een  brok  in 
mijn  keel  toen  ik  het  eerste  verkeersbord  met  'Lade- 
lund'  erop  zag.  Vanaf  mijn  doop  brandde  ik  van  ver- 
langen om  mijn  grootmoeders  naam  in  te  sturen  voor 
tempelwerk.  Vaak  had  ik  goddelijke  leiding  ontvangen 
bij  mijn  genealogisch  onderzoek,  en  ik  keek  met  span- 
ning uit  naar  het  moment  dat  ik  mijn  grootmoeder  in 
staat  zou  stellen  om  alle  zegeningen  van  het  evangelie 
te  ontvangen. 

In  Noord-Duitsland  liggen  de  verslagen  verspreid  in 
verschillende  kerken,  in  plaats  van  ondergebracht  te 
zijn  in  een  centraal  archief.  Daarom  had  ik  naar  Lade- 
lund  geschreven  om  erachter  te  komen  waar  de  versla- 
gen over  mijn  grootmoeder  precies  lagen.  Toen  bleek 
dat  die  in  Ladelund  lagen,  had  ik  de  priester  opgebeld 
om  een  afspraak  met  hem  te  maken  om  de  boeken  met 
die  verslagen  in  te  zien. 

Toen  we  bij  het  gezellige  kleine  huisje  in  Ladelund 
arriveerden,  begroette  de  secretaresse  van  de  priester 
ons  allerhartelijkst.  Ze  ging  naar  de  kluis  waar  het  des- 
betreffende boek  in  lag,  maar  kwam  even  later  met  een 


verwarde  uitdrukking  op  het  gezicht  terug.  „Ik  kan 
het  boek  dat  u  nodig  heeft  niet  vinden,  gisteren  was 
het  er  nog",  zei  ze.  Samen  doorzochten  we  de  boeken- 
planken, maar  we  konden  het  niet  vinden. 

Ik  was  diep  teleurgesteld.  Ik  had  zoveel  werk  ge- 
daan. Waarom  hielp  m'n  Hemelse  Vader  me  nou  niet? 
Ik  ging  naar  de  auto  terug  om  op  onze  volgende  af- 
spraak, enkele  uren  later,  te  wachten.  Terwijl  ik  daar 
zat  te  huilen,  kwam  het  in  mij  op  dat  we  naar  het 
dorpje  konden  rijden  waar  mijn  grootmoeders  familie 
had  gewoond.  Hoewel  het  meer  dan  honderd  jaar  ge- 
leden was  dat  de  familie  daar  gewoond  had,  wilde  ik 
gewoon  even  kijken  hoe  het  eruit  zag. 

We  kwamen  omstreeks  twaalf  uur  's  middags  in  het 
dorpje  aan  en  zagen  er  niemand.  We  reden  langs  ne- 
gen of  tien  huizen,  en  uiteindelijk  zag  ik  een  oudere 
vrouw  die  haar  ramen  stond  te  zemen.  We  stopten  en 
ik  liep  het  tuintje  in  om  te  zien  of  zij  iets  van  mijn 
grootmoeders  familie  wist.  Toen  ik  bij  de  voordeur 
stond,  viel  mijn  blik  op  het  naamplaatje.  Mijn  adem 
stokte  toen  ik  de  naam  Carstensen  zag  -  de  familienaam 
van  mijn  grootmoeder! 

Het  vrouwtje  deed  open  en  met  een  prachtig  Slees- 
wijks  accent  vroeg  zij  wat  ik  wilde.  Toen  ik  haar  uitleg- 


de  waarom  ik  had  aangebeld,  zei  ze:  „O,  u  wilt  moe- 
ders stamboom  zien.  Ogenblikje,  ik  zal  'm  even  pak- 
ken." Ze  liep  weg  en  kwam  even  later  terug  met 
een  stamboomlijst  met  mijn  familieleden 
erop,  tot  in  de  zeventiende  eeuw.  Naast  de 
naam  van  ieder  gehuwd  paar,  met  de  datums 
van  hun  geboorte,  huwelijk  en  dood, 
stonden  alle  kinderen,  met  hun  geboorteen 
huwelijksdatum.  Dit  ene  document 
gaf  me  veel  meer  informatie  over  mijn 
grootmoeders  familie  dan  ik  uit  de 
kerkelijke  verslagen  had  kunnen  putten. 
Nu  wist  ik  precies  waar  ik  moest  zoeken 
naar  de  kinderen  in  de  familie. 


Toen  ik  weer  terug  was  in  Denemarken,  ontving  ik 
een  brief  van  de  kerk  in  Ladelund.  De  secretaresse  had 
de  informatie  uit  het  boek  dat  weg  was  ingevoegd,  en 
legde  uit  dat  het  boek  per  ongeluk  in  een  andere  kast 
was  gelegd.  Dankzij  dit  „ongeluk"  echter  heb  ik  niet 
één,  maar  meer  dan  honderd  namen  gevonden 
van  mijn  Duitse  familieleden.  De  Heer  heeft 
, :  *k  me  werkelijk  de  hele  tijd  bijgestaan, 

hoewel  ik  dat  eerst  niet  inzag.  D 


Zuster  Thotnsen  heeft  twee  kinderen,  is  kleuter- 
leidster en  is  werkzaam  als  genealogisch 
adviseuse  en  mediathecaresse  in  de  Ring 
Kopenhagen  Denemarken. 


Brent  A.  Barlow 


// 


DIE  TWEE  ZULLEN  TOT  ÉÉN  VLEES  ZIJN" 

GEDACHTEN 
OVER  INTIMITEIT 
IN  HET  HUWELIJK 


j 


'^ijJJI  <§-S^ 


'  >:■':  ■•■  ■'.  S-  -fi'.i'  ■  ■'■-,    .••■i'-.i   /.}',.■    •'.  '     ' ■'  /.'    .'.•   ■yf.V'  ■". 


' 


'  .'■./■ 


Vele  jaren  geleden,  toen  ik  nog  een  jonge  zende- 
ling was  en  net  een  nieuwe  collega  had  gekre- 
gen, ontmoetten  we  een  protestants  predikant 
die  ons  binnenvroeg  uit  de  kou.  Na  over  verschillende 
onderwerpen  van  gedachten  gewisseld  te  hebben, 
vroeg  hij  ons:  „En  wat  is  het  mormoonse  standpunt 
ten  aanzien  van  seksualiteit?" 

Ik  verslikte  mij  in  de  warme  chocolademelk.  „Nou, " 
zei  de  predikant  na  een  moment  van  stilte,  „kunt  u 
mij  de  mormoonse  filosofie  ten  aanzien  van  seksuali- 
teit vertellen?"  Ik  was  sprakeloos.  Mijn  collega,  die  be- 
greep dat  ik  het  antwoord  schuldig  moest  blijven,  ant- 
woordde uiteindelijk:  „Meneer,  we  geloven  erin." 

Dat  was  meer  dan  twintig  jaar  geleden.  Als  huwe- 
lijksadviseur  en  hoogleraar  aan  een  universiteit  is  mij 
deze  zelfde  vraag  vele  keren  gesteld  door  zowel  stu- 
denten, vrienden,  beroepskrachten,  leden  van  de  kerk 
als  niet-leden.  En  na  al  die  jaren  heb  ik  nooit  een  beter 
antwoord  gevonden  dan  dat  van  mijn  jonge  zende- 
lingcollega: „We  geloven  erin." 

We  geloven  erin,  omdat  we  weten  welk  verdriet  een 
ongepast  gebruik  van  deze  macht  buiten  het  huwelijk 
teweeg  brengt.  We  zijn  ons  terdege  bewust  van  de 
waarschuwingen  van  de  profeten  in  het  verleden  en 
heden.  Zoals  Alma  aan  zijn  zoon  Corianton  verklaar- 
de: „Goddeloosheid  bracht  nimmer  geluk"  (Alma 
41:10). 

Maar  we  geloven  ook  in  het  goede  dat  voortvloeit 


uit  gepaste  intimiteit  in  het  huwelijk.  We  zijn  ons  vol- 
komen bewust  van  de  vreugde  en  de  eenheid  die  een 
echtpaar  ten  deel  kan  vallen  als  zij  dit  aspect  van  hun 
relatie  koesteren. 

Ondanks  de  vreugde,  die  kan  voortvloeien  uit  sek- 
sualiteit in  het  huwelijk,  zijn  er  toch  vele  echtparen 
die  hun  seksuele  relatie  zien  als  een  bron  van  frustra- 
tie en  zelfs  onenigheid.  Sterker  nog,  het  onvermogen 
van  echtparen  een  intieme  verstandhouding  op  te 
bouwen  is  een  van  de  grootste  oorzaken  van  echt- 
scheiding. President  Spencer  W.  Kimball  heeft  opge- 
merkt dat  zelfs  in  onze  kerk,  „na  bestudering  van  de 
echtscheidingen,  wat  wij  de  afgelopen  jaren  hebben 
moeten  doen,  men  ziet  dat  er  een,  twee,  drie,  vier 
redenen  zijn.  Over  het  algemeen  is  seks  de  eerste. 
Seksueel  klikte  het  niet.  Zij  zullen  dat  tijdens  de  recht- 
bank niet  toegeven.  Zij  vertellen  dat  misschien  niet 
eens  aan  hun  advocaat,  maar  dat  is  de  reden."  (The 
Teachings  of  Spencer  W.  Kimball,  ed.  Edward  L.  Kimball, 
Salt  Lake  City:  Bookcraft,  1982,  blz.  312.) 

Verkeerde  ideeën  over  intimiteit 

Hoe  kan  zoiets  moois  de  bron  zijn  van  zoveel  pro- 
blemen? Een  deel  van  die  problemen  spruit  voort  uit 
verkeerde  ideeën.  Sommige  mensen  denken  dat  sek- 
suele intimiteit  een  noodzakelijk  kwaad  is  waardoor  er 
kinderen  komen.  Misschien  werden  hun  ouders  teveel 


27 


J 


in  verlegenheid  gebracht  door  zulke  onderwerpen  en 
wilden  zij  het  liever  niet  met  hun  bespreken.  Mis- 
schien waren  hun  ouders  zo  bezorgd  dat  hun  kinde- 
ren de  wet  van  kuisheid  zouden  overtreden,  dat  zij  al- 
leen de  negatieve  gevolgen  van  seksualiteit  onderwe- 
zen. Sommige  verkeerde  ideeën  zijn  het  gevolg  van 
een  verkeerde  interpretatie  van  bepaalde  bijbel- 
teksten. In  Efeziërs  5,  vers  22  bijvoorbeeld  worden 
vrouwen  aangemoedigd  „onderdanig"  te  zijn  aan  hun 
man.  Sommigen  menen  ten  onrechte  dat  deze  tekst 
betekent,  dat  vrouwen  zich  aan  hun  man  behoren  te 
onderwerpen,  ook  al  is  het  met  tegenzin.  Onder  deze 
omstandigheden  bevorderen  intieme  uitingen  geen 
eenheid  in  het  huwelijk. 

Een  prachtige  macht 

In  werkelijkheid  is  seksualiteit  echter  een  prachtige 
macht  die  God  aan  het  mensdom  heeft  gegeven.  Pre- 
sident Kimball  heeft  eens  opgemerkt:  „De  Bijbel  hul- 
digt seks  in  gepaste  omgang,  en  vermeldt  die  als  door 
God  geschapen,  door  God  verordineerd  en  door  God 
gezegend.  Hij  geeft  duidelijk  aan  dat  God  om  twee  re- 
denen fysieke  aantrekkingskracht  tussen  de  seksen  tot 
stand  heeft  gebracht:  voor  de  voortplanting  van  het 
menselijk  ras  en  om  de  liefde  tussen  man  en  vrouw  uit 
te  drukken  die  hen  zozeer  één  maakt.  Zijn  gebod  aan 
de  eerste  man  en  vrouw  om  'één  vlees'  te  zijn  was 
even  belangrijk  als  zijn  gebod  'vruchtbaar  te  zijn  en 
zich  te  vermenigvuldigen'.  (Spencer  W.  Kimball 
citeert  Billy  Graham,  Ensign,  mei  1974,  blz.  7.) 

Het  is  interessant  dat  de  woorden  seks  en  seksualiteit 
niet  voorkomen  in  de  Schriften.  In  plaats  daarvan 
wordt  het  woord  bekennen  gebruikt  om  de  intieme  rela- 
tie tussen  man  en  vrouw  aan  te  geven.  Dit  „beken- 
nen" ofwel  „bekend  raken  met"  is  een  immens  bevre- 
digend aspect  van  huwelijkse  liefde.  Een  goed  huwe- 
lijk kan  overleven  zonder  seksualiteit  -  wanneer  een 
van  de  echtgenoten  ziek  is  of  fysiek  gehandicapt. 


Maar  dit  intieme  aspect  van  het  elkaar  „bekennen" 
draagt  bij  aan  de  volkomenheid  van  de  relatie  in  het 
huwelijk. 

Een  gepast  gespreksonderwerp 

Het  praten  over  de  fysieke  dimensies  van  de  relatie 
kan  echtgenoten  helpen  elkaar  fysiek  te  leren  kennen. 
Zelfs  partners  die  vrijelijk  praten  over  de  financiën,  de 
opvoeding  van  de  kinderen,  recreatieve  activiteiten 
enzovoort,  voelen  zich  vaak  niet  op  hun  gemak  als  dit 
intieme  onderwerp  ter  sprake  komt.  Soms  nemen  zij 
aan  dat  hun  intieme  relatie  zich  op  „natuurlijke"  wijze 
behoort  te  ontplooien,  deze  te  bespreken  betekent  dat 
er  iets  verkeerd  gegaan  zou  zijn.  Dit  is  gewoon  niet 
waar.  Hoewel  deze  intimiteiten,  vanwege  hun  heilige 
karakter,  niet  besproken  moeten  worden  met  vrien- 
den of  familieleden,  is  het  volkomen  op  zijn  plaats 
deze  wel  te  bespreken  met  de  huwelijkspartner. 

In  dit  verband  merkte  wijlen  ouderling  Hugh  B. 
Brown,  apostel  en  lid  van  het  Eerste  Presidium,  op: 
„Veel  huwelijken  zijn  stukgelopen  op  de  gevaarlijke 
klippen  van  onwetendheid  en  laag-bij-de-gronds  sek- 
sueel gedrag,  zowel  vóór  als  in  het  huwelijk.  Grove 
onwetendheid  van  pasgehuwden  ten  aanzien  van  de 
juiste  plaats  en  functie  van  seks  resulteert  in  veel  ver- 
driet en  vele  éénoudergezinnen. 

„Duizenden  jonge  mensen  knielen  bijna  als  analfa- 
beet voor  het  altaar  neer  als  het  gaat  om  deze  funda- 
mentele functie  .  .  . 

„Indien  zij,  die  deze  heerlijkste  en  intiemste  van  alle 
relaties  (het  huwelijk)  overwegen  aan  te  gaan,  zich 
ook  werkelijk  willen  kwalificeren  voor  deze  verant- 
woordelijkheid .  .  .  indien  zij  de  delicate  en  bevredi- 
gende aspecten  van  een  harmonieus  seksleven  in  het 
huwelijk  openhartig  bespraken  .  .  .  zou  er  veel  ver- 
driet en  hartzeer  vermeden  kunnen  worden."  (You 
and  Your  Marriage,  Salt  Lake  City:  Bookcraft,  1960, 
blz.  22-23,  73.) 


29 


Het  bespreken  van 
deze  intieme  relatie  - 
met  inbegrip  van  de 
emoties  die  ermee  ge- 
paard gaan  -  kan  een 
huwelijk  heel  veel 
goed  doen.  Een  uiting 
van  liefde,  toewijding  en 
eenheid  Sommige  pro- 
blemen met  dit  aspect 
van  het  huwelijk  doen 
zich  voor  wanneer 
een  van  de  echtgeno-  **  w— 

ten  een  onverstandige 

beperking  van  deze  macht  voorstaat  of  juist  in  excessen 
treedt.  Seksualiteit  behoort  een  integrerend  geheel  te  vor- 
men met  liefhebben  en  geven.  Ontbreken  deze  gevoe- 
lens dan  is  het  aanwenden  van  deze  macht  ongepast. 

In  mijn  werk  als  huwelijksadviseur  ben  ik  gecon- 
fronteerd met  echtparen  die  van  mening  zijn  dat  intie- 
me uitingen  beperkt  moeten  blijven  tot  één  dimensie  - 
voortplanting.  President  Kimball  heeft  evenwel  ge- 
zegd: „Ons  is  geen  aanwijzing  van  de  Heer  bekend, 
dat  gepaste  seksuele  omgang  tussen  man  en  vrouw 
beperkt  dient  te  blijven  tot  het  verwekken  van  kinde- 
ren." (Ensign,  oktober  1975,  blz.  4.)  Het  scheppen  van 
kinderen  is  een  integrerend  en  prachtig  aspect  van  het 
huwelijk.  Doch  deze  intimiteit  alleen  om  die  reden  aan 
te  wenden,  betekent  dat  men  deze  macht  nagenoeg 
negeert  als  uiting  van  liefde,  toewijding  en  eenheid. 

Misbruik  van  intimiteit 

Aan  de  andere  kant  zijn  er  echtparen  die  vinden  dat 
de  fysieke  bevrediging  de  enige  reden  voor  seksuali- 
teit is.  Deze  mensen  raken  daar  zo  door  geobsedeerd, 
dat  ze  de  liefdesemotie  totaal  vergeten.  Anderen  ge- 
bruiken deze  macht  als  wapen  of  als  pressiemiddel. 
Dit  is  niet  alleen  het  misbruiken  van  een  van  God  ver- 


De  man  noch  de  vrouw  alleen  beheerst 

de  fysieke  relatie.  In  plaats  daarvan 

behoren  beiden  zich  in  te  spannen  om 

hun  beloften  aan  elkaar  waar  te  maken. 

Zij  behoren  elkaar  te  koesteren. 


30 


kregen  privilege, 
maar  het  verraadt 
een  grote  dosis  zelf- 
zucht van  een  of 
beide  partners  en 
maakt  de  seksuali- 
teit een  vernietigend 
in  plaats  van  een 
verenigd  element 
van  het  huwelijk. 
Ook  kan  een  ge- 
brek aan  informatie 
over  de  seksuele  ex- 
pressie en  gevoelens 

van  zowel  de  man  als  de  vrouw  problemen  in  het 

huwelijk  veroorzaken. 

Oude  stereotypen 

Sommige  mensen  houden  vast  aan  oude  stereo- 
typen -  zo  denkt  men  soms  ten  onrechte  dat  vrouwen 
minder  seksueel  geaard  zijn  dan  mannen.  Soms  beïn- 
vloedt het  beeld  van  mannen  en  vrouwen  op  de  televi- 
sie, in  tijdschriften,  boeken  en  films  op  subtiele  en 
onjuiste  wijze  ons  onderscheidingsvermogen.  Zelden 
of  nooit  laten  de  media  een  evenwichtige,  volwassen, 
liefdevolle  huwelijksrelatie  zien.  Mannen  worden 
vaak  voorgesteld  als  sterke,  aantrekkelijke  helden  met 
weinig  toewijding  en  slechts  één  verlangen  -  seks. 
Vrouwen  worden  afgeschilderd  als  hopeloos  roman- 
tisch, koud  afstandelijk,  of  dom,  met  in  elk  geval  één 
functie  -  het  bevredigen  van  het  verlangen  van  een 
man.  Deze  bekrompen  visie  ontzegt  mannen  en  vrou- 
wen hun  individualiteit.  Ze  negeert  het  feit  dat  beiden 
kinderen  van  God  zijn,  met  verwachtingen,  verlan- 
gens, talenten  en  emoties.  Als  een  echtpaar  deze 
waarheid  uit  het  oog  verliest  en  elkaar  als  een  object 
gaat  zien,  kan  seksualiteit  weinig  of  niets  doen  om  de 
intimiteit  te  bevorderen. 


Dan  zijn  er,  natuur- 
lijk, de  fysieke  of  psy- 
chologische proble- 
men die  dit  aspect 
van  het  huwelijk 
kunnen  schaden.  Een 
man  of  vrouw,  bij- 
voorbeeld, die  als 
kind  seksueel  is  mis- 
bruikt kan  diepge- 
wortelde emotionele 
problemen  hebben. 
In  zulke  gevallen  is 
het  verstandig  een 

bisschop  of  bekwaam  adviseur  te  raadplegen.  Een  arts 
kan  wellicht  helpen  bij  fysieke  problemen. 

De  noodzaak  van  christelijke  liefde 

Een  van  de  grootste  problemen  bij  dit  en  alle  andere 
aspecten  van  het  huwelijk  is  zelfzucht.  Ik  betwijfel  dat 
er  een  relatie  is  die  ons  beter  de  noodzaak  van  christe- 
lijke liefde  onderwijst  dan  het  huwelijk  -  die  volko- 
men en  onvoorwaardelijke  liefde  die  ons  overreedt 
meer  om  anderen  te  denken  dan  om  onszelf.  Toch 
hebben  maar  weinig  mensen  geleerd,  zelfs  zij  die  ken- 
nelijk een  goed  huwelijk  hebben,  dit  naar  behoren  te 
doen. 

Het  is  niet  altijd  eenvoudig  alle  andere  overwegin- 
gen terzijde  te  schuiven  en  te  kijken  wat  de  behoeften 
van  onze  partner  zijn  om  vervolgens  ons  best  te  doen 
hierin  te  voorzien.  Vaak  is  het  zo  dat  we  voor  anderen 
doen  wat  ons  gelukkig  zou  maken  als  een  ander  het 
voor  ons  deed. 

En  naderhand  vragen  we  ons  verbaasd  af  waarom 
de  ander  niet  gelukkig  is.  Eén  sleutel  tot  succes  in  het 
huwelijk  is  er  achter  te  komen  wat  onze  partner  geluk- 
kig maakt  en  dan  vreugde  te  vinden  in  het  verschaffen 
van  dat  geluk. 


Evenals  een  man  tijd  vrij  behoort 

te  maken  voor  zijn  vrouw, 

behoort  een  vrouw  tijd  vrij  te 

maken  voor  haar  man. 


Seksuele 
verantwoorde- 
lijkheid 

Wanneer  wij  sek- 
sualiteit gaan  zien 
als  een  vitaal  onder- 
deel van  een  harmo- 
nieus en  gelukkig 
huwelijk,  wordt  het 
meer  dan  iets  dat  we 
eenvoudigweg  ge- 
ven of  ontvangen. 
Mij  komt  het  voor 
als  iets  waar  zowel  de  man  als  de  vrouw  verantwoor- 
delijk voor  is.  Men  zou  het  de  seksuele  verantwoorde- 
lijkheid kunnen  noemen. 

In  de  gelijkenis  van  de  talenten  onderwees  Jezus, 
dat  we  datgene  wat  ons  toevertrouwd  is,  behoren  te 
verbeteren  (zie  Matt.  25:14-30).  En  in  het  huwelijk 
wordt  ons  vaak  gezamenlijke  verantwoordelijkheid 
gegeven,  zoals  kinderen,  loyaliteit,  en  de  dagelijkse 
verzorging  van  de  gezinsleden. 

In  de  Schriften  vinden  we  een  paar  voorbeelden  van 
gezamenlijke  verantwoordelijkheid  in  het  huwelijk.  In 
hoofdstuk  vijf  van  het  boek  Mozes  krijgen  we  inzicht 
in  wat  Adam  en  Eva  deden  en  waar  zij  samen  verant- 
woordelijk voor  waren.  In  vers  één  lezen  we:  „Adam 
(begon)  de  aardbodem  te  bouwen,  en  heerschappij  te 
hebben  over  al  het  gedierte  des  velds  ...  En  ook  Eva, 
zijn  vrouw,  arbeidde  met  hem."  Aldus  deelden  zij  de 
verantwoordelijkheid  van  het  werken.  Behalve  het  de- 
len van  andere  aspecten  van  het  leven,  hadden  zij  ook 
een  seksuele  relatie  en  zorgden  samen  voor  de  kinde- 
ren (vers  29);  baden  en  ontvingen  inspiratie  samen 
(vers  4);  ontvingen  samen  geboden  (vers  5);  onderwe- 
zen samen  hun  kinderen  (vers  12);  en  zij  hadden  samen 
verdriet  (vers  27). 
Paulus  impliceerde  een  gezamenlijke  seksuele  ver- 


31 


antwoordelijkheid  toen  hij  zei:  „De  man  kome  jegens 
de  vrouw  zijn  (echtelijke)  verplichtingen  na  en  evenzo 
de  vrouw  jegens  haar  man. 

„De  vrouw  heeft  niet  zelf  over  haar  lichaam  te  be- 
schikken, doch  haar  man;  en  eveneens  heeft  de  man 
niet  zelf  over  zijn  lichaam  te  beschikken,  doch  zijn 
vrouw"  (1  Kor.  7:3-4). 

Voor  mij  betekent  dit  dat  de  man  noch  de  vrouw  al- 
leen de  fysieke  relatie  kan  beheersen.  In  plaats  daar- 
van behoren  beiden  zich  in  te  spannen  om  hun  belof- 
ten aan  elkaar  waar  te  maken.  Beiden  behoren  elkaar 
te  koesteren.  Laten  we  met  dit  in  gedachten  eens  zien 
hoe  een  man  en  vrouw  dit  deel  van  hun  rentmeester- 
schap kunnen  nakomen  en  dit  facet  van  hun  huwelijk 
kunnen  verbeteren. 

Aan  de  echtgenoot 

Een  man  moet  tijd  besteden  aan  zijn  vrouw.  Zij  die- 
nen de  tijd  te  nemen  om  ideeën  met  elkaar  te  delen, 
om  samen  te  groeien  en  te  leren,  en  om  samen  vreug- 
de te  ervaren.  Een  vrouw  zal  nooit  erg  enthousiast  zijn 
over  een  echtgenoot  die  het  grootste  deel  van  zijn  tijd 
besteedt  aan  zijn  werk,  kerkvergaderingen,  hobby's 
waar  zij  niet  bij  betrokken  is,  of  die  zijn  tijd  door- 
brengt voor  de  televisie  of  weggedoken  achter  zijn 
krant.  Een  echtgenoot  die  weinig  tijd  doorbrengt  met 
zijn  vrouw  laat  haar  daardoor  weten  dat  zij  niet  be- 
langrijk is.  Maar  zijn  vrouw  moet  juist  de  belangrijkste 
zijn  in  zijn  leven. 

President  Spencer  W.  Kimball  heeft  naar  aanleiding 
van  LV  42:22  („Gij  zult  uw  vrouw  met  geheel  uw  hart 
liefhebben,  en  gij  zult  haar  aankleven  en  geen  ander") 
gezegd:  „De  woorden  geen  ander  sluiten  alles  en  ieder- 
een uit.  In  het  leven  van  de  gehuwde  man  of  vrouw 
wordt  de  eega  dan  dus  nummer  één,  en  noch  iemands 
maatschappelijke,  politieke  of  beroepsleven,  noch 
enig  ander  belang,  persoon  of  zaak  mag  ooit  de  voor- 
rang krijgen  boven  de  levensgezel(lin)."  (Het  wonder 
der  vergeving,  Salt  Lake  City:  Bookcraft,  1969,  blz.  262.) 

Als  de  echtgenoot  andere  dingen  op  de  eerste  plaats 
stelt  en  niet  in  staat  is  tijd  vrij  te  maken  voor  de  ont- 
wikkeling van  de  intimiteit  in  andere  aspecten  van  zijn 
relatie  met  zijn  vrouw,  zal  zij  waarschijnlijk  ook  niet 
geïnteresseerd  zijn  in  seksuele  intimiteiten. 


32 


Evenzo  zal  een  vrouw  niet  geïnteresseerd  zijn  als  zij 
voelt  dat  haar  man  zich  niet  bewust  is  van  de  ogen- 
schijnlijk kleine  probleempjes  in  haar  leven  of  zich 
daar  heel  weinig  aan  gelegen  laat  liggen.  Een  vrouw 
vertrouwde  me  eens  toe:  „Ik  zou  het  zo  fijn  vinden  als 
mijn  man,  wanneer  hij  thuis  komt  van  zijn  werk,  me 
in  de  ogen  keek,  me  vroeg  hoe  ik  me  voelde,  hoe  mijn 
dag  was  geweest  en  me  daarna  een  kus  gaf  en  me  in 
zijn  armen  nam."  De  meeste  vrouwen  waarderen  klei- 
ne attenties  die  tonen  dat  hun  echtgenoot  gevoelig  is 
voor  hun  behoeften.  Zij  vertellen  mij  van  de  waarde- 
ring die  zij  voelen  als  zij,  na  een  lange  en  vermoeiende 
dag,  hulp  krijgen  van  hun  man  in  het  huishouden  of 
bij  het  verzorgen  van  de  kinderen.  Andere  vrouwen 
waarderen  de  hulp  van  hun  man  als  zij  ziek  zijn,  in 
verwachting  of  het  heel  druk  hebben.  Kleine  attenties 
-  bedankjes,  complimentjes  en  ik  hou  van  jou's  -  zijn 
belangrijk.  Wanneer  deze  „kleine"  elementen  aan  het 
huwelijk  worden  toegevoegd,  krijgt  de  seksualiteit  een 
grotere  betekenis  en  wordt  deze  een  uiting  van  diepe 
liefde.  Zonder  deze  „extraatjes"  zal  het  intieme  sa- 
menzijn uiteindelijk  de  man  noch  de  vrouw  voldoe- 
ning schenken. 

Vrouwen  houden  van  romantiek.  Het  probleem  is 
echter  dat  de  man  en  de  vrouw  romantiek  soms  an- 
ders definiëren.  Vele  vrouwen  nemen  in  hun  definitie 
de  tijd  op  die  zij  samen  met  hun  echtgenoot  doorbren- 
gen waarin  zij  dingen  doen  die  zij  beiden  interessant 
vinden.  Ook  staan  de  mondelinge  en  schriftelijke  lief- 
desuitingen hoog  op  de  lijst,  of  kleine  cadeautjes  die 
slechts  voor  hen  betekenis  hebben.  Als  de  romantiek 
in  het  huwelijk  beperkt  blijft  tot  het  seksuele,  zullen 
vrouwen  zich  meer  uitgebuit  dan  geliefd  voelen. 

Een  klacht  die  ik  van  veel  vrouwen  gehoord  heb  is 
dat  er  heel  weinig  genegenheid  is  in  hun  huwelijk.  In 
een  onderzoek,  dat  ik  een  aantal  jaren  geleden  gedaan 
heb,  kwam  tot  uiting  dat  de  meeste  vrouwen  seksuele 
bevrediging  vrij  hoog  op  hun  lijstje  van  wensen  in 
hun  huwelijk  plaatsten.  Maar  de  meeste  vrouwen  ga- 
ven de  niet-seksuele  intimiteiten  een  nog  hogere  note- 
ring. Vele  vrouwen  spraken  over  de  geborgenheid  die 
zij  voelden  terwijl  zij  hand  in  hand  met  hun  echtge- 
noot zaten,  samen  een  boek  lazen  of  televisie  keken. 
Een  vrouw  waardeert  ook  de  zorg  van  haar  man  in  de 
seksuele  omgang  zelf. 


Als  een  man  acht  slaat  op  de  verschillende  behoef- 
ten van  zijn  vrouw  en  daarin  voorziet,  zullen  de  liefde 
in  hun  huwelijk  en  de  uitingen  daarvan  naar  alle 
waarschijnlijkheid  verbeteren. 

Aan  de  echtgenote 

Wellicht  het  belangrijkste  wat  een  vrouw  kan  doen 
om  de  seksuele  relatie  in  haar  huwelijk  te  verbeteren 
is  zich  te  realiseren,  dat  haar  echtgenoot  ook  een  mens 
is  met  verschillende  behoeften,  verwachtingen  en  ver- 
langens. Helaas  geven  de  media  de  indruk,  vaak  op 
luidruchtige  wijze,  dat  een  man  slechts  uit  is  op  één 
aspect  van  de  relatie.  Wanneer  men  deze  bekrompen 
kijk  op  de  man  overneemt,  doet  men  hem  on- 
recht. 

Mannen,  zelfs  zij  die  verkeerde  ideeën  hebben  over 
het  huwelijk,  blijven  kinderen  van  God  en  hen  als  zo- 
danig te  behandelen  kan  de  relatie  alleen  maar  ten 
goede  komen. 

Veel  van  de  ideeën  die  voor  mannen  gelden,  gelden 
ook  voor  vrouwen.  Net  zoals  een  echtgenoot  tijd  dient 
vrij  te  maken  voor  zijn  vrouw,  behoren  echtgenoten 
tijd  door  te  brengen  met  hun  man.  Sommige  vrouwen 
besteden  het  grootste  deel  van  hun  tijd  aan  hun  baan, 
het  zorgen  voor  de  kinderen  of  het  huishouden.  Wan- 
neer de  kinderen  's  avonds  eindelijk  in  bed  liggen  en 
ouders  een  momentje  voor  zichzelf  hebben,  verkiezen 
vrouwen  vaak  een  ontspannende  activiteit  -  tv  kijken, 
een  naaiwerkje,  een  boek  lezen,  een  vriendin  bellen  - 
vóór  tijd  met  hun  echtgenoot  doorbrengen.  Wanneer 
hun  echtgenoot  bij  hen  wil  zijn,  zijn  zij  vaak  moe  of 
emotioneel  ontoegankelijk.  Mannen  zullen  moeite 
hebben  dit  te  begrijpen  of  waarderen.  Als  de  dagelijk- 
se bezigheden  echt  zo  vermoeiend  zijn  dat  een  vrouw 
weinig  tijd  of  energie  over  heeft  om  de  relatie  met  haar 
man  te  ontwikkelen,  behoort  zij,  al  of  niet  samen  met 
haar  man,  haar  leven  onder  de  loep  te  nemen  en  te  be- 
kijken welke  bezigheden  opgegeven  kunnen  worden 
ten  behoeve  van  de  belangrijkste  relatie  die  ze  ooit  zal 
hebben. 

Ook  mannen  waarderen  genegenheid.  In  sommige 
opzichten,  wanneer  het  aankomt  op  genegenheid, 
kunnen  mannen  net  zo  romantisch  zijn  als  vrouwen. 
Een  man  vindt  het  fijn  om  zijn  arm  om  zijn  vrouw 
heen  te  slaan  of  haar  te  kussen  voordat  hij  's  morgens 


34 


vertrekt.  Deze  handelingen  hoeven  niet  meteen  sek- 
sueel te  zijn;  zij  zijn  zijn  romantische  uitingen  van  de 
liefde  die  hij  voor  haar  voelt.  Als  deze  uitingen  van  ge- 
negenheid voortdurend  afgehouden  worden  met  „nu 
niet,  schat"  kan  hij  het  gevoel  krijgen  dat  zijn  vrouw 
onverschillig  staat  tegenover  de  liefde  die  zij  delen. 
Deze  uitingen  zijn  voor  de  man  wat  de  woorden  van 
waardering  en  vriendelijke  daden  zijn  voor  de  vrouw. 
Een  vrouw  die  deze  afwijst,  vertelt  haar  echtgenoot, 
dat  zij  eigenlijk  niet  om  hem  geeft.  Als  zij  echter  de 
tijd  neemt  voor  een  omhelzing  -  of  beter  nog,  zelf  het 
voortouw  neemt  in  het  tonen  van  genegenheid,  zal  dit 
de  liefde  tussen  haar  en  haar  echtgenoot  vergroten. 

Wanneer  het  aankomt  op  seksualiteit,  maken  som- 
mige vrouwen  zich  veel  zorgen  over  hun  „rechten", 
vaak  spreken  zij  van  hun  „recht"  om  ja  of  nee  te  zeg- 
gen. Maar  een  huwelijk  is  ook  een  relatie  van  verant- 
woordelijkheid en  gelegenheid.  In  een  huwelijk  heb- 
ben beide  partners  de  gelegenheid  te  geven.  De  denk 
dat  er  maar  weinig  vrouwen  zijn  die  beseffen  welke 
macht  zij  hebben  om  hun  man  fysiek,  emotioneel  en 
zelfs  geestelijk  aan  zich  te  binden.  Aan  de  andere  kant 
denk  ik  ook  dat  er  weinig  vrouwen  zijn  die  voelen  hoe 
gefrustreerd  en  vervreemd  hun  echtgenoot  raakt  wan- 
neer zij  vinden  dat  hun  echtgenote  zijn  behoeften  en 
interesses  negeert.  Ik  geloof  dat  een  wijze  en  liefdevol- 
le Hemelse  Vader  een  vrouw  het  vermogen  heeft  ge- 
geven om  een  één-zijn  met  haar  man  te  bereiken 
(zie  Gen.  2:24).  De  sleutel  is  onzelfzuchtigheid. 
Naarmate  zij  ernaar  streeft  in  de  behoeften  van  haar 
echtgenoot  te  voorzien,  zal  hun  huwelijk  verbeteren. 

Ouderling  Parley  P.  Pratt  heeft  eens  opgemerkt  dat 
„onze  natuurlijke  affecties  met  een  wijs  oogmerk  in 
ons  geplant  zijn  door  de  Geest  Gods;  en  zij  zijn  de 
bron  van  leven  en  geluk  -  zij  zijn  de  specie  van  alle 
deugden  en  hemelse  gemeenschap. 

„Het  feit  blijft,  dat  God  de  mens  schiep,  man  en 
vrouw;  Hij  plantte  deze  affecties  in  hun  boezem  met 
de  bedoeling  hun  geluk  en  eenheid  te  bevorderen." 
(Parker  Pratt  Robison,  ed.,  Writings  of  Parley  Parker 
Pratt,  Salt  Lake  City:  Deseret  News  Press,  1952, 
blz.  52-53.)  Naarmate  man  en  vrouw  leren  vrijelijk 
van  zichzelf  te  geven  en  de  werkelijke  behoeften  en 
verlangens  van  de  ander  te  begrijpen,  zullen  deze 
natuurlijke  affecties  toenemen,  totdat  deze  inderdaad 
„hun  geluk  en  eenheid  .  .  .  bevorderen".  D 


DIENSTVERLENING  IN  DE  GEMEENSCHAP 

BUITEN  ONZE 
KRING  TREDEN 


Jan  Underwood  Pinborough 

Assistent-redactrice 


Bent  u  een  christen?"  Het  was 
de  kop  van  een  advertentie 
waarin  geappelleerd  werd 
aan  de  gevoelens  van  mensen,  die 
zich  op  vrijwillige  basis  wilden  in- 
zetten voor  de  gemeenschap.  De 
kop  wist  de  aandacht  te  trekken 
van  Roger  Freeman.  Broeder  Free- 
man  was  een  trouw  lid  van  de 
kerk  -  zondagsschoolleraar,  huis- 
onderwijzer  en  vader  van  negen 
kinderen.  Niemand  zou  hem  er- 
van kunnen  beschuldigen,  dat  hij 
zijn  medemens  niet  op  christelijke 
wijze  hielp.  Maar  toch  intrigeerde 
de  vraag  hem. 

Broeder  Freeman  legde  contact 
met  de  stichting  die  de  advertentie 
had  geplaatst  en  vroeg  hoe  hij  van 
dienst  kon  zijn.  De  stichting  gaf 
hem  de  namen  van  verschillende 
bejaarde  mensen,  bij  wie  klusjes 
gedaan  moesten  worden  die  zij 
niet  zelf  konden  doen. 

Sinds  die  dag,  nu  alweer  een 
paar  jaar  geleden,  heeft  broeder 
Freeman  gras  gemaaid,  meubilair 
gerepareerd,  tuinen  schoonge- 
maakt en  vele  andere  klusjes  ver- 
richt in  de  wat  oudere  delen  van 
de  stad  waar  hij  woont  -  vaak 
neemt  hij  een  paar  van  zijn  kinde- 
ren mee,  die  hem  bij  de  klusjes 
helpen.  Elke  paar  maanden  belt  hij 
de  stichting  op  voor  meer  namen. 
Soms  heeft  hij  gehuild  bij  het  zien 
van  zoveel  armoede  en  eenzaam- 
heid. Zo  nu  en  dan  sluit  hij  vriend- 


schap met  iemand  die  hij  helpt  en 
houdt  hij  persoonlijke  contact. 
Toch  zou  hij  meer  willen  doen. 

Waar  haalt  hij  de  tijd  vandaan 
om  buiten  zijn  familiekring  en 
kerkwerk  contacten  te  leggen. 
„Er  is  niet  veel  tijd  mee  gemoeid," 
zegt  broeder  Freeman.  En  wat  mo- 
tiveert hem?  Hij  legt  uit:  „Meestal 
komt  het  neer  op  het  wegcijferen 
van  mijzelf.  Soms  denk  ik  aan  de 
fy  Heiland  die  stoffige  wegen  bewan- 
delde. Hij  was  zich  bewust  van  de 
noden  van  de  mensen." 

Het  dienen  van  anderen  is  niet 
louter  een  aanhangsel  van  het 
evangelie.  In  feite  stelt  de  Heer  het 
dienen  van  elkaar  gelijk  aan  het 
dienen  van  Hem  (zie  Mos.  2:17). 
Broeder  Lowell  Bennion,  die  aan 
het  hoofd  staat  van  de  stichting  die 
broeder  Freeman  belde,  is  van  me- 
ning dat  de  heiligen  niet  naar  de 
kerk  behoren  te  gaan  om  voldoe- 
ning te  vinden,  maar  om  „aange- 
vuurd te  worden  om  hun  naasten 
in  nood  te  helpen". 

Koning  Benjamin  onderwees 
eveneens  dat  het  helpen  van  je 
medemens  een  belangrijke  verant- 
woordelijkheid is  van  hen  die  zijn 
bekeerd  tot  het  evangelie  van  Je- 
zus Christus.  Tot  hen  die  net  die 
bekering  ervaren  hadden,  zei  hij: 

„En  nu  .  .  .  betreffende  het  van 
dag  tot  dag  behouden  van  een  ver- 
geving van  uw  zonden,  opdat  gij 
schuldeloos  voor  God  moogt  wan- 


35 


36 


delen,  zou  ik  willen,  dat  gij  van 
uw  goederen  aan  de  armen  zoudt 
mededelen,  een  ieder  naar  het- 
geen hij  heeft,  zoals  de  hongerigen 
te  voeden,  de  naakten  te  kleden, 
de  zieken  te  bezoeken  en  hun  hulp 
en  steun  te  verlenen,  zowel  naar 
hun  geestelijke  als  stoffelijke  be- 
hoeften" (Mos.  4:26). 

Wij  moeten  ons  dienstbetoon 
niet  beperken  tot  hen  van  ons 
eigen  geloof,  want  het  zijn  de  be- 
hoeften van  de  mens  -  niet  het 
kerkgenootschap  waar  wij  toe  be- 
horen -  die  wij  als  leidraad  bij  on- 
ze verantwoordelijkheid  voor  onze 
medemens  behoren  te  hanteren. 
In  plaats  van  ons  te  laten  pijnigen 
door  het  menselijk  leed  in  het  alge- 
meen, vraagt  de  Heer  ons  iets  con- 
creets te  doen  aan  de  behoeften 
van  hen  in  onze  nabijheid.  Hierna 
volgen  enkele  verhalen  van  heili- 
gen der  laatste  dagen  die  dat  nu 
juist  doen. 

Heiligen  in  Haarlem  helpen 
Polen 

Soms  vereist  het  helpen  van 
mensen  in  nood  het  doorbreken 
van  politieke  grenzen.  Nederland 
geniet  een  relatief  hoge  le- 
vensstandaard. Maar  in  Polen,  op 
betrekkelijk  korte  afstand,  zijn  er 
velen  die  in  armoede  leven  en 
honger  lijden. 

Broeder  en  zuster  C.  R.  Kirsch- 
baum,  uit  de  Wijk  Haarlem  in  de 
Ring  Den  Haag  Nederland,  reali- 
seerden zich  dat  zij  tweeën,  tenzij 
zij  zich  verenigden  met  anderen, 
weinig  konden  doen  om  het  lijden 
van  een  heel  volk  te  verlichten. 
Daarom  hielp  de  familie  Kirsch- 
baum  bij  het  in  het  leven  roe- 
pen van  de  stichting  Haar- 
lem helpt  Polen.  De  stich- 
ting doorbrak  religieuze  gren- 
zen, want  er  waren  maar  liefst 
negentien  verschillende  kerkge- 
nootschappen vertegenwoordigd 
in  de  stichting. 

De  leden  van  de  Wijk  Haarlem 


werkten  samen  met  de  leden  van 
andere  kerkgenootschappen,  zij 
zamelden  voedsel,  kleding,  schoe- 
nen, dekens,  vitaminen,  zeep  en 
medicamenten  in.  Vrijwilligers 
gingen  met  plastic  zakken  en  een 
lijst  van  benodigde  artikelen  huis- 
aan-huis.  Het  ingezamelde  geld 
werd  gebruikt  voor  het  inkopen 
van  olie,  boter,  babyvoedsel  en  vi- 
taminen tegen  lage  prijzen.  Er  wa- 
ren ziekenhuizen  die  kostbare  chi- 
rurgische apparatuur  ter  beschik- 
king stelden.  Tevens  kreeg  men 
kosteloos  de  beschikking  over  een 
vrachtwagen  en  een  bestelbusje 
met  chauffeurs.  „De  hulp  kwam 
werkelijk  op  wonderbaarlijke  wijze 
uit  alle  richtingen,"  zegt  zuster 
Kirschbaum. 

Vrijwilligers  sorteerden,  verpak- 
ten en  laadden  de  artikelen  in.  Na 
een  korte  kerkdienst,  ging  de  la- 
ding ter  waarde  van  250000  op 
weg.  De  hulp  was  bestemd  voor 
methodisten  en  baptisten,  een  be- 
jaardentehuis, een  kindertehuis  en 
een  kinderziekenhuis. 

Zuster  Kirschbaum  merkt  op, 
dat  uit  deze  gezamenlijke  hulpac- 
tie hechte  vriendschappen  zijn 
ontstaan  tussen  mensen  van  de 


verschillende  kerkgenootschappen 
in  Haarlem.  „Het  was  alsof  de  mu- 
ren, die  mensen  meestal  optrek- 
ken, verdwenen  waren,"  zei  zij.  In 
een  kerkdienst,  die  gehouden 
werd  nadat  de  voertuigen  veilig 
uit  Polen  waren  teruggekeerd,  ci- 
teerde een  baptistenpredikant  uit 
het  Nieuwe  Testament:  „Want  Hij 
.  .  .  heeft ...  de  tussenmuur,  die 
scheiding  maakte,  de  vijandschap, 
weggebroken"  (Ef.  2:14). 

De  invloed  van  één  stem 

Geestelijke  behoeften  zijn  niet 
zo  voor  de  hand  liggend  als  mate- 
riële behoeften,  maar  ze  zijn  net  zo 
dringend.  Pornografie  en  anti-reli- 
gieuze ideeën  zijn  geestelijke  pla- 
gen die  velen  bedreigen,  inclusief 
jongeren.  Vaak  denken  ouders  en 
anderen,  dat  zij  machteloos  staan 
tegen  de  uitholling  van  morele 
waarden.  Maar  zuster  Gerda  Jen- 
sen  uit  Aalborg  (Denemarken), 
weet  dat  slechts  één  stem  heel  veel 
invloed  kan  hebben. 

Onlangs  moest  er  op  een  school 
in  Aalborg  een  leerboek  goedge- 
keurd worden,  dat  gedetailleerd 
inging  op  en  instemmend  sprak 


Zuster 

Kirschbaum, 

vierde  van 

rechts,  helpt  bij 

het  sorteren  en 

inpakken  van 

de  voorraden 

voor  Polen. 


37 


over  homoseksualiteit.  Gelukki- 
gerwijs maakte  zuster  Jensen  deel 
uit  van  de  oudercommissie  van  de- 
ze school,  het  orgaan  dat  de  leer- 
boeken goedkeurt.  Zij  was  bij 
machte  op  overtuigende  wijze  te- 
gen het  boek  te  pleiten. 

„Ik  zette  mijn  beste  beentje  voor 
en  bad  dat  ik  mijn  gedachten  goed 
onder  woorden  zou  kunnen  bren- 
gen", zegt  zuster  Jensen.  Het 
hoofd  van  de  school  en  de  leer- 
krachten spraken  zich  allen  in 
gunstige  bewoordingen  uit  voor 
het  aanschaffen  van  het  boek. 
Maar  nadat  zuster  Jensen  gespro- 
ken had,  stemden  de  ouders  una- 
niem tegen  het  boek. 

De  invloed  van  zuster  Jensen  is 
niet  altijd  zo  nadrukkelijk  geweest 
in  de  commissie.  Tijdens  de  eerste 
commissievergadering,  die  zij  bij- 
woonde na  haar  verkiezing,  nam 
een  commissielid  het  woord,  dat  te 
kennen  gaf  dat  „de  school  niet  zou 
tolereren  dat  er  iemand  gods- 
dienstige brochures  uitdeelt  op 
school". 


38 


8S**S'     Zuster  Gerda 
Jensen  met  de  school- 
kinderen uit  Aalborg. 


Maar  de  positieve  waarden  van 
zuster  Jensen  dwongen  langzaam 
maar  zeker  het  respect  af  van  vele 
commissieleden.  Zij  werd  ge- 
vraagd de  schoolkrant  te  verzor- 
gen en  de  leiding  te  nemen  over 
de  recreatieve  activiteiten  van  de 
school.  Ook  sprak  zij  op  de  di- 
ploma-uitreiking van  de  school. 
„Ik  heb  uitsluitend  verhalen  en 
ideeën  uit  de  lesboeken  van  de 


kerk  gehaald,"  herinnert  zij  zich. 
„Na  de  eerste  toespraak,  werd  ik 
geprezen  door  leerkrachten  die  ik 
nauwelijks  kende."  De  daaropvol- 
gende drie  jaar  viel  haar  telkens 
deze  eer  te  beurt. 

Natuurlijk  werd  niet  elke  slag 
gewonnen.  Er  waren  leerboeken, 
die  volgens  zuster  Jensen  niet  door 
de  beugel  konden,  die  wel  werden 
goedgekeurd.  Maar  door  haar 
stem  te  laten  horen  ter  ondersteu- 
ning van  positieve  waarden,  heeft 
zij  mede  bijgedragen  aan  een  beter 
milieu  voor  de  schoolkinderen  in 
Aalborg. 

Liefdesliedjes 

Zuster  Teresa  Pinto,  ZHV-presi- 
dente  van  het  District  Sebutal  Por- 
tugal, nam  het  idee  dat  we  de 
Heer  dienen  als  we  anderen  die- 
nen (zie  Mos.  2:17)  ernstig  op.  Zij 
ging  op  zoek  naar  een  dienstbe- 
toonproject  en  haar  hart  ging  daar- 
bij uit  naar  de  eenzame  mensen  in 
de  gemeenschap,  die  nauwelijks 
meer  reden  tot  lachen  hebben. 
Daarop  begon  zij  een  plan  uit  te 
werken  om  die  mensen  wat  vreug- 
de te  geven  -  vooral  zij  die  in  te- 
huizen verblijven. 

De  leden  van  de  gemeenten  Al- 
mada  één,  Costa  da  Caparica  en 
Sebutal  waren  wel  te  vinden  voor 
haar  plan.  Weken  achter  elkaar 
besteedden  de  jongeren  en  de 
zusters  van  de  ZHV  van  deze  drie 
gemeenten  elke  avond  aan  het  re- 
peteren van  volksliedjes  en  -dan- 
sen, toneelstukjes  en  het  voordra- 
gen van  gedichten.  Het  program- 
ma van  deze  gelegenheidsgroep 
ging  in  première  in  een  plaatselijk 
bejaardentehuis  voor  maar  liefst 


VAI.H. 


».      "* 


vijftig  bejaarden.  De  groep  pro- 
beerde door  middel  van  hun  en- 
thousiaste optreden  hun  vreugde 
in  het  beleven  van  het  evangelie  te 
tonen.  Aan  het  eind  van  hun  op- 
treden waren  er  velen  die  hun  tra- 
nen de  vrij  loop  lieten.  En  de  ar- 
tiesten voelden  de  warmte  van  het 
delen  van  liefde  en  vriendschap 
met  hen  die  dat  van  node  hadden. 
„De  zou  dit  voor  geen  goud  ter  we- 
reld hebben  willen  missen,"  zei 
een  jongere. 

De  vreugde  van  het  buiten  de  ei- 
gen kring  treden  naar  hen  die  daar 
behoefte  aan  hebben  heeft  aanste- 
kelijk gewerkt  in  het  District  Sebu- 
tal. Er  wordt  alweer  gewerkt  aan 
een  tweede  project,  waaraan  ver- 
schillende andere  gemeenten  gaan 
meewerken,  dit  keer  wordt  het 
een  show  voor  een  weeshuis. 

Onze  medemens  begrijpen 

In  sommige  Europese  landen 
wordt  de  kerk  op  negatieve  wijze 
bestempeld  als  een  „sekte",  een 
label  dat  vele  zendelingen  en  kerk- 
leden als  storend  hebben  ervaren. 
De  negatieve  kritieken  op  de  kerk 
komen  echter  in  het  algemeen  van 
hen  die  geen  heiligen  der  laatste 
dagen  kennen,  zegt  broeder  Alain 
Marie,  die  het  hoofd  public  Com- 
munications voor  West-Europa  is. 
„Zij  die  ons  wel  kennen,  bewon- 
deren ons  voor  wie  we  zijn  en  wat 
wij  als  betrokken  christenen  tot 
stand  brengen."  Wanneer  heiligen 
der  laatste  dagen  zich  verdienste- 
lijk maken  in  hun  gemeenschap, 
zullen  anderen  de  kerk  meer  gaan 
waarderen. 

Maar  de  noodzaak  voor  weder- 
zijds begrip  geldt  ook  voor  de  hei- 
ligen der  laatste  dagen.  De  belang- 
rijkste reden  voor  broeder  Gerard 
Giraud-Carrier  om  dienstbaar  te 


6  *-,'. 


1  -.  *    v 


•Ns  t\ 


,%'\\ 


•I-t: 


!»«  *  L.     M 


zijn  in  de  gemeenschap,  was  dat 
hij  mensen  buiten  de  kerk  wilde 
leren  kennen.  Als  regionaal  verte- 
genwoordiger voor  de  regio's 
Brussel,  Nice  en  Parijs,  had  broe- 
der Giraud-Carrier  al  heel  veel  te 
doen.  Vier  jaar  geleden  werd  hij 
echter  gekozen  in  de  gemeente- 
raad van  de  stad  Lagny  (Frank- 
rijk). Zijn  ervaringen  leren  hem 
meer  waardering  te  hebben  voor 
zijn  vrienden  die  geen  lid  van  de 
kerk  zijn.  „Het  geeft  mij  de  gele- 
genheid meer  begrip  voor  anderen 
te  krijgen,"  legt  hij  uit. 

Broeder  Giraud-Carrier  steekt 
zijn 

reli-       w 
gieuze    v  \^ 
overtui- 
ging niet 
onder 
stoelen 
of  banken. 
„Iedereen  in 
de  raad  weet  dat 
ik  een  heilige  der  laatste 
dagen  ben  en  dat  ik  elke 
zondag  naar  de  kerk  ga."  Ook 
is  hij  erachter  gekomen  dat  de  be- 
ginselen van  het  evangelie  hem 
helpen  dit  werk  -  hij  neemt  onder- 
meer zitting  in  de  commissie  pu- 
blieke werken  en  scholen  -  effec- 
tiever te  doen.  „Voordat  ik  naar  de 
raadsvergaderingen  ga,  bid  ik," 
legt  hij  uit.  „Wanneer  ik  voel  dat  ik 
een  heftige  discussie  moet  onder- 
breken, steek  ik  mijn  hand  op  en 
vraag  het  woord.  Het  verbaast  mij 
telkens  weer  dat  het  dan  rustig 
wordt  en  de  groep  naar  mij 
luistert.  Vaak  zijn  ze  dan  milder 


gestemd  en  zelfs  als  ze  het  niet 
met  me  eens  zijn,  ontwikkelt  de 
discussie  zich  dan  meestal  in  ande- 
re richting.' 

De  functie  van  gemeenteraadslid 
wordt  in  Frankrijk  niet  gehono- 
reerd, maar  broeder  Giraud-Car- 
rier geniet  van  de  voldoening  die 
hij  krijgt  uit  het  dienen  van  de  ge- 
meenschap. Wat  ook  van  belang 
is,  is  dat  hij,  volgens  eigen  zeggen, 
,leert  van  de  mensen  te  houden, 
hen  meer  te  waarderen,  hoewel  zij 
er  niet  dezelfde  denkbeelden  op 
na  houden  als  ik  en  zich  soms  zelfs 
zo  gedragen,  dat  het  mij  irriteert". 


slee  in  de  sneeuw.  Zijn  vrienden 
rennen  naar  hem  toe  om  hem 
overeind  te  helpen.  Hij  zwaait  met 
zijn  armen  en  benen,  en  hij  gnif- 
felt: „Nee,  nee,  ik  vind  de  sneeuw 
fijn!"  Hij  maakt  deel  uit  van  een 
enthousiaste  groep  jonge  mensen 
uit  Rexburg  (Idaho),  die  samen- 
komt voor  recreatieve  activiteiten  - 
skimotorrij  den,  langlaufen,  paard- 
rijden, vissen  op  het  ijs,  duiken  en 
waterskiën. 

Maar  dit  is  geen  gewone  groep. 
Deze  meesten  lijden  aan  ernstige 
lichamelijke  handicaps:  een  open 


rug,  verlamming,  doofheid  en 
blindheid.  Zij  maken  deel  uit  van 
de  Ricks  Outdoor  Cooperative 
Handicapped  Association  -  een 
vereniging  die  in  1984  door  Steve 
Anderson  werd  opgericht. 

Steve  weet  uit  ervaring  wat  het 
betekent  het  hoofd  te  moeten  bie- 
den aan  de  uitdagingen  die  licha- 
melijke handicaps  met  zich  mee- 
brengen. Hij  is  namelijk  zelf  ver- 
lamd. Na  te  zijn  afgestudeerd  in 
educatieve  psychologie,  was  het 
onmogelijk  voor  hem  om  een  baan 
te  vinden,  niemand  durfde  het 
met  hem  aan.  Tenslotte  benaderde 
hij  twee  van  zijn  voormalige  pro- 
fessoren van  het  Ricks  College.  Zij 
kwamen  overeen  hem  te  steunen 


39 


bij  het  opzetten  van  een  activitei- 
tenprogramma voor  gehandicapte 
studenten  aan  het  Ricks  College  en 
gehandicapte  mensen  uit  de  Up- 
per Snake  River- vallei  in  Idaho. 

Door  dit  programma  nemen 
mensen,  die  gekluisterd  zijn  aan 
een  rolstoel,  nu  mee  aan  een  bow- 
ling-competitie,  waarbij  zij  gebruik 
maken  van  een  speciaal  voor  hen 
geconstrueerde  helling.  Zij  die 
hun  benen  niet  of  maar  gedeelte- 
lijk kunnen  gebruiken,  kunnen 
skiën  met  zogenaamde  „zit- 
en-ski„ -sleeën.  „Het  is  niet  zo  dat 
handicaps  het  verlangen  naar  ont- 
spanning onderdrukken,"  zegt 
Steve.  „Wij  helpen  de  mensen  een 
ingebouwde  gêne,  die  hen  ervan 
weerhoudt  deel  te  nemen,  te  over- 
winnen." 

Studee  Hopi-indianen  over  een 
grote  vogel  die  uit  de  lucht  viel,  te 
zwak  om  te  vliegen.  Naarmate  de 
tijd  verstreek,  herkreeg  de  vogel 
zijn  kracht,  sloeg  zijn  vleugels  uit 
en  vloog  op  een  dag  weer  weg. 
Hij  had  zo'n  prachtige  vlucht,  dat 
zelfs  de  stenen  huilden  van 
vreugde. 

Steve  beschouwt  het  als  een 
wonder,  dat  hij  en  zijn  vrienden 
hun  vleugels  hebben  kunnen  uit- 
slaan en  begonnen  zijn  met  vlie- 
gen. „Onze  Vader  in  de  hemel 
heeft  beloofd  zwakke  dingen  sterk 
te  maken,"  zegt  Steve.  „In  die  be- 
lofte ligt  onze  hoop." 

Een  hulpvaardige  impuls 

Op  een  dag  las  zuster  Maria  Wil- 
lems  uit  het  District  Antwerpen 
België  over  een  cursus  bejaarden- 
verzorging. Zij  was  een  paar  jaar 
daarvoor  lid  van  de  kerk  gewor- 
den en  meerdere  malen  getroffen 
door  het  idee  van  liefdediensten, 
dat  wordt  onderwezen  in  de  ZHV- 
lessen.  Tevens  werd  er  in  haar  pa- 
triarchale zegen  nadruk  gelegd  op 
het  belang  van  dit  soort  dienst- 
betoon. 

Zij  gaf  gehoor  aan  de  impuls  en 
besloot  de  cursus  te  volgen.  Sinds- 
dien is  zij  betrokken  geweest  bij  de 
verzorging  van  de  bejaarden  in  de 


40 


buurt  waar  zij  woont.  Zij  verzorgt 
hen,  maakt  hun  huis  schoon,  zo 
nu  en  dan  kookt  zij  voor  hen  en 
doet  de  boodschappen.  Wanneer 
haar  werk  gedaan  is,  neemt  ze  de 
tijd  om  te  praten.  Haar  hoofddoel 
is  hen  gelukkig  te  maken.  Ze  let 
erop  de  bejaarden  niet  te  „bemoe- 
deren",  maar  juist  respect  te  tonen 
voor  hun  levenservaring.  „Er  zijn 
zaken  die  je  alleen  maar  met  oude- 
re mensen  kunt  bespreken,"  zegt 
zuster  Willems.  Zij  vindt  zichzelf 
een  gezegend  mens,  dat  zij  met 
deze  bejaarden  in  contact  is  ge- 
komen. 

Dit  soort  dienstbetoon  kent  zijn 
hartzeer.  „Wanneer  er  iemand 
sterft,  voor  wie  je  gezorgd  hebt, 
laat  dat  altijd  een  leegte  achter. 
Wanneer  je  van  mensen  gaat  hou- 
den, is  het  altijd  moeilijk  afscheid 
te  nemen." 

Toen  zij  onlangs  de  Gids  voor  de 
kinderkamer  doorbladerde,  trof  zij 
daarin  een  paar  voorbeelden  van 
gebarentaal  aan.  Het  eerste  was  zij 
leerde  te  gebaren  was  „Ik  hou  van 
je".  Zij  realiseerde  zich,  dat  het 
leren  van  gebarentaal  haar  in  staat 
zou  stellen  een  vrouw,  die  bij  haar 
in  de  straat  woonde,  en  haar  broer 
te  helpen,  die  beiden  slechthorend 
zijn.  Wanneer  zij  de  cursus  geba- 
rentaal beëindigt,  hoopt  zij  daar- 
mee vele  slechthorenden  te  kun- 
nen helpen. 

Zuster  Willems  spreekt  haar 
dankbaarheid  uit  voor  de  kerk,  die 
haar  ontvankelijk  maakte  voor  de 
vele  mogelijkheden  tot  liefde- 
diensten in  haar  omgeving. 

„Waarom  doet  de  kerk  er  niet 
meer  aan?" 

Af  en  toe  reageert  de  kerk  op 
wereldproblemen  -  zoals  in  1985 
toen  de  leden  van  de  kerk  spon- 
taan vastten  en  geld  inzamelden 
voor  Afrika  -  Maar  velen  hebben 
zich  afgevraagd  waarom  de  kerk, 
met  haar  hulpbronnen,  dit  niet  va- 
ker doet. 

Voor  het  grootste  gedeelte  ge- 
bruikt de  kerk  haar  hulpbronnen 
voor  het  vervullen  van  haar  zen- 


ding. Deze  zending  is  drieledig: 
1)  het  verkondigen  van  het  evan- 
gelie, 2)  het  verlossen  van  de  do- 
den, en  3)  het  vervolmaken  van  de 
heiligen.  Het  trainen  van  zendelin- 
gen, het  bouwen  van  tempels  en 
het  onderwijzen  van  een  groeiend 
aantal  bekeerlingen,  nopen  de 
kerk  er,  onder  andere,  toe  de  ver- 
antwoordelijkheid voor  het  oplos- 
sen van  de  vele  problemen  in  de 
gemeenschap  aan  de  leden  over  te 
laten.  President  Kim- 
ball  heeft  gezegd: 
„Wij  geloven,  dat 
het  ons  zou  aflei- 
den van  de  zen- 
ding van  de  kerk, 
als  we  het  an- 
ders zouden 
aanpakken." 
(Toespraak 
aan  regio- 
nale ver- 
tegen- 
woor- 
digers, 
31  maart  1978.) 

De  wijsheid  achter  deze  filosofie 
komt  tot  uiting  in  de  gelijkenis  van 
de  barmhartige  Samaritaan:  de 
man  die  meer  dood  dan  levend 
aan  de  kant  van  de  weg  naar  Jeri- 
cho  werd  achtergelaten  had  direct 
hulp  nodig.  Kon  de  hulp,  die  hij 
nodig  had,  gegeven  worden  door 
een  liefdadigheidsinstelling  of  een 
sociaal  instituut?  Nee;  hij  had  be- 
hoefte aan  hulp  van  zijn  mede- 
mens -  het  soort  hulp  dat  alleen 
gegeven  kan  worden  door  iemand 
die  over  dezelfde  weg  reisde.  De- 
gene die  zijn  leven  redde  was  een 
eenzame  Samaritaan,  die  genegen 
was  te  helpen  ongeacht  de  gods- 
dienstige verschillen  (zie  Luc. 
10:30-36).  De  Heer  maakte,  na  de- 
ze gelijkenis  aan  zijn  discipelen  te 
hebben  verteld,  deze  toepasselijk 
op  hen.  Hij  zei:  „Ga  heen,  doe  gij 
evenzo"  (Luc.  10:37). 

Veel  problemen,  die  er  heersen 
in  onze  wereld,  kunnen  het  beste 
op  soortgelijke  wijze  opgelost  wor- 
den: mensen  die  elkaar  helpen, 
die  buiten  de  kring  van  familie  en 
kerk  treden.  Zelfs  grote  problemen 


kunnen  verminderd  worden  wan- 
neer zij,  die  Christus  volgen,  om 
zich  heen  kijken  en  verkiezen  de 
hulpbehoevenden  te  helpen. 


RICHTLIJNEN  VOOR  HET 
VERLENEN  VAN  HULP 

In  september  1968,  moedigde  het 
Eerste  Presidium  de  kerkleden  aan  de 
helpende  hand  toe  te  steken  en  plaatste 
daarbij  een  paar  kanttekeningen.  Dit  is 
in  de  loop  der  jaren  uitgegroeid  tot  de 
klassieke  uitspraak  over  dienstbetoon 
in  de  samenleving: 

„Door  de  wereldwijde  groei  van 
de  kerk  en  de  daaruit  voortvloei- 
ende taakverzwaring,  achten  de 
leiders  van  de  kerk  het  niet  raad- 
zaam naar  oplossingen  te  zoeken 
van  de  vele,  gecompliceerde  pro- 
blemen die  spelen  in  de  wereld. 
Deze  ontwikkeling  ontheft  de  indi- 
viduele leden  evenwel  niet  van  het 
vervullen  van  hun  verantwoorde- 
lijkheid als  burgers. 

„Wij  dringen  er  bij  de  leden  op 
aan  hun  plicht  als  burgers  te  aan- 
vaarden en  te  zoeken  naar  oplos- 
singen van  de  problemen  die  onze 
samenleving  plagen. 

„Onze  omvangrijke  zending  on- 
der het  mensdom,  maakt  het  de 
kerkleden  te  enen  male  onmogelijk 
hun  ogen  te  sluiten  voor  de  vele 
problemen,  die  opgelost  dienen  te 
worden,  als  wij  willen  dat  ons  ge- 
zin in  een  samenleving  opgroeit 
die  bijdraagt  aan  de  geestelijkheid. 

„Waar  de  oplossing  van  deze 
problemen  samenwerking  vereist 
met  hen,  die  een  andere  overtui- 
ging hebben,  dienen  de  leden  niet 
terughoudend  te  zijn  bij  het  steu- 
nen en  leiden  van  activiteiten  die 
in  overeenstemming  zijn  met  de 
normen  van  de  kerk. 

„Leden  kunnen  de  kerk  van- 
zelfsprekend niet  vertegenwoordi- 
gen noch  kunnen  zij  toezeggingen 
doen  uit  naam  van  de  kerk.  Niette- 
min behoren  zij  'ijverig  werkzaam 
te  zijn'  voor  een  goede  zaak,  waar- 
bij zij  de  beginselen  van  het  evan- 
gelie van  Jezus  Christus  als  lei- 
draad nemen." 


41 


VOOR  DE  JEUGD 


rele  jaren  geleden  zei  een  grote  apostel-pionier, 
Heber  C.  Kimbali:  „Om  de  moeilijkheden  die  zul- 
len komen  het  hoofd  te  bieden,  zult  u  zelf  een 
overtuiging  van  de  waarheid  van  het  werk  moeten 
hebben  . . .  zo  niet,  dan  zult  u  niet  standhouden.  De 
tijd  zal  komen  dat  geen  enkele  man,  noch  vrouw  zal 
kunnen  volharden  op  geleend  licht,  leder  zal  door  een 
innerlijk  licht  geleid  moeten  worden."  (Orson  F.  Whit- 
ney,  Life  of  Heber  C.  Kimbali,  Salt  Lake  City:  Bookcraft, 
1945,  blz.  450.) 

Ik  nam  mijn  getuigenis  onder  de  loep  toen  ik  bijna 
twintig  was  en  aan  de  Utah  University  mijn  studie  na- 
tuurwetenschappen begon.  Ik  wilde  niet  alleen  maar 
in  het  evangelie  geloven  omdat  mijn  vader  en  moeder 
zeiden  dat  het  waar  was.  Ik  wilde  dat  zelf  weten.  Ik 
probeerde  geen  fouten  in  het  evangelie  te  vinden,  ik 
Wilde  de  waarheid  ervan  voor  mijzelf  ontdekken. 

Ik  studeerde  natuurwetenschappen  aan  een  univer- 
siteit en  had  sommige  mensen  horen  zeggen  dat  we- 
tenschap en  godsdienst  elkaar  niet  verdragen,  dat  nie- 
mand die  een  goede  opleiding  genoten  heeft  een  ge- 


tuigenis van  het  evangelie  kan  hebben.  Maar  ik  k 
er  achter  dat  dit  niet  waar  is.  Als  jongeman  die  n< 
een  eigen  getuigenis  streefde  en  ook  als  ambitieu 
aankomende  wetenschapper,  gaf  het  mij  enorme 
vreugde  te  constateren  dat  wetenschap  en  godsc 
heel  goed  samengaan.  Ik  wil  graag  een  paar  vooi 
den  geven  die  aantonen  hoe  goed  ze  samengaan 

Godsdienstige  waarheid  en 

de  „wetenschappelijke  methode" 

Sommige  mensen  beweren  dat  wetenschap  zie 
alleen  met  tastbare,  observeerbare  dingen  bezigh 
we  kunnen  ze  op  schaalverdelingen  aflezen,  of  c 
stroommeters,  of  ze  elektronisch  tellen.  Deze  criti 
schuldigen  godsdienst  ervan  minder  betrouwbaa 
zijn  omdat  het  zaken  als  geloof  en  openbaring  bc 
iets  wat  we  niet  aan  kunnen  raken  of  meten.  Ma 
onderscheid  is  eigenlijk  niet  reëel. 

Ik  heb  bijvoorbeeld  mijn  proefschrift  aan  de  Un 
sity  of  California  in  Berkeiey  geschreven  over  pio 


Als  jongeman  die  naar  een  eiqen  getuiqenis  streefde 
en  ook  als  ambitieuze  aankomende  wetenschapper, 
gaf  het  mij  enorme  vreugde  te  constateren  dat 
wetenschap  en  godsdienst  heel  goed  samengaan. 


nucleon  interacties.  Ik  heb  nog  nooit  een  pion  of  nucle- 
on  gezien.  Ik  kon  ze  niet  aanraken.  Toch  heb  ik  er  een 
wetenschappelijk  artikel  over  geschreven. 

We  leren  over  inductie  of  magnetische  velden  of 
elektrische  capaciteit.  Heeft  iemand  ooit  inductie  gezien 
of  gevoeld,  of  magnetische  velden  of  elektrische  capa- 
citeit? Nee;  we  kunnen  alleen  het  effect  ervan  meten. 
Dus  gaan  geleerden  soms  ook  met  het  ontastbare  om, 
en  doen  dat  zonder  zich  intellectueel  in  verlegenheid 
te  brengen. 

De  wetenschappelijke  methode  om  waarheid  te  ont- 
dekken is  je  vooroordelen  te  vergeten  en  conclusies  te 
trekken  op  grond  van  de  beschikbare  gegevens.  Deze 
methode  is  ook  op  evangeliestudie  van  toepassing.  De 
Heer  geeft  ons  diverse  voorbeelden  hoe  we  deze  me- 
thode kunnen  toepassen.  Over  tiende  zei  Hij:  „Breng 
de  gehele  tiende  naar  de  voorraadkamer . . .  beproeft 
Mij  toch  daarmede  ...  of  Ik  dan  niet  voor  u  de  vensters 
van  de  hemel  zal  openen  en  zegen  in  overvloed  over  u 
uitgieten"  (Mal.  3:10).  Dat  is  een  experiment.  Vele  men- 
sen hebben  getuigd  dat  ze  het  experiment  gedaan  heb- 
ben en  dat  het  werkt. 

Alma  zegt  ook:  „(Toets)  mijn  woorden"  (Alma  32:27). 
Dan  vergelijkt  hij  het  woord  met  een  zaadkorrel  dat, 
als  we  hem  met  geloof  water  geven  en  voeden  en  ver- 
zorgen, ons  zal  doen  weten  of  de  boodschap  goed  is 
(zie  Alma  32:28). 

De  Heiland  gaf  ons  nog  een  voorbeeld.  Hij  zei  dat  als 
we  willen  weten  of  zijn  leer  waar  is  en  van  de  Vader 
komt,  we  zijn  wil  moeten  doen.  Dan,  beloofde  Hjj,  zul- 
len wij  „van  deze  leer  weten,  of  zij  van  God  komt,  dan 
of  Ik  uit  Mijzelf  spreek"  (Joh.  7: 1 7).  Dat  is  een  weten- 
schappelijke methode  -  gewoonweg  beoordelen  op 
grond  van  de  gegevens. 

Wetenschap  en  geloof 

Sommigen  zeggen  dat  wetenschap  niets  met  geloof 
te  maken  heeft.  Maar  dat  is  duidelijk  niet  waar.  In  de 
zeventiende  eeuw  vond  de  Italiaanse  astronoom  Gali- 
leo  telescopen  uit  waardoor  hij  verder  de  hemel  in  kon 
zien  dan  ooit  iemand  voor  hem  had  gedaan.  Hij  stelde 
vast  dat  de  maan  geen  glad  lichaam  was  dat  zelf  licht 
uitstraalde.  In  plaats  daarvan  zag  hij  bergen  en  dalen, 
en  dat  het  licht  weerkaatst  werd.  Galileo  was  het  met 
Copernicus  eens  dat  de  aarde  om  de  zon  draaide,  in 
plaats  van  dat  de  aarde  het  middelpunt  van  het  univer- 
sum was  waar  alles  omheen  draaide. 

Omdat  deze  waarnemingen  niet  strookten  met  de 
ideeën  van  Aristoteles  en  de  leringen  van  de  katholie- 


44 


ke  kerk,  werd  Galileo  voor  het  gerecht  gesleept  en 
gestraft  voor  zijn  overtuigingen.  Maar  hij  verloor  nooit 
het  geloof  in  zijn  ontdekking.  Zijn  overtuiging  van  de 
juistheid  van  zijn  ontdekking  lijkt  veel  op  het  vertrou- 
wen dat  wij  geloof  noemen. 

Stukjes  van  de  legpuzzel 

Natuurlijk  harmoniëren  wetenschap  en  godsdienst 
niet  in  alle  opzichten.  Er  bestaan  bijvoorbeeld  menings- 
verschillen over  evolutie.  Genesis,  het  Boek  van  Mozes 
en  het  Boek  van  Abraham  zeggen  ons  dat  God  de  we- 
reld geschapen  heeft,  dat  Hij  daarmee  een  doel  voor 
ogen  had  en  dat  de  mens  een  belangrijke  plaats  hierbij 
inneemt.  Maar  deze  Schriftuur  is  geen  leerboek  over 
hoe  God  de  werelden  geschapen  heeft.  Ze  zeggen  al- 
leen dat  Hij  het  gedaan  heeft.  Op  een  dag  zal  Hij  ons 
laten  weten  hoe  Hij  het  gedaan  heeft.  Wetenschap  is 
filosoferen  over  het  'hoe',  maar  er  hoeft  geen  conflict 
te  bestaan  zolang  we  ons  bedenken  wat  de  Heer  ons 
gezegd  heeft  en  wat  niet. 

Ik  ben  ervan  overtuigd  dat  de  Heer  op  zijn  tijd  alle 
profetieën  en  voorspellingen  die  Hij  gedaan  heeft  uit 
zal  laten  komen  en  dat  alles  zal  gebeuren  zoals  Hij  ge- 
zegd heeft  dat  het  zou  gebeuren.  Het  is  zelfs  zo  dat  als 
wij  ogen  hebben  om  te  zien,  we  veel  van  die  vervullin- 
gen in  onze  tijd  plaats  zien  vinden. 

Toen  ik  nog  jong  was,  zette  ons  gezin  elke  Kerst  een 
hele  grote  puzzel  in  elkaar,  een  waar  je  een  week  over 
deed,  met  duizenden  kleine  stukjes  die  allemaal  op  el- 
kaar leken.  Elk  stukje  paste  maar  op  een  plaats,  en  de 
afbeelding  werd  alleen  maar  zichtbaar  door  alle  stukjes 
op  de  juiste  plaats  te  leggen.  Wanneer  God  de  geleer- 
den toestaat  al  hun  stukjes  te  ontdekken,  en  Hij  besluit 
zijn  deel  te  openbaren,  zal  de  'afbeelding'  van  wat  de 
geleerden  hebben  ontdekt  en  de  'afbeelding'  van  wat 
God  gedaan  heeft  hetzelfde  zijn. 

Zo  ben  ik  het  plan  van  de  Heer  gaan  zien.  We  moe- 
ten ophouden  ons  zorgen  te  maken  over  afzonderlijke 
kleine  stukjes,  we  moeten  proberen  de  hele  puzzel  in 
elkaar  te  zetten  door  het  eindresultaat  voor  ogen  te 
houden.  De  Heer  weet  waar  elk  stukje  hoort  en  hoe 
het  in  zijn  plan  past.  Een  ieder  van  ons  moet  meehel- 
pen door  zichzelf,  een  ingenieus  en  belangrijk  stukje 
van  die  puzzel,  op  de  juiste  plaats  te  zetten.  D 


Kathleen  Maughn  Lind,  Don  Lind,  Mormon  Astronaut  (Salt  Lake 
City:  Deseret  Book  Co.,  1985),  blz.  15-26.  Met  toestemming 
gebruikt. 


HET  AARONISCH 
PRIESTERSCHAP 


Ouderling  Boyd  K.  Packer 

van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen 


Ik  wil  je  iets  vertellen  over  de  onzichtbare  macht  van  het  Aaronisch  priester- 
schap. Een  jongen  van  twaalf  jaar  is  oud  genoeg  om  dit  te  leren.  Wanneer  je 
ouder  wordt  zul  je  zeer  vertrouwd  raken  met  deze  leidende,  beschermende 
macht. 

Sommige  mensen  denken  dat  tenzij  een  macht  zichtbaar  is,  zij  niet  echt  kan 
zijn.  Ik  denk  dat  ik  je  ervan  kan  overtuigen  dat  dit  niet  zo  is.  Herinner  je  je  datje 


zo  dom  was  om  je  vinger  in  een  contactdoos  te 
steken?  Hoewel  je  niet  zag  wat  er  precies  gebeurde, 
heb  je  het  zeker  wel  gevoeld! 

Niemand  heeft  ooit  elektriciteit  gezien,  zelfs  de 
grootste  geleerden  met  de  fijnste  instrumenten  niet. 
Maar  zij  hebben  het  evenals  jij  wel  gevoeld.  En  wij 
kunnen  de  gevolgen  ervan  zien.  Wij  kunnen  de 
stroom  meten,  controleren,  er  licht  mee  produceren, 
en  warmte  en  kracht.  Niemand  twjjfelt  aan  het 
bestaan  van  elektriciteit,  terwijl  het  toch  niet  gezien 
kan  worden. 

Hoewel  je  de  macht  van  het  priesterschap  niet  kunt 
zien,  kun  je  het  wel  voelen  en  de  resultaten  ervan 
zien.  Het  priesterschap  kan  een  leidende  en  bescher- 
mende macht  in  je  leven  zijn.  Laat  mij  je  een  voorbeeld 
geven. 

Nadat  president  Wilford  Woodruff  lid  van  de  kerk 
geworden  was,  wilde  hij  graag  op  zending  gaan. 

„Ik  was  een  leraar,"  schreef  hij,  „en  het  is  niet  de 
taak  van  een  leraar  om  erop  uit  te  gaan  en  te  prediken. 
Ik  durfde  niemand  van  de  autoriteiten  van  de  kerk  te 
vertellen,  dat  ik  wilde  gaan  prediken  daar  ik  bang  was 
dat  zij  zouden  denken  dat  ik  op  een  of  ander  ambt  uit 
was."  [Leaves  from  My  Journal,  Salt  Lake  City:  Juve- 
nile  Instructor  Office,  1 882,  blz.  8.) 

Hij  bad  tot  de  Heer,  en  zonder  dat  hij  zijn  hartewens 
aan  wie  dan  ook  bekendgemaakt  had,  werd  hij  tot 
priester  geordend  en  op  zending  gezonden.  Zij  gingen 
naar  de  omgeving  van  Arkansas. 

Hij  en  zijn  metgezel  zwoegden  door  een  160  km 
lang  moeras,  dat  nat,  modderig  en  vermoeiend  was  en 
vergeven  van  de  alligators.  Broeder  Woodruff  kreeg 
last  van  een  stekende  pijn  in  zijn  knie  en  kon  niet  ver- 
der. Zijn  metgezel  liet  hem,  zittend  op  een  stronk,  ach- 
ter en  ging  naar  huis.  Broeder  Woodruff  knielde  neer 
in  de  modder  en  bad  om  hulp.  De  pijn  in  zijn  knie  trok 
weg  en  hij  ging  alleen  verder. 

Drie  dagen  later  bereikte  hij  Memphis  (Tennessee), 
uitgeput,  hongerig  en  onder  de  modder.  Hij  ging  naar 
de  grootste  herberg  en  vroeg  iets  te  eten  en  een  plaats 
waar  hij  kon  slapen,  hoewel  hij  geen  geld  had  om  er- 
voor te  betalen. 

Toen  de  herbergier  ontdekte  dat  hij  een  prediker 
was,  begon  hij  te  lachen  en  besloot  een  grap  met  hem 
uit  te  halen.  Hij  bood  broeder  Woodruff  een  maaltijd 
aan  als  hij  tot  zijn  vrienden  zou  prediken. 

Een  grote  groep  rijke  en  deftige  mensen  uit  Memphis 
had  zich  verzameld  en  was  hoogst  geamuseerd  door 
deze  zendeling  die  onder  de  modder  zat. 

Niemand  wilde  zingen  of  bidden,  dus  deed  broeder 
Woodruff  dat  zelf.  Hij  knielde  voor  hen  neer  en  smeek- 
te de  Heer  om  zijn  Geest  en  om  hem  het  hart  van  deze 
mensen  te  tonen.  En  de  Geest  kwaml  Broeder  Wood- 
ruff predikte  met  grote  macht.  Hij  was  in  staat  om  de 


geheime  daden  van  hen,  die  gekomen  waren  om  de 
gek  met  hem  te  steken,  te  openbaren. 

Toen  hij  uitgesproken  was,  lachte  niemand  meer  om 
deze  nederige  dienaar  van  het  Aaronisch  priester- 
schap. Hij  werd  daarna  vriendelijk  behandeld. 
(Zie  Leaves  from  My  Journal,  blz.  1 6-18.) 

Hij  werkte  onder  de  leidende,  beschermende  macht 
van  het  Aaronisch  priesterschap.  Deze  zelfde  macht 
kan  ook  met  jullie  zijn. 

Laat  m[j  je  enkele  fundamentele  zaken  over  het 
Aaronisch  priesterschap  leren.  Het  „wordt  het  priester- 
schap van  Aaron  genoemd,  omdat  het  was  bevestigd 
op  Aaron  en  zijn  nakomelingen  door  al  hun  geslach- 
ten" (LV  107:13). 

Het  Aaronisch  priesterschap  draagt  nog  andere  na- 
men. Laat  mjj  ze  opnoemen  en  je  vertellen  wat  zij  bete- 
kenen. 

Ten  eerste  wordt  het  Aaronisch  priesterschap  soms 
het  lagere  priesterschap  genoemd. 

„De  reden,  waarom  dit  het  lagere  priesterschap 
wordt  genoemd,  is,  dat  het  een  toevoeging  is  aan  het 
hogere  of  Melchizedeks  Priesterschap,  en  macht  geeft 
in  uiterlijke  verordeningen  te  bedienen"  (LV  107:14). 

Dit  betekent  dat  het  hogere  priesterschap,  het  Mel- 
chizedeks priesterschap,  a/tijd  het  Aaronisch  priester- 
schap, of  het  lagere  priesterschap,  presideert.  Aaron 
was  de  hogepriester  of  de  presiderende  priester  van 
het  Aaronisch  priesterschap.  Maar  Mozes  presideerde 
Aaron  omdat  hij  het  Melchizedeks  priesterschap  droeg. 

Het  feit  dat  het  het  lagere  priesterschap  wordt  ge- 
noemd vermindert  in  geen  enkele  mate  de  belangrijk- 
heid van  het  Aaronisch  priesterschap.  De  Heer  noem- 
de de  ambtenaren  van  het  Aaronisch  priesterschap 
„noodzakelijke  toevoegingen,  die  tot  het  Melchizedeks 
priesterschap  behoren"  (LV  84:29).  ledere  drager  van 
het  hogere  priesterschap  behoort  zich  ten  hoogste  ver- 
eerd te  voelen  de  verordeningen  van  het  Aaronisch 
priesterschap  te  mogen  verrichten,  want  zij  zijn  van 
grote  geestelijke  betekenis. 

Als  lid  van  het  Quorum  der  Twaalf  Apostelen,  heb  ik 
het  avondmaal  weleens  rondgediend.  Ik  verzeker  je 
dat  ik  mij  zo  vereerd  en  zo  nederig  voelde,  dat  ik  er 
geen  woorden  voor  kan  vinden,  hoewel  sommigen 
het  als  een  routinezaak  beschouwen. 

Het  Aaronisch  priesterschap  wordt  ook  het  voorbe- 
reidend priesterschap  genoemd.  Dit  is  ook  een  goede 
benaming,  want  het  Aaronisch  priesterschap  bereid 
jongemannen  voor  op  het  hogere  priesterschap,  op 
een  zending  en  op  het  tempelhuwelijk. 

Ik  heb  er  weleens  aan  gedacht  hoe  symbolisch  het 
was  dat  Johannes  de  Doper,  een  priester  van  het 
Aaronisch  priesterschap  in  vroegere  tijden,  de  komst 
van  de  Heer  voorbereidde.  Hij  kwam  ook  om  het  Aaro- 
nisch priesterschap  aan  de  profeet  Joseph  Smith  en 


Oliver  Cowdery  te  verlenen  ter  voorbereiding  van  de 
komst  van  het  hogere  priesterschap.  De  Heer  zelf  heeft 
gezegd  dat  „er  niemand  opgestaan  (is),  groter  dan 
Johannes  de  Doper"  (Matteüs  11:11). 

Je  doet  er  goed  aan  te  letten  op  je  vader  en  je  leiders 
om  te  zien  hoe  het  Melchizedeks  priesterschap  werkt. 
Je  bent  je  aan  het  voorbereiden  om  je  te  voegen  bij  de 
ouderlingen,  zeventigen,  hogepriesters  en  patriarchen 
en  om  dienst  te  doen  als  zendeling,  quorumleider,  bis- 
schop, ringleider  en  vader  van  een  gezin. 

Enkelen  onder  jullie,  die  nu  diakenen,  leraren  en 
priesters  zijn,  zullen  eens  apostelen  en  profeten  zijn  en 
de  kerk  presideren.  Je  moet  voorbereid  zijn. 

Het  is  inderdaad  juist  het  Aaronisch  priesterschap 
het  voorbereidende  priesterschap  te  noemen. 

Laat  mij  je  enkele  belangrijke  beginselen  van  het 
priesterschap  leren.  Als  je  het  Aaronisch  priesterschap 
ontvangt,  krijg  je  het  helemaal.  Er  zijn  drie  soorten  ge- 
zag met  betrekking  tot  het  priesterschap.  Je  dient  ze  te 
begrijpen. 

Ten  eerste  is  er  het  priesterschap  zelf.  De  ordening 
die  je  ontvangen  hebt,  houdt  in  datje  het  gezag  ont- 
vangen hebt  om  alle  verordeningen  die  onder  het  ge- 
zag van  het  Aaronisch  priesterschap  vallen,  te  kunnen 
verrichten. 


Dan  zijn  er  ambten  binnen  het  Aaronisch  priester- 
schap. Elk  van  deze  ambten  heeft  verschillende  voor- 
rechten. Drie  ervan  -  diaken,  leraar  en  priester  -  kun- 
nen je  verleend  worden  tussen  de  leeftijd  van  1 2  en 
19  jaar.  Het  vierde  ambt,  dat  van  bisschop,  kan  je  ge- 
geven worden  als  je  volwassen  en  waardig  bent  om 
tegelijkertijd  hogepriester  te  worden. 

De  diaken  moet  over  de  kerk  waken  als  een  ge- 
vestigde dienaar.  (Zie  LV  124:137;  84:1 1 1;  20:57-59.) 
Het  quorum  bestaat  uit  twaalf  diakenen  (zie  LV 
107:85). 

De  leraar  moet  altijd  „over  de  leden  der  kerk  waken 
en  met  hen  zijn  en  hen  sterken"  (LV  20:53).  Het  lera- 
renquorum  bestaat  uit  vierentwintig  leraren  (zie  LV 
107:86). 

De  priester  dient  „te  prediken,  te  onderwijzen,  uit  te 
leggen,  te  vermanen,  te  dopen  en  het  avondmaal  te 
bedienen,  en  de  huizen  van  alle  leden  te  bezoeken" 
(LV  20:46-47).  Het  priestersquorum  bestaat  uit  achten- 
veertig leden.  De  bisschop  is  de  president  van  het 
priestersquorum  (zie  LV  107:87-88). 

Je  zult  altijd  een  van  deze  ambten  dragen.  Als  je  het 
volgende,  hogere  ambt  ontvangt,  behoud  je  het  gezag 
van  het  voorgaande.  Wanneer  je  bijvoorbeeld  tot 
priester  geordend  wordt,  behoud  je  het  gezag  om  alles 
te  doen  watje  als  diaken  en  als  leraar  doet.  Zelfs  wan- 
neer je  het  hogere  priesterschap  ontvangt,  behoud  je 
alle  gezag,  en  kun  je  alle  verordeningen  verrichten  die 
tot  het  lagere  priesterschap  behoren. 

Wijlen  ouderling  LeGrand  Richards,  die  veertien  jaar 
lang  presiderende  bisschop  was,  zei  dikwijls:  „Ik  ben 
slechts  een  volwassen  diaken." 

Er  is  geen  bepaalde  formule  voor  je  ordening.  Zij 
bestaat  uit  het  verlenen  van  het  priesterschap,  het  ver- 
lenen van  een  ambt,  en  een  bijzondere  zegen. 

De  ambten  zijn  een  onderdeel  van  het  priesterschap, 
maar  het  priesterschap  is  groter  dan  welk  ambt  ervan 
ook. 

Het  priesterschap  behoort  je  voor  eeuwig  toe,  tenzij 
je  jezelf  uitsluit  door  overtreding. 

Wanneer  wij  actief  en  getrouw  zijn,  beginnen  wij 
de  macht  van  het  priesterschap  te  begrijpen. 

Er  is  nog  een  ander  soort  gezag,  dat  aan  je  verleend 
wordt  wanneer  je  aangesteld  wordt  als  quorumpresi- 
dent. Dan  ontvang  je  de  sleutels  van  het  gezag  voor 
dat  presidentschap. 

Je  ontvangt  het  priesterschap  en  het  ambt  datje 
draagt  binnen  het  priesterschap  (diaken,  leraar, 
priester)  door  ordening.  De  sleutels  van  president- 
schap ontvang  je  door  aanstelling. 

Als  je  een  diaken  wordt,  mag  je  vader  je  ordenen  - 
en  in  het  algemeen  gesproken,  behoort  je  vader  dat 
ook  te  doen.  Ook  iemand  anders,  die  de  bevoegdheid 
daartoe  heeft,  kan  dat  doen. 


47 


Als  je  geroepen  wordt  als  president  van  je  quorum. 

zal  je  bisschop  je  aanstellen.  De  sleutels  van  president- 

schap kun  je 

alleen  maar  krijgen  van  iemand  die  ze  zelf 

ontvangen  heeft. 

Tenzij  je  vader  ook  je  bisschop  is,  zal  hij  deze  sleutels 

niet  dragen. 

Deze  sleutels  van  presidentschap  zijn  tijdelijk.  Het 

priesterschap 

en  de  ambten  binnen  het  priesterschap 

zijn  blijvend. 

Nog  iets:  Je  kunt  het  priesterschap  slechts 

W  JÊFmM 

ontvangen  van  iemand  die  hiertoe 
gezag  heeft  „en  het  de  kerk  bekend 
is,  dat  hij  gezag  heeft"  (LV  42: 11). 
||.       Het  priesterschap  kan  je  niet 

llll^^^rfjk       ,^JI 

bdjÉPI^^kit      "^N^Ky^l 

verleend  worden  als  een  diploma. 

ft       Het  kan  niet  aan  je  overhandigd 

H^^^H  lü^B 

.;,                        jj 

worden  als  een  getuigschrift. 

E'ï*,                                                                                                     .,;..'.'           ^^H 

Het  kan  niet  aan  je  gezonden 

B       worden  als  een  boodschap  of  een 
brief.  Het  kan  alleen  verleend 
worden  door  de  juiste  ordening.  Een 
priesterschapsdrager  die  daarvoor 

geroepen  is  moet  aanwezig  zijn. 

BH                            ^^F"~"ï                                           '    .^^.          ^^H 

Hij  moet  zijn  handen  op  je  hoofd 
Ik      leggen  en  je  ordenen.  Dit  is 
m      een  reden  waarom  de  alge- 
■fe      mene  autoriteiten  zoveel 

i          .j*m(ë 

IL     reizen  -  om  de  sleutels  van 

F                         1  ^B 

h     het  priesterlijk  gezag  te 
1       verlenen,  ledere  ringpresi- 
P       dent,  waar  ook  ter  wereld, 
heeft  zijn  gezag  ontvangen 

il 

■  door  handoplegging  van 
1       een  van  de  presiderende 

■  broeders  van  de  kerk. 
Er  is  nog  nooit  een 
uitzondering  geweest. 

■l        Vergeet  deze  dingen 

SÊÊ 

niet.  Het  priester- 

-J^^W| 

N^        schap  is  heel 
|fe          kostbaar  in  de 

c 

0 
G 

^j 

K*     ogen  van  de 

c 

< 

m    ^Js! 

„^^jjl                   W    Heer.  Hij  hecht 

ra 

^w 

veel  waarde 

I 
c 

^ 

^Hl                          m      aan  de  ma- 

> 
1 

§ 

1 

'T 

A 

f 

i 

nier  waarop  het  verleend  wordt  en  door  wie.  Het 
wordt  nooit  in  het  geheim  gedaan. 

Ik  heb  je  verteld  hoe  het  gezag  aan  je  verleend 
wordt.  De  macht  die  je  ontvangt,  hangt  af  van  watje 
gaat  doen  met  deze  onzichtbare,  heilige  gave. 

Je  gezag  komt  door  ordening;  je  macht  komt  door 
gehoorzaamheid  en  waardigheid. 

Ik  zal  je  vertellen  hoe  een  van  mijn  zoons  geleerd 
heeft  te  gehoorzamen.  Toen  hij  op  diakenleeftijd  was, 
bezochten  wij  zijn  grootvader  in  Wyoming.  Mijn  jon- 
gen wilde  een  paard,  dat  hij  gekregen  had,  gaan  af- 
richten. Het  had  tot  op  dat  ogenblik  vrij  rondgelopen 
in  de  heuvels. 

Wij  hadden  er  bijna  een  hele  dag  voor  nodig  om  de 
paarden  bijeen  te  drijven,  ze  binnen  de  omheining  te 
krijgen  en  zijn  paard  te  tuigen  met  een  halster  en  een 
touw. 

Ik  vertelde  hem  dat  zijn  paard  daar  vast  moest  blij- 
ven staan  totdat  het  rustig  geworden  was;  hij  mocht 
er  tegen  praten,  het  voorzichtig  aanraken,  maar  onder 
geen  beding  mocht  hij  het  losmaken. 

Ten  slotte  gingen  wij  naar  binnen  om  te  eten.  Hij  at 
snel  en  ging  weer  vlug  terug  naar  zijn  paard.  Plotse- 
ling hoorde  ik  een  schreeuw.  Ik  wist  wat  er  gebeurd 
was.  Hij  had  het  paard  losgemaakt.  Toen  het  paard 
zich  los  rukte  had  hij  instinctief  iets  gedaan  wat  ik  hem 
gezegd  had  nooit,  maar  dan  ook  nooit  te  doen.  Hij  had 
het  touw  om  zijn  pols  geslagen  om  het  paard  beter  in 
toom  te  kunnen  houden. 

Toen  ik  het  huis  uitrende,  zag  ik  het  paard  voorbij 
galopperen.  Mijn  jongen  kon  het  touw  niet  loslaten; 
met  grote  sprongen  probeerde  hij  het  galopperende 
paard  bij  te  houden.  Toen  viel  hij!  Als  het  paard  rechts- 
af geslagen  was,  zou  onze  jongen  door  het  hek  de 
heuvels  in  gesleept  zijn  en  dat  had  zeker  zijn  leven  ge- 
kost. Maar  het  paard  sloeg  linksaf  en  bleef  even  staan 
-  voor  mij  lang  genoeg  om  het  touw  om  een  paal  te 
slaan  en  mijn  zoon  te  bevrijden. 

Ik  heb  toen  een  hartig  woordje  met  mijn  zoon 
gesproken!  „Jongen,  als  jij  dat  paard  ooit  wil  leren  be- 
heersen, zul  je  iets  anders  moeten  gebruiken  dan  je 
spieren.  Het  paard  is  groter  dan  jij,  het  is  sterker  dan  jij 
en  dat  zal  het  altijd  blijven.  Misschien  zul  je  hem  ooit 
nog  eens  kunnen  berijden,  maar  dan  moetje  hem  le- 
ren gehoorzamen  en  dat  is  een  les  die  je  zelf  eerst  zult 
moeten  leren."  Hij  had  een  heel  waardevolle  les  ge- 
leerd. 

Twee  zomers  later  gingen  wij  weer  naar  de  boerderij 
om  te  zien  hoe  het  paard  het  maakte.  Het  had  de  hele 
winter  bij  de  wilde  paarden  gelopen.  Wij  vonden  ze  in 
een  weiland  bij  de  rivier.  Ik  bleef  op  een  heuveltop 
staan  kijken  toen  mijn  zoon  voorzichtig  naar  de  hoek 
van  de  weide  liep.  De  paarden  liepen  zenuwachtig  de 
andere  kant  op.  Toen  floot  hij.  Zijn  paard  aarzelde  en 


verliet  toen  de  kudde  en  draafde  naar  hem  toe. 

Mijn  zoon  had  geleerd  dat  er  een  grote  macht 
bestaat  in  dingen  die  niet  gezien  kunnen  worden, 
zulke  onzichtbare  dingen  als  gehoorzaamheid. 

Evenals  gehoorzaamheid  aan  bepaalde  beginselen 
hem  de  macht  gaf  het  paard  af  te  richten,  heeft  ge- 
hoorzaamheid aan  het  priesterschap  hem  geleerd  zich 
te  beheersen. 

Gedurende  je  hele  leren  zul  je  deel  uitmaken  van 
een  quorum  van  het  priesterschap;  uw  broeders  zullen 
je  sterken  en  je  steunen. 

Het  gaat  zelfs  nog  verder  -je  zult  het  voorrecht  heb- 
ben om  hen  te  steunen. 

Veel  van  wat  ik  je  verteld  heb  over  het  Aaronisch 
priesterschap  is  ook  van  toepassing  op  het  Melchize- 
deks  priesterschap.  De  namen  van  de  ambten  zijn  an- 
ders, het  houdt  meer  gezag  in,  maar  de  beginselen  blij- 
ven dezelfde. 

De  macht  van  het  priesterschap  komt  door  het  nako- 
men van  je  plicht  van  het  bezoeken  van  vergaderin- 
gen, het  aanvaarden  van  opdrachten,  het  lezen  van 
de  Schriften,  het  gehoorzamen  van  het  woord  van 
wijsheid. 

President  Woodruff  heeft  eens  gezegd:  „Ik  heb  dui- 
zenden kilometers  afgelegd  en  als  priester  het  evange- 
lie verkondigd,  en  ...  de  Heer  heeft  mij  toen,  terwijl  ik 
dat  ambt  bekleedde,  evenzeer  gesteund  en  zijn  macht 
ter  bescherming  van  mijn  leven  evenzeer  getoond  als 
toen  ik  het  ambt  van  apostel  bekleedde.  De  Heer  geeft 
zijn  steun  aan  iedere  man  die  een  deel  van  het  priester- 
schap draagt,  of  hij  nu  priester,  ouderling,  zeventig  of 
apostel  is,  als  hij  maar  zijn  roeping  verheerlijkt  en  zijn 
plicht  doet."  (Millennial  Star,  28  september  1905, 
blz.  610.) 

Johannes  de  Doper  herstelde  het  Aaronisch  priester- 
schap met  deze  woorden: 

„Aan  u,  mijn  mededienstknechten,  verleen  ik  in  de 
naam  van  de  Messias  het  Priesterschap  van  Aaron,  dat 
de  sleutelen  omvat  van  de  bediening  van  engelen  en 
van  het  evangelie  der  bekering,  en  van  doop  door  on- 
derdompeling voor  de  vergeving  van  zonden"  (LV  13). 

Jullie  -  onze  diakenen,  leraren,  en  priesters  -  hebben 
een  heilig  gezag  ontvangen.  Moge  de  engelen  je  be- 
dienen. Moge  de  macht  van  het  priesterschap  met  je 
zijn,  geliefde  jonge  broeders,  en  met  je  zonen  in  de 
toekomende  geslachten.  Ik  getuig  tot  je  dat  het  evan- 
gelie waar  is,  dat  het  priesterschap  een  grote  macht 
bezit,  een  leidende,  beschermende  macht  voor  hen  die 
het  Aaronisch  priesterschap  dragen.  D 


Uit  een  toespraak  gehouden  in  de  priesterschapsvergadering  van 
de  oktoberconferentie  1981. 


-«■■■■      V